2 punt omschrijving bijlage bli 12. Verlenen van een bijdrage h fonds perdu ingevolge de clubhuisregeling ten be hoeve van de verbouw en inrichting van de v.m. kleuterschool aan de Canade- zenlaan tot boksaccommodatie door de boksvereniging Frisia. 174 1 13. Verzoeken om medewerking ingevolge artikel 72 van de Lager-onderwijswet 1920, juncto artikel 183 van het Besluit buitengewoon onderwijs 1967 en artikel 50 van de Kleuteronderwijswet. 175 li 14. Het aanbrengen van stil-alarm installaties in enkele schoolgebouwen voor open baar- en bijzonder onderwijs. 178 li 15. Aanschaffing computerapparatuur ten behoeve van de gemeentelijke scholen voor voortgezet onderwijs alsmede de gemeentelijke PABO. 183 1 16. Wijziging artikel 1 Overlegverordening en artikel D 13 Algemeen Ambtenaren reglement. 168 17. Wijziging Bezoldigingsverordening 1960. 173 2 18. Vaststellen Verordening bruggeld 1984. 181 19. Wijzigen van de gemeentebegroting en van de begrotingen van de Dienst Stads ontwikkeling en de Dienst voor Sport en Recreatie voor het dienstjaar 1984. 184 De Voorzitter: Ik open de vergadering. Er is bericht van verhindering binnengekomen van de heer De Beer en de heer Buurman die met vakantie is. De heer Pruiksma komt iets later. Punt 1. De notulen worden ongewijzigd vastgesteld. De Voorzitter: Bij de agendapunten 2 en 3 zullen desgevraagd inlichtingen worden gegeven door de heer Janssen Punten 2 en 3 (bijlagen nrs. 179 en 180). Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig de voorstellen van de Raadsadviescommissie voor de Beroep en Bezwaarschriften. De Voorzitter: Ik dank de heer Janssen rechthartel ijk voor de door hem verleende bereidheid om al Ie moeilijke vragen te beantwoorden. Punt 4. Rondgezonden mededelingen. De Voorzitter: Naar aanleiding van punt N van de mededelingen is een tweetal brieven binnenge komen. De eerste brief is van het Frysk Orkest; de tweede brief is van de Kunstenbond FNV. Ik stel de raad voor beide brieven in de beschouwingen te betrekken bij behandeling van genoemd punt van de mededelingen Sub A t.e.m. F. De berichten, de rapporten en de brieven worden voor kennisgeving aangenomen. Sub G. De Voorzitter: Dit punt luidt: Brieven van 16, 21 en 24 april 1984 van de heer W.J.H. Drent in zake aanvraag taxivergunning De heer Timmermans: In december 1983 heeft de raad een motie aangenomen waarin hij heeft uit 3 gesproken van mening te zijn dat de aanvraag van de heer Drent, voor het verkrijgen van een bedrijfs- vergunning, dient te worden gehonoreerd. Thans hebben b. en w. besloten de aanvraag niet ontvanke lijk te verklaren. Het ligt voor de hand daar enige kanttekeningen bij te plaatsen. Ik wil vooropstellen dat het niet zinvol is om hier aan de hand van het vrij omvangrijke beschikbare cijfermateriaal een wel- les-nietes discussie te voeren. Geconstateerd kan worden dat er zowel gegevens zijn die wijzen in de richting van een stagnerende taximarkt, als cijfers die wijzen op een groeiende taximarkt. Met name het gegeven dat deze laatste cijfers door de Taxi-adviescommissie nauwelijks worden weerlegd, is voor de meerderheid van onze fractie aanleiding om op zijn minst twijfels te hebben over de harde conclusie van deze commissie. Deze twijfel, in combinatie met het eerder uitgesproken principiële bezwaar tegen een situatie waarin de overheid een monopoliepositie van een particulier bedrijf gestand doet, leidt er toe dat de eerdergenoemde meerderheid van onze fractie in dit geval de aanvrager het voordeel van de twijfel wil geven. Wij betreuren derhalve het besluit van het college. De heer Dubbelboer: ln grote lijnen heeft de heer Timmermans al een relaas gegeven van de feite lijkheden vanaf 12 december 1983. Ik sla dat dus maar over. Als ik zie wat er op basis van de cijfers geconcludeerd wordt, dan spijt mij dat, zeker ook gelet op de uitspraak die de raad op 12 december 1983 gedaan heeft, ten zeerste voor de heer Drent. Ik constateer vervolgens dat het college op grond van de cijfers - als je die interpreteert zoals het college gedaan heeft - niet anders kan dan tot niet ontvankelijkheid concluderen. Ik zeg daar nogmaals bij: helaas. Een heel andere zaak, mijnheer de voorzitter, is dat hier iemand die, zonder ook maar bij wie aan te kloppen om enige vorm van subsidie of overheidssteun, helemaal gemangeld wordt tussen de over heidsvoorschriften. Wij hebben ons laten manoeuvreren in een situatie waarin wij eigenlijk niets anders kunnen dan wat er nu gebeurd is. Maar het is wel zo dat wij meewerken aan de monopolisering van het taxibedrijf in Leeuwarden. Formeel zijn er weliswaar twee taxibedrijven in Leeuwarden, maar het ene kleine bedrijf is volgens mij nauwelijks van betekenis. Nu is er iemand die, zonder dat die waar dan ook om steun aanklopt en zegt: ik wil een boterham gaan verdienen in het edele taxibedrijf, wordt ge mangeld. In een tijd van deregulering doet mij dat wat vreemd aan. Deregulering staat bij de overheid hoog in het vaandel. Door diezelfde overheid wordt betrokkene in een hoek gezet waar de raad, gelet op zijn uitspraak van 12 december 1983, hem niet wil hebben. Ik vraag mij dan ook af of het college - ik geef toe dat dat voor de heer Drent in dit geval nog weinig oplossingen biedt - bereid is, op aan drang van de raad, eens te kijken of er wat aan de regels kan worden gedaan. Ik neem aan dat het uitspreken van de niet ontvankelijkheid op grond van de cijfers zoals die er liggen ook uitsluitend gedaan is op grond van die cijfers en dat er niet ergens een achterliggende ge dachte is van: wij willen geen tweede taxibedrijf. Als mijn conclusie juist is dan zou ik graag van het college willen dat er stappen worden ondernomen, via de daarvoor geëigende wegen, om versoepeling van de regels, opdat wij in de vrije concurrentie weer eens een tweede taxibedrijf in Leeuwarden kun nen krijgen. Mevrouw De Haan—Laagland is inmiddels ter vergadering gekomen. De hear Jansma: Ik wol begjinne mei te sizzen dat in fersyk om fergunning in saak is van b. en w. Wannear't wy as ried miene dat b. en w. harren wurk net goed dien hawwe, dan kinne wy dat wurk of- karre. Us fraksje is der net oan ta. De ried hat yn mearderheid op tolve desimber 1983, troch yn te stimmen mei in moasje fan de hear Timmermans, ütsprutsen dat der lanlik sprake wêze soe fan in groei- merk, dat der oerwegende prinsipiële beswieren besteane tsjin in situaasje wêryn ien partikuliere under- nimmer op in dielterrein fan it iepenbier ferfier in monopoaljeposysje ynnimt en dat it winsklik is dat in mje oanfraach foar in bedriuwsfergunning iionorearre wurde moat. Yntusken is der in nij undersyk ynsteld nei de bedriuwsresultaten. De konklüzje fan it rapport is dat der yn Ljouwert sprake is fan in ferminde- ring fan it taksyferfierWer't it op grun fan de Taksyferoardering om giet is oft der sunt de beslissing fan b. en w. om de hear Drent gjin fergunning te ferlienen wichtige feroarings fan feiten en omstannichhe- den harren foardien hawwe. Wolno, dy binne ut it ynstelde undersyk net nei foaren kommen. Op in oare wize hawwe wy der ek gjin weet fan. De konklüzje kin dan neffens us ek allinne mar wêze dat de oan fraach fan de hear Drent net untfanklik ferklearre wurde moat. In oare beslissing soe neffens us wize fan sjen de tapassing fan de Taksyferoardering geweld oandwaan. Foar de folsleinens, mynhear de foarsitter, dit stanpunt wurdt yntusken troch de hiele CDA-fraksje dield. Wy geane dus akkoart mei it under punt G fan de meidielingen neamde kolleezje-ütstel Mevrouw Van der Werf: Ook mijn fractie heeft twijfels over de conclusie van de Taxi-adviescom missie. In de eerste plaats vinden wij het onderzoek, op basis waarvan de toetsing van deze aanvraag

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1984 | | pagina 2