36
Yn it riedsbrief stiet by eintsjebeslót dat de sinjalen ut de befolking en fan de ynstellingen oer de
finansiële situaasje fan de minima bysunder driuwend fan aard binne. Wy merkbite dat ek. Us fraksje
wol net neilitte yn dit ferban op te merken dat eltse snein ek yn de Ljouwerter tsjerken troch middel fan
bydragen oan de diakenij foar tuzenen gunen ynsammele wurdt, wêrtroch minsken, dy't tusken wal en
skip falie, help bean wurde kin. Help oan de neiste en dat njonken de grutte bedragen dy't ophelle wur-
de foar untwikkelingshelp. Mei alle lekken en brekken bartdatal generaasjes lang. Ek no, just om't,
sa as it yn it riedsbrief stiet, de utkearingsnoarmen c.q. it minimum-lean te min rekken halde mei yndi-
viduele omstannichhedenDêrom pleitsje wy mei it kolleezje foar in werstrukturearjen fan de utkea
ringsnoarmen. It CDA en de partijen dêr't it ut untstien is, hawwe fan it oanbegjin mei oaren fochten
foar it untstean fan in sosiaal fersekeringssysteem, wêrby troch middel fan wetten en regelingen de min
sken rjochten krigen hawwe. De solidariteit ferplichtet us ta in bysundere oandacht foar de finansiële en
sosiale besteansbetingsten fan de swakken, wêrtroch ek hja ferantwurd diel nimme kinne oan us maat-
skippij, sa stiet yn ós gemeentlik CDA-programmaIt is ek om dy reden, mynhear de foarsitter, dat wy
ynstimme mei it utstel sa as dat yn it riedsbrief oan us foarlein is.
Mei de yntsjinne moasjes hawwe wy hiel grutte muoite. Moasje I begjint mei: "overwegende dat,
zowel uitgegevens van de Gemeentelijke Sociale Dienst, als ui t ervaringen van individuele en groepen
uitkeringsgerechtigden gebleken is dat de huidige bijstands- en RWW-uitkeringen te laag zijn om te
kunnen voorzien in de algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan,". It wurd "gebleken" wol ik
einliks sa utlizze. Dat de utkearingen te leech binne moat folslein en oertsjugend oantoand wêze. Wy
kinne dat as gemeente net oantoane, want wy hearre dat oer te litten oan it ryk, om't it hjir giet om
ryksbelied. Op dit punt binne wy it dan ek iens mei it kolleezje. It is ek net us taak us ut te sprekken
oer it feit dat it 1 july-pakket net te oanfurdigjen is. Dat is in taak fan it ryksregear. Wy stypje net de
miening dat der sprake is fan in "falend rijksbeleid". Wy wolle wol in warskoging jaan. Om dy reden
binne wy it net iens mei moasje I.
Yn moasje II stiet: "besluit b. en w. op te dragen in overleg met de directie van de Gemeentelijke
Sociale Dienst hiertoe de noodzakelijke stappen te ondernemen." Ik haw my even offrege oft de direk-
teur fan de GSD miskien us sande wethalder is. Der waard earne sein dat it kolleezje fan deputearre
steaten us sechste wethalder is. De direkteur van de GSD is miskien us sande wethalder wol, mar ik tink
dat dat net sa bedoeld is yn de moasje. Ik kin my net foarstelle dat in him seis respektearjend kolleezje
fan b. en w. him troch de ried opdrage lit, want sa stiet it der, stappen te undernimmen yn oerlis mei
de direkteur fan de GSD. Soe it kolleezje dat seis net ofkinne? It stiet yn it foar fêst dat de Kroan de
gemeente op juridyske grunen yn i t ungelyk stel Ie si IDat haw ik niis ek al seinWy wol Ie net oan sa'n
proses, datallinne mar publisitère wearde hat, meiwurkje.
Mevrouw De Jong: Hoewel ik het in grote lijnen eens ben met de inhoud van de raadsbrief en die
ook onderschrijf, gaat mij die duidelijk niet ver genoeg. Het 1 juli-pakket is voor mijn partij onaan
vaardbaar. Wij vinden daarom dat wij een duidelijk signaal in de richting van Den Haag moeten laten
horen. Wij moeten niet alleen spreken over een korting, maar wij moeten ook constateren dat het tekort
waar een groot aantal mensen elke dag mee te kampen heeft op dit moment reeds onaanvaardbaar is. Eer
verdere korting raakt naar ons idee beslist kant noch wal.
Wat het proefproces betreft het volgende. Zelfs al heeft zo'n proces volgens de raadsbrief alleen
publicitaire waarde, dan nog vindt mijn partij het verantwoord dat uit te voeren. Misschien dringt het
dan eindelijk tot bepaalde Haagse kringen door dat de mensen het water tot de lippen is gestegen.
Het inkomensbeleid is uiteraard een zaak van de rijksoverheid, maar het is wel de gemeente die di
rect met de gevolgen daarvan te maken krijgt en dat dagelijks op vaak de meest schrijnende manier.
Vandaar ook dat ik van harte beide moties mee heb ondertekend en zal ondersteunen.
Ik wil ook nog even ingaan op de woorden van de heer Jansma van de CDA-fractie. Ik kan niet be
oordelen of er in 1973 82% minder koopkracht was, maar ik neem aan dat de heer Jansma dat nagetrok
ken heeft. Zelfs als dat zo is, dan wil ik toch wel zeggen dat de mensen in die periode perspectief had
den op werk en dus op een menswaardiger positie. De positie was toen duidelijk veel beter dan op dit
moment. De mensen die op dit moment van een uitkering moeten rondkomen, zitten in een situatie
waarin weinig of geen perspectief is.
Ik heb mij verwonderd over de opmerking van de heer Jansma dat de diaconieën zoveel geld bin
nenhalen. Ik dacht dat wij hadden gevochten voor het krijgen van een sociaal systeem en rechten. Als
er één ding is waar wij beslist niet naar terug moeten, dan is dat naar een extra uitkering via de kerken,
hoe goed dat ook bedoeld is. Dat geeft juist duidelijk te kennen hoe ver wij thans zijn en hoe hard wij
een duidelijk nee moeten zeggen tegen de plannen van de regering. Er moet beslist niet verder worden
gekort.
37
De heer De Vries (weth.): Ik kan nauwelijks de lust onderdrukken om toch een politiek verhaal te
houden, maar ik heb van de heer Burg een waarschuwing gekregen dat ik het in de commissievergadering
te bont heb gemaakt. Laat ik volstaan met de volgende opmerkingen. Alles wat wij doen ten aanzien
van de sociale wetgeving is een zaak die het hele Nederlandse volk regardeert. Alles wat wij willen
doen om ruimte te scheppen is een politieke beslissing. Hebben wij die offers er wel of niet voor over?
Onze sociale wetgeving is erg duur geworden. Ik hoef maar te wijzen op het feit dat onze gemeente uit
eigen middelen drie miljoen gulden per jaar moet bijpassen op de instandhouding van de verzorgingste
huizen. Een en ander betekent dat wij van het rijk 27 miljoen gulden moeten krijgen voor de ongeveer
duizend bewoners in onze verzorgingstehuizen. Maar wij hebben dat geld er voor over, omdat wij met
elkander stap voor stap naar deze situatie zijn gegroeid. Wij moeten echter bezuinigen, dat is een zaak
die evident is. Maar het komt er wel op neer hoe wij bezuinigen. Hoe verdelen wij de zaak en hoe ver
delen wij rechtvaardig de armoe? Hoe kunnen wij de bezuinigingen zo spreiden dat alle groepen naar
rato en draagkracht inleveren? Bij dat punt zet ik een heel groot vraagteken.
De 1 juli-maatregel is in zicht. Bovendien is vorige week de mededeling gedaan dat er enige hon
derden miljoenen guldens aan belastinggelden zullen worden terugbetaald. Ik vraag mij dan wel af waar
wij mee bezig zijn, omdat wij weten, dat is vanavond ook algemeen geconstateerd, dat steeds meer
mensen door de verlaging van de uitkeringen in ernstige financiële moeilijkheden zijn gekomen. Ik weet
nietwaar de grens ligt, want die kunnen wij moeilijk aangeven. Deze grens is arbitrair en is voor heel
wat mensen verschillend. Ik heb een dierbaar familielid dat de Algemene Ouderdomswet (AOW) als een
enorme zegening heeft ondervonden. Zij heeft nog nooit in haar leven zo'n ruim bestaan gekend dan
sinds het moment dat zij een ouderdomsuitkering kreeg. Andere mensen van haar leeftijd zeggen dat zij
niet toekunnen met de uitkering. Voor ieder gezin is dat verschillend. De naam van mevrouw Schouw-
stra is vanavond een paar keer gevallen. Zij heeft aan de hand van haar boekhouding aangetoond dat ze
apert tekort komt. Dat tekort is er, uitgaande van de situatie waarin zij leeft. De situatie zal echter
waarschijnlijk voor ettelijke anderen genuanceerder en anders liggen.
Het betoog van de heer Jansma heeft mij bijzonder aangesproken voor wat betreft de schets van de
ontwikkeling van onze sociale voorzieningen. Doordat de heer Jansma in deze sector werkzaam is, weet
hij ook waar hij het over heeft. Ik ben ook blij dat de heer Jansma zegt dat zijn fractie weliswaar de
constatering van een falend rijksbeleid te ver gaat, maar dat hij toch duidelijk een waarschuwing wil
geven. Ik beluister hierin ook de geest en de sfeer van waaruit Harm van der Meulen van het CNV
werkt. De opmerking van de heer Jansma over de brief van het CNV is terecht. Het CNV heeft onze
raad aangetoond dat wij op bepaalde zaken toch wel alert moeten zijn en dat wij dreigen uit te glijden.
De interventie van de heer Burg komt er op neer dat wij met elkaar bezig zijn krokodilletranen te
huilen. Die opmerking heeft mij nogal geschokt. In het raadsstuk zijn geen krokodil letranen aange
voerd. Er is een heel objectieve en zuivere weergave gegeven van de situatie zoals wij menen dat die
er op dit ogenblik in Leeuwarden uitziet. Ik betreur het dat wethouder Kessler vanavond niet zelf dit
raadsstuk kan verdedigen. Hij heeft het vermoedelijk beter dan wij hier op dit moment. Wethouder
Kessler heeft echter dit stuk heel zorgvuldig, te zamen met de secretarie-afdeling die daar de eerste
verantwoordelijkheid voor draagt, opgebouwd. Wij hebben ook in het college hierover diepgaand met
elkander van gedachten gewisseld. Wij staan collectief volledig achter de inhoud van de raadsbrief.
Behalve de heer Burg hebben alle andere fracties, de ene wat sterker dan de andere, benadrukt dat
ook zij achter de inhoud van deze raadsbrief staan. Voor het CDA hoeft niet verder te worden gegaan,
want men vindt de opstelling van b. en w. voldoende. PvdA, PAL en D'66 vinden dat de zaak aange
scherpt moet worden en dat er nader aangegeven moet worden waar het inhoudelijk precies om gaat. In
tal van opzichten kunnen wij inhoudelijk een heel eind met de betreffende motie mee gaan. Er worden
namelijk min of meer telkens zaken in geconcludeerd, die ook in de raadsbrief zijn aangeroerd. Wat de
inhoud van de motie betreft zal ik zo meteen nog op een enkel punt terugkomen.
Samenvattend is het zo dat wij in een situatie zitten waarin voor een niet onbeduidend aantal Ne
derlanders de inkomsten dalen en de uitgaven stijgen. Dat veroorzaakt pijn. De betreffende gezinnen en
individuele personen komen daardoor in een situatie terecht waarin men ontmoedigd raakt en het niet
meer ziet zitten. Wij hebben gezegd dat eens exact nagegaan moet worden waar voor de individuele
mensen in deze situatie - deze zaak moet niet alleen in macro-economische termen worden vertaald -
nu eigenlijk de grens ligt voor het niet meer kunnen dekken uit de uitkering van de kosten van het be
staan. De heer Jansma heeft gesignaleerd dat daarover een advies-aanvraag ligt bij de SER. Wij zouden
ons daar graag aan willen conformeren, om eens te kijken hoe dit bij uitstek deskundige college in de
zen - met betrekking tot een aantal punten is er de laatste tijd nogal verschillend geadviseerd - de re
gering adviseert. Het gaat thans om de noodzakelijke kosten van het bestaan. Het moet naar mijn ge
voel mogelijk zijn een eenduidige opstelling en waardering te bereiken wat dat betreft.
Ik ga dan nu terug naar de gezamenlijke opstelling van PvdA, PAL en D'66. Ik wil eerst iets zeg-