10 zullen er toch zeker drie, vier maanden nodig zijn - tenminste als het een goede nota moet worden en ik dacht dat dat wel de bedoeling is - voordat feitelijk kan worden begonnen met het schrijven van die nota. Met andere woorden, een concrete toezegging kan ik moeilijk doen. Het verschijnen van de eva luatienota zal waarschijnlijk zijn aan het eind van de eerste helft van het volgend jaar, dan wel aan het begin van de tweede helft. De Voorzitter: Er is van mijn kant, in aansluiting op de bal die mij is toegespeeld, geen enkel be zwaar om in de Commissie voor Bestuurlijke Aangelegenheden te praten over inpassing van facetbeleid in de organisatiestructuur van het gemeentelijk apparaat. Ik geef er wel de voorkeur aan om eerst in overleg te treden met de Commissie voor Bestuurlijke Aangelegenheden over de vraag op welke wijze wij dat zouden kunnen doen. Het gaat hier namelijk om een problematiek - ik realiseer mij dat ik nu ook in de discussie treed, maar ik moet het toch even zeggen -, die men niet in een handomdraai op lost. Vooral in de na-oorlogse periode hebben wij ons in de gemeentelijke sfeer beziggehouden met fa cetbeleid, terwijl in het kader van het nieuwe politieke denken, zoals dat na de jaren zestig en zeven tig is ontstaan, allengs meer de roep is gekomen naar geïntegreerd beleid en het met elkaar in verband brengen van de verschillende beleidssectoren. Daar kom je nu dan toch eigenlijk weer op terug als je die discussie aangaat. Maar er is natuurlijk niets op tegen om daar nog eens met elkaar over te praten. Ik zou mijn toezegging zo willen formuleren dat ik dit punt eerst in de Commissie voor Bestuurlijke Aan gelegenheden wil bespreken om te bekijken op welke wijze de leden daarvan deze zaak aan de orde ge steld willen zien en aan de hand van welke vraagstelling. Dc heer Duijvendak: Ik zal eerst ingaan op het punt van de behandeling in de Commissie voor Be stuurlijke Aangelegenheden van het facetbeleid en de horizontale werkstructuur. Ik ben blij met de toe zegging van zowel de wethouder als de voorzitter dat deze materie in genoemde commissie aan de orde wordt gesteld. Het lijkt mij niet zinvol om daarop nu verder in te gaan, want er zou misschien ook aan de hand van ervaringen van de afgelopen tijd heel wat te zeggen zijn over de problemen die zijn opge treden nadat de integrale werkstructuur is ingegaan. Maar laten wij die discussie maar in de Commissie voor Bestuurlijke Aangelegenheden voeren. Wat de evaluatienota betreft het volgende. Ik ben blij met de toezegging van wethouder Kessler dat deze nota er komt. Het lijkt mij wel nodig - dat heb ik ook in eerste instantie gezegd - dat de nota op korte termijn in de raad wordt besproken. Met name over de termijn wil ik nog even doorpraten, want wat dat betreft ben ik met het antwoord van de wethouder bepaald niet tevreden. De termijn die hij heeft genoemd, namelijk de tweede helft van het volgend jaar, is veel en veel te laat. Want wij zitten dan namelijk in het laatste jaar dat dit college zijn programma hoort uit te voeren en het is wat vreemd om dan nog een keer te kijken wat daar van terecht is gekomen. Het lijkt mij goed dat de raad tussentijds eens gaat bijsturen, ook al omdat na december 1980, als ik mij goed herinner, nooit meer in tegraal over emancipatiebeleid gesproken is. Toen was het de laatste keer dat er gesproken is over de emancipatienota van de gemeente, die eigenlijk alleen maar betrekking had op het personeelsbeleid. Maar daarna is er nooit meer gesproken over andere aspecten die in die nota beloofd zijn. Wanneer het collegeprogramma iets voorstelt - het emancipatiebeleid is een van de hoofdprioriteiten daarvan - dan moet het mogelijk zijn om binnen de secretarie-afdeling Welzijn een hoge prioriteit te stellen aan het schrijven van de evaluatienota en moeten daar ambtenaren voor worden vrijgesteld. Ik wil dan ook aan de wethouder vragen of hij op zijn minst wil toezeggen dat de nota in de eerste helft van het volgend jaar, liefst aan het begin daarvan, gereed is. Dan kom ik nu bij de motie. Ik ben eigenlijk verbaasd over de reacties van de andere fracties en met name ook over datgene wat wethouder Kessler daarover gezegd heeft. De wethouder maakt heel duidelijk dat b. en w. al een aantal besluiten op dit terrein hebben genomen. Wij kunnen natuurlijk heel hoopvol zijn dat wij b. en w., via een uitstekend advies van de Commissie voor Emancipatie-aan gelegenheden, alsnog op andere gedachten kunnen brengen, maar er ligt nu al een aantal besluiten. Dat is ook de reden waarom de PAL-fractie heeft gezegd dat wij een en ander niet moeten overlaten acr, de Commissie voor Emancipatie-aangelegenheden - b. en w. hebben trouwens al gezegd dat deze com missie op een aantal punten niet mag adviseren -, maar dat wij ervoor moeten zorgen dat het volle ge wicht van de raad er tegen aan wordt gegooid om op die manier te proberen alsnog onze zin te krijgen. Dat gaat dan met name over duidelijkheid wat betreft de part-time banen - voordat de advertentie wordt geplaatst moet dat bekend zijn - en over de plaats op de secretarie die zou moeten worden ingenomen door de nieuwe beleidsmedewerksters. Wethouder Kessler heeft gezegd dat dit een zaak is die moeilijk in een plenaire vergadering van de raad besproken kan worden, omdat hier ook personele kanten aan vastzitten. Wat dat betreft heeft hij wel gelijk, als hij daarmee tenminste bedoelt dat de raad geen zicht heeft op de specifieke deskundigheid van ambtenaren op bepaalde plaatsen. Maar het lijkt mij 11 heel goed mogelijk om in de raad in zijn algemeenheid te praten over vragen als: moet iemand binnen een specifieke afdeling werken, kan die direct werken onder de wethouder of moet er een aparte functie gecreëerd worden. Er zijn genoeg andere gemeenten bekend waar het werk op een andere manier geor ganiseerd is. Wat dat betreft is het thans voorgestelde niets nieuws. Het moet mogelijk zijn om daarover op korte termijn met elkaar van gedachten te wisselen. De andere fracties zouden er dus goed aan doen om onze motie wel te steunen, omdat wij bij voorbaat al weten dat het ons eigenlijk "verboden" is om b. en w. over andere punten te adviseren. Je kan nu wel zeggen dat wij dat in de commissie wel zien, maar als je van tevoren al weet dat b. en w. zich van het advies van de commissie niets aantrekken, dan lijkt het mij niet zo verstandig om je op die manier monddood te laten maken. (Mevrouw Branden— burg—Sjoerdsma: Ongevraagd advies geven kan altijd!) Dat kan natuurlijk altijd, maar als je van tevo ren weet dat b. en w. er toch niets mee doen, dan lijkt mij dat niet zo zinnig. Mevrouw Vlietstra: Ik deel de onvrede van PAL wat betreft de termijn waarop de evaluatienota is toegezegd. Ik vind de tweede helft van 1985 ook veel te laat, want dan hebben wij geen gelegenheid meer om bij te sturen. Met klem wil ik er dan ook op aandringen dat de nota in het begin van de eerste helft van 1985 verschijnt. Hoe eerder, hoe beter zou ik willen zeggen. Ik zie niet in waarom de evalu atienota per se geschreven moet worden door die twee nieuwe vrouwen, want volgens mij zijn er ook wei andere ambtenaren die dat zouden kunnen doen. Het zou natuurlijk plezierig zijn als die twee vrouwen de nota zouden kunnen schrijven, maar dat weegt voor mij niet op tegen het belang van het eerder hier aan de orde hebben van die nota. Komt die nota te laat, dan is het eigenlijk mosterd na de maaltijd. De heer Duijvendak heeft gezegd dat b. en w. al een aantal besluiten hebben genomen - dat klopt - en dat hoopvol zijn over datgene wat er met de adviezen van de commissie gebeurt weinig zin heeft. Ik ben inderdaad ook niet erg hoopvol, alleen zie ik niet zo goed het alternatief om dan in de raad te discussiëren over de plaats van die specifieke ambtenaar in de organisatie. Ik ben dan toch ge neigd om mij zelf op dit moment als een van de leden van de commissie zeer serieus te nemen en te zeg gen dat wij, als b. en w. geen gevraagd advies willen, dan maar met een ongevraagd advies moeten komen. Ik ga er vanuit dat b. en w. ook dat advies niet zo maar naast zich neer zullen leggen. De heer Duijvendak heeft aan het eind van zijn betoog nog gezegd dat wij deze discussie wel wat in zijn alge meenheid in de raad zouden kunnen voeren. Deze discussie moeten wij volgens mij nu juist in de Com missie voor Bestuurlijke Aangelegenheden voeren en niet in de eerste plaats in de raad. Ik blijf bij datgene wat ik in eerste instantie over de motie gezegd heb, namelijk dat wij die niet zul len steunen Mevrouw Willemsma—de Jong: Wij kunnen meegaan met het antwoord van de wethouder over de eva luatienota. De wethouder noemde met name drie partijen, die zich over deze nota hebben uitgelaten. Wij hebben onze reactie zakelijk gehouden, net zoals dat het geval is met het antwoord van b. en w. Maar nu er zo op de evaluatienota wordt ingegaan, kan ik wel zeggen dat wij het collegeprogramma hebben ondersteund en dat wij dus meegaan met de evaluatie. De behandeling van de kwestie in de Commissie voor Bestuurlijke Aangelegenheden zullen wij steunen. De heer Kessler (we+h.): De raad vindt de tweede helft van volgend jaar te laat als tijdstip waarop de evaluatienota verschijnt. Ik kan daar wel in meevoelen en ik wil daarom een poging wagen om in de eerste helft van het volgend jaar de nota te laten verschijnen. Overigens moet ik hier wel één ding aan toevoegen. Er wordt nu zo gemakkelijk gesteld dat een aantal ambtenaren van de afdeling Welzijn de evaluatienota maar moet gaan schrijven, maar zo gemakkelijk is het niet. Te meer niet omdat het colle ge niet van plan is alle werkzaamheden ten aanzien van het emancipatiebeleid stop te zetten totdat de evaluatienota geschreven is. Nee, wij moeten, ondanks de ontstane problemen, doorgaan met het ont wikkelen van het emancipatiebeleid. Er is een toezegging aan de raad gedaan dat hem aan het eind van dit jaar, ik hoop dat dat lukt, een aanvullend hoofdstuk van de Nota Werkgelegenheid gepresenteerd wordt. Op dit moment zijn wij binnen de afdeling Welzijn bezig om te kijken hoe wij in de overgangs periode toch wat capaciteit vrij kunnen maken om die toezegging gestand te doen. in die zin is het moeilijk om daar bovenop nog eens een keer nu alvast mensen met de evaluatienota aan de gang te laten gaan. Met andere woorden, ik wil een moedige poging wagen om in de eerste helft van het volgend jaar de evaluatienota in de raad aan de orde te stellen en te bespreken. Op dit moment wordt toch ook al gewerkt, voor zover dat gelet op de beperkte ambtelijke capaciteit mogelijk is, aan de voortzetting van het emancipatiebeleid op andere onderdelen. Tot slot nog een opmerking over de organisatorische problematiek. Ik ben het met mevrouw Vlietstra eens dat het in zijn algemeen bespreken van de materie in feite de discussie is die wij in de Commissie voor Bestuurlijke Aangelegenheden binnenkort gaan voeren.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1984 | | pagina 6