26
27
handhaving van de eigen identiteit toelatingscriteria stellen, zijn dan per definitie niet subsidiabel.
Hiermee hangt samen de vraag, zie ook artikel 9 van de Algemene Subsidieverordening, of bij subsidie
ring zogenaamde democratiseringsvoorschriften kunnen worden gesteld. Het gaat daarbij om zowel de
externe toegankelijkheid van instellingen - het toelatingsbeleid van leden en dergelijke - als om de in
terne toegankelijkheid - invloed van personeel, cliënten enz. op het bestuur. In reeds genoemd artikel
10 gaat het over de externe toegankelijkheid. De enige legitieme mogelijkheid voor de overheid om de
democratiseringsgedachte door te voeren is dat in het burgerlijk recht ter zake regels worden gesteld,
dus onafhankelijk van de subsidieverlening. Het behoeft overigens geen betoog dat wij daar in het alge
meen geen voorstander van zijn. Naar onze mening is de praktijk, die momenteel bestaat met betrek
king tot de democratiseringsvoorwaarden, in strijd met het beginsel van behoorlijk bestuur dat een be-
voegheid moet worden gebruikt voor het doel waartoe zij is gegeven; het verbod tot détournement de
pouvoir. Als instellingen om principiële redenen een selectief toelatingsbeleid wensen te voeren is dat
hun zaak. Subsidie mag dan niet worden gebruikt om deze instellingen "open te breken". Overigens zij
opgemerkt dat van rijkswege nog geen democratiseringseisen gelden voor instellingen die.buiten het so
ciaal-cultureel werk vallen.
Bij artikel 40 van de Algemene Subsidieverordening maakt het college nog een opmerking over po
sitieve discriminatie. Ik citeer: .dat wij bereid zijn om in de sfeer van de aanbevelingen in een
brief aan de instellingen, die in hun personeelskosten worden gesubsidieerd, de gemeentelijke uitgangs
punten voor een voorrangsbeleid voor vrouwen bij de aanstelling van nieuw personeel onder de aandacht
te brengen." Och, het klinkt allemaal zo onschuldig, mijnheer de voorzitter. Maar in feite wordt hier
gesteld: Wilt u steun? Dan aan de teugel! Maar niet te strak, want wij zijn slechts een comité van
aanbeveling. Wij hebben het alleen maar onder uw aandacht willen brengen. Wij zouden wel verder
willen gaan, maar jammer genoeg hebben wij geen sancties. Ik heb in de commissievergadering al ge
zegd dat de overheid hier te ver gaat. Ik bepleit minder opdringen van de overheid, meer ruimte voor
het particulier initiatief van de door de overheid gesubsidieerde instellingen. Overheidssteun kan voor
particuliere instellingen een goede steun zijn, maar deze subsidie mag naar mijn oordeel niet worden
gebruikt als teugel om daarmee het beleid van die instellingen te bepalen of te benvloeden. Al eten
instellingen uit de gemeenteruif, daardoor wordt de gemeente nog niet hun bestuurder. Wel steun, geen
teugel. Geen opdringerige aandacht van Heer Albedil.
Een enkele opmerking nog over de Subverordening Specifiek Welzijn, waarbij ik mij wil bepalen
tot de hoofdlijnen. Op bladzijde 73 van deze subverordening wordt in paragraaf 2 Vormings- en ontwik
kelingswerk voor volwassenen onder artikel 2, sub c, gesproken over samenwerking met andere instellin
gen. Ik wil graag de verzekering van het college dat deze samenwerking de identiteit van de organisa
ties onverlet moet laten. De eis wordt wel gesteld aan kleinere instellingen om te fuseren of samen te
werken met niet gelijk gerichte instellingen. Dit is een eis die de identiteit van de instelling onder
graaft en daarom niet gesteld mag worden. Men kan werken aan de identiteit, maar ook werken vanuit
de identiteit.
Eenzelfde opmerking kan geplaatst worden bij het gestelde op bladzijde 93 van de subverordening
in paragraaf 7 De ontwikkeling van plangebied-organisaties, artikel 1, sub b. Ik ben van mening dat
een decentrale organisatiestructuur als een plangebied-organisatie niet ten koste mag gaan van levens
beschouwelijke instellingen. Zij hebben vaak een voedingsgebied dat groter is dan het plangebied.
Voor het overige verwijs ik naar de discussie in de vergadering van de commissies.
De heer Duijvendak: In de gecombineerde vergadering van de Commissie voor Welzijnsaangelegen-
heden en de Commissie voor de Financiën hebben wij uren gepraat over de nu voorliggende Algemene
Subsidieverordening en de daarmee samenhangende subverordeningen. Terecht, want er zitten nogal wat
ingrijpende voorstellen in deze zaken verwerkt. Uit de raadsbrief blijkt dat b. en w. onze kritiek seri
eus hebben genomen. Het zal dan ook niemand verbazen dat wij met de meeste wijzigingsvoorstellen die
b. en Wo in de raadsbrief doen akkoord gaan. In mijn verhaal zal ik dan ook vooral ingaan op onze
punten van kritiek die niet door b. en w. zijn overgenomen. Maar voordat ik toe ben aan de tekst van
de Algemene Subsidieverordening een drietal algemene opmerkingen vooraf naar aanleiding van vragen
die wij ons als fractie hebben gesteld.
Ten eerste. Hoe moet je de poging beoordelen om in principe zoveel mogelijk subsidiecriteria met
betrekking tot verschillende terreinen van het gemeentel ijk beleid in één algemene subsidieverordening
te willen vastleggen? PAL vindt dit in principe positief, omdat de besluitvorming met betrekking tot de
subsidieverlening inzichtelijker kan worden zowel voor de gemeenteraad als voor de subsidie vragende
organisaties. De onderlinge vergelijkbaarheid van de te beoordelen subsidieverzoeken wordt vergroot,
de subsidies worden aan dezelfde van tevoren bekende criteria getoetst en het woud van regels wordt in
geperkt. Discussies, zoals wij die bijvoorbeeld ieder jaar hebben bij de behandeling van het sociaal-
cultureel programma, over de vraag of bepaalde groepen überhaupt wel in aanmerking komen voor subsi
dies moeten aan de hand van deze verordening voortaan kunnen worden beslecht. Nu steeds weer terug
kerende vragen in de trant van: "Ja, maar" - in dit geval - "mevrouw de voorzitter, moet de gemeente
dit soort groepsactiviteiten nu wel steunen; u weet dat mijn fractie er grote moeite mee heeft", hoeven
na vanavond in die vorm in de commissie niet meer op tafel te komen. Als bepaalde fracties moeite heb
ben met het in principe subsidiabel zijn van bepaalde activiteiten, dan moeten er vanavond moties op
tafel komen waar dat uit blijkt. In dat verband ben ik er ook over verbaasd dat van de kant van het
CDA geen enkele motie is ingediend. Ik maak deze opmerking omdat wij wel een aantal moties zullen
indienen, aangezien wij ons realiseren dat wij vanavond zeer belangrijke beslissingen aan het nemen
zijn.
Ten tweede. Kunnen de naar aard en organisatie zeer verschillende groepen die afhankelijk zijn
van subsidie van de gemeente met deze regeling uit de voeten? Daarover hebben wij de nodige twijfels.
Hoezeer de gemeente de loftrompet ook steekt over vrijwilligers en vrijwilligersorganisaties, zeker in de
oorspronkelijke versie van de Algemene Subsidieverordening, echt rekening houden met het karakter van
dit soort organisaties doen b. en w. naar onze smaak nog steeds te weinig. Dit komt voornamelijk naar
voren in de termijnstelling voor de indiening van de aanvraag. Mevrouw De Haan is hier zonet ook uit
gebreid op ingegaan. Ook ik zal hier nog op terug komen. Wij zijn nog steeds van mening - dat is ook
uitgebreid in de commissie aan de orde geweest - dat uit de termijn die gesteld wordt voor indiening van
de aanvraag blijkt dat met name organisaties die professioneel zijn en ook huisvestingssubsidie hebben,
dus organisaties die afhankelijk zijn van structurele subsidies, duidelijk bevoorrecht worden boven vrij
wil I igersorga n isa t i es
Ten derde. In hoeverre is een subsidieverordening een politiek instrument waarmee je, bijvoorbeeld
als gemeente, jou minder welgevallige organisaties kunt uitsluiten van subsidie? Dit is een moeilijke
vraag. Wij zijn geneigd daarop te antwoorden: Slechts in heel beperkte mate is een subsidieverordening
een politiek sturingsmiddel. Alleen in extreme situaties, bijvoorbeeld wanneer uit de doelstelling of de
activiteiten blijkt dat een organisatie discrimineert, mag je als gemeente zeggen: dit is te gek, aan de
ze organisatie mogen wij geen geld geven. Terzijde, in de hoogte van je subsidie mag je natuurlijk al
tijd je politieke prioriteiten laten blijken. Hier gaat het om het principe van het subsidiabel zijn. Dus
ook organisaties, bijvoorbeeld een buurtorganisatie die tegen gemeentelijke plannen en gemeentelijk
beleid ingaat, moeten door de gemeente gesubsidieerd kunnen worden. De ruimte om oppositie te voeren
mag niet door een subsidieverordening worden verkleind. PAL is tegen Staphorster situaties. Wat dat be
treft zou het GPV het verhaal over de teugel en de ruif overal moeten toepassen. (De heer Buurman:
Het GPV kunt u niet vereenzelvigen met Staphorst.) Uw combinatie heeft een redelijk grote vertegen
woordiging in de raad van bijvoorbeeld de gemeente Staphorst. PAL is dus tegen Staphorster situaties,
waarbij organisaties die de zondagsrust verstoren automatisch van subsidie worden uitgesloten. Ook een
gemeenteraad met een linkse meerderheid zal democratische, rechtse organisaties gewoon moeten subsi
diëren. Versta ons goed: democratische, niet discriminerende organisaties.
Het "democratische" regelen wij door middel van de uitvoeringsregeling inzake het democratisch
functioneren van gesubsidieerde instellingen, die is opgenomen in het boekwerk over de Algemene Sub
sidieverordening.
Maar hoe staat het met het "niet discriminerende", afgezien van de mogelijkheid van positieve dis
criminatie? Regelen wij dat voldoende? Wij vragen ons af of in deze subsidieverordening voldoende is
geregeld dat organisaties die discrimineren tussen personen, bijvoorbeeld op grond van sekse, seksuele
voorkeur, ras en burgerlijke staat, bij voorbaat uitgesloten zouden kunnen worden - indien wij dat wen
selijk zouden vinden - van subsidie. Je zou kunnen zeggen: ja, maar in artikel 8 van de Algemene
Subsidieverordening staat toch dat instellingen die geen doel nastreven of middelen gebruiken die in
strijd zijn met de wet geen subsidie kunnen krijgen? Bovendien staat in de Grondwet in hoofdstuk I, ar
tikel 1, dat discriminatie wegens godsdienst, levensovertuiging, politieke gezindheid, geslacht of op
welke grond dan ook niet is toegestaan. Akkoord, maar de Wet gelijke behandeling is er nog steeds
niet. En in die wet zal nu juist geregeld worden dat niet alleen de overheid niet mag discrimineren
- want dat regelt de Grondwet -, maar dat ook binnen particuliere organisaties bepaalde vormen van
discriminatie onaanvaardbaar zullen zijn. Concreet; een christelijke school mag een leraar of lerares
niet op grond van zijn of haar homoseksualiteit bijvoorbeeld bij een sollicitatie afwijzen. De wet regelt
dus tot nu toe naar ons oordeel te weinig. Dan zou je kunnen zeggen dat wij ook nog beschikken over
artikel 25 van de Algemene Subsidieverordening, waarin staat dat gelden niet worden toegekend als de
activiteiten niet passen in het beleid van de gemeente. Afgezien van het feit dat door deze formulering
allerlei vormen van democratisch verzet tegen de gemeente nogal worden ingeperkt - ik kom daar nog
op terug - snijdt dit artikel meer hout dan de wet. Ook het collegeprogramma kent geen anti-discrimi
natie-artikelIk wil natuurlijk niet twijfelen aan de goede intenties van dit college, maar de helft van