28
het aantal wethouders is wel lid van een politieke partij, die op landelijk niveau het voorontwerp van
de Wet gelijke behandeling in ieder geval nog steeds tegenhoudt.
Onze conclusie is dat het geen kwaad kan om ter aanvulling van artikel 8 van de Algemene Subsi
dieverordening een anti-discriminatie-artikel op te nemen, waardoor duidelijk wordt waar je als ge
meente staat en je in ieder geval de mogelijkheid hebt om, als je dat zou willen, een organisatie waar
sprake is van ontoelaatbare discriminatie uit te sluiten van gemeentelijke subsidie. Of die discriminatie
dan ook nog verder wordt aangepakt is niet zozeer onze zaak en is onder anderen afhankelijk van het
wel of niet tot stand komen van de Wet gelijke behandeling. Op grond van bovenstaande overwegingen
hebben wij de volgende motie geformuleerd.
"De raad van de gemeente Leeuwarden, in vergadering bijeen op 22 oktober
1984,
behandelende agendapunt 22,
overwegende dat:
- in de Algemene Subsidieverordening de voorwaarden worden vastgelegd
waaraan organisaties moeten voldoen willen zij in aanmerking kunnen ko
men voor subsidie;
- deze voorwaarden ook betrekking kunnen hebben op de doelstellingen van
de organisatie, de middelen ter realisatie van deze doelstellingen en op
het verdere (intern) functioneren van organisaties;
- een van die voorwaarden is dat door subsidie aanvragende organisaties met
betrekking tot hun doelstellingen, middelen ter realisatie van deze doel
stellingen en overig (intern) functioneren geen ongerechtvaardigd onder
scheid gemaakt wordt tussen personen op grond van geslacht, seksuele
voorkeur, ras en/of burgerlijke staat,
spreekt uit:
dat artikel 8 van de Algemene Subsidieverordening als volgt luidt:
Voor toekenning van subsidie kan slechts in aanmerking komen een instelling
die:
a. geen doel nastreeft of middelen gebruikt die in strijd zijn met de wet;
b. noch in haar doelstellingen, noch in haar middelen/activiteiten ter rea
lisatie van deze doelstelling, noch in haar overig (intern) functioneren
ongerechtvaardigd onderscheid maakt tussen personen op grond van ge
slacht, seksuele voorkeur, ras en/of burgerlijke staat.
De motie is mede-ondertekend door de heer Siemonsma„ (De Voorzitter: De motie is voldoende onder
steund en maakt deel uit van de beraadslagingen.)
Nog een korte toelichting op de motie. In de motie wordt gesproken over "ongerechtvaardigd on
derscheid",, Je kunt je dan afvragen wat "gerechtvaardigd onderscheid" kan zijn. Ik zal een aantal
voorbeelden geven, zodat wij daarover direct niet een uitgebreide discussie hoeven te voeren. Ge
rechtvaardigd onderscheid in onze ogen kan zijn - ik noemde het al - positieve discriminatie van vrou
wen in een aantal situaties. Iets anders is wat duur heet "het onderscheid maken ter wille van de zede
lijkheid". Daarbij kun je bijvoorbeeld denken aan de realisatie van gescheiden douches in sportvoorzie-
ningen voor jongens en meisjes. Andere voorbeelden zijn dienstverlening op het terrein van de gezond
heidszorg, voor zover daarbij het geslacht bepalend is, onderscheid bij sport en spel dat wordt gerecht
vaardigd door een verschil in fysieke kracht, uithoudingsvermogen of lichaamsbouw. Dit zijn de uitzon
deringssituaties genoemd in het voorontwerp van de Wet gelijke behandeling. Ik kan mij voorstellen dat
een aantal mensen hier van schrikt en zegt: waar gaat hij zich allemaal mee bemoeien? Mijnheer Albe
dil is vanavond reeds genoemd. Ik wil er op wijzen dat het hier gaat om de beoordeling van subsidie
aanvragen. Daarbij is een aantal zaken uitgesloten. Wij subsidiëren als gemeente bijvoorbeeld niet ac
tiviteiten van godsdienstige aard en ook niet voorzieningen en activiteiten in verband met bezinnings
bijeenkomsten van levensbeschouwelijk karakter, want die sluiten wij uit met artikel 25, lid c, van de
Algemene Subsidieverordening. Ook zullen wij ons niet bemoeien met verenigingen of stichtingen die in
hoofdzaak gericht zijn op besloten bijeenkomsten. Dat staat geregeld in artikel 10, lid c, van de Alge
mene Subsidieverordening. Ik hoop dus dat wij daarover zo meteen niet hoeven te discussiëren.
Na deze drie vragen, wil ik nu verder gaan met de artikelen van de Algemene Subsidieverordening.
Wat voor soort subsidies gaat de gemeente geven? Eenmalige subsidies, de zogenaamde activiteitensub
sidies, en structurele subsidies, voor personeels- en huisvestingslasten. Vrijwilligersorganisaties zullen
veelal aangewezen zijn op eenmalige subsidies. Professionele organisaties zitten wat vaster op hun stoel
en krijgen structurele subsidies. Nu stellen b. en w. voor om niet alleen onderscheid te maken tussen
29
eenmalige en structurele subsidies, maar dit onderscheid ook nog te koppelen, in de Subverordening
Specifiek Welzijn bijvoorbeeld, aan bepaalde terreinen. Zo zullen organisaties die werken op het ter
rein van het vormings- en ontwikkelingswerk voor volwassenen en emancipatie-activiteiten alleen maar
eenmalige activiteiten-subsidies kunnen krijgen. Subsidies voor bijvoorbeeld huisvesting van het Vrou
wenhuis zullen dan uit een andere pot moeten komen. Wij vinden deze benadering principieel onjuist,
hoe begrijpelijk deze benadering misschien ook is vanuit historisch oogpunt. Toen waren de gelden uit
de rijksbijdrageregeling duidelijk als stimulering bedoeld. Daarbij zou je je ook nog kunnen afvragen in
hoeverre die stimulering alleen maar bedoeld was om activiteiten op het spoor te zetten of om ook acti
viteiten te realiseren die voor langere duur waren. Vanavond leggen wij echter met elkaar algemene re
gels ter subsidiering vast. Ik zie niet in waarom wij niet de mogelijkheid zouden openen om ook structu
rele subsidies te geven, onder de noemers Vormings- en ontwikkelingswerk voor volwassenen en Emanci
patie-activiteiten, aan groepen die onder die noemers kosten maken.
Wij moeten geen technocraten worden die, redenerend vanuit een bestaande subsidieverordening of
bestaande subsidie-praktijk, samenhangende aanvragen op één terrein gaan uitsplitsen over verschillen
de terreinen, die inhoudelijk niets met de aanvraag hebben uit te staan. Ook voor de politieke afwe
ging binnen en tussen sectoren lijkt ons dit zeer ongewenst. Een argument overigens dat b. en w. zelf
gebruiken als het gaat over de termijnen. De structurele componenten uit bijvoorbeeld de emancipatie-
pot zullen nu doorgeschoven worden naar hoofdstuk II, paragraaf 15 Overig Sociaal-cultureel werk van
de Subverordening Specifiek Welzijn. Daar worden zij overigens niet zoveel wijzer van, want ook daar
staat dat alleen eenmalige subsidies mogelijk zijn. Juist om de restpost genoemd in de zojuist aange
haalde paragraaf 15 echt als zodanig te kunnen laten functioneren, moeten hierin alle mogelijkheden
worden opgesomd. Wij verplichten ons daarmee tot niets; wij geven alleen aan wat de mogelijkheden
zijn voor subsidiëring. Wij hebben hiervoor de volgende motie gemaakt.
"De raad van de gemeente Leeuwarden, in vergadering bijeen op 22 oktober
1984,
overwegende dat de mogelijkheid moet worden geopend om op verschillende
in de paragrafen van de Subverordening Specifiek Welzijn bij de Algemene
Subsidieverordening aan de orde zijnde terreinen eenmalige en/of structure
le subsidies te verlenen,
besluit de paragrafen:
a. 2 (Vormings- en ontwikkelingswerk voor volwassenen);
b. 3 (Emancipatie-activiteiten);
c.15 (Overig Sociaal-cultureel werk),
in die zin aan te passen dat ook structurele subsidies mogelijk worden ge
maakt.
De motie is mede-ondertekend door de heer Siemonsma. (De Voorzitter: De motie is voldoende onder
steund en maakt deel uit van de beraadslagingen.) Desnoods zouden wij punt c van de motie kunnen
wijzigen overeenkomstig het verzoek van de PvdA, namelijk dat de opmerking dat het subsidie eenmalig
is wordt geschrapt. Maar daarover kunnen wij nog wel overleggen.
Dan kom ik nu bij het probleem van de termijnen zoals die geformuleerd zijn in artikel 12 van de
Algemene Subsidieverordening. Ik kan mij in grote lijnen aansluiten bij het betoog van mevrouw De
Haan. Op een aantal punten wil ik nog kort ingaan. Op bladzijde 8 van de raadsbrief wordt gesteld dat
de raad zich de mogelijkheid van een integrale afweging laat afnemen door structurele en eenmalige
subsidies te scheiden. Die opmerking suggereert dat dat op dit moment wél zou gebeuren of dat raadsle
den daartoe, indien zij er werk van zouden maken, in staat zouden zijn. Juist nu staat niet de verhou
ding tussen bijvoorbeeld de geldstroom en de sectoren centraal in de discussie. In de commissievergade
ringen praatte bijna iedereen over heel concrete aanvragen, waarbij vaak gediscussieerd werd over de
tails of op dat moment minder relevante antipathieën en sympathieën werden geuit. Daarbij dénken wij
te praten over reële waarheidsgetrouwe aanvragen, terwijl ik mij afvraag in hoeverre of dat kan klop
pen, gelet op de veel te lange periode die ligt tussen de termijn van indiening van de aanvraag en de
uitvoering van activiteiten. Ik stel voor die discussie nu niet verder te voeren. Maar ik wil die ook
niet, zoals de PvdA dat aan b. en w. gesuggereerd heeft, pas over een jaar voeren. Ik vraag mij af of
het niet mogelijk is de discussie te voeren op het moment dat wij praten over de evaluatie van de wel-
zijnsprocedure0 Tot mijn schrik heb ik gelezen dat wij daarover a.s. maandag al praten in de Commissie
voor WelzijnsaangelegenhedenHet lijkt mij heel goed om nu niet over artikel 12 van de Algemene
Subsidieverordening te praten, maar dat te doen wanneer wij de hele planningsprocedure aan de orde
hebben. Dan kunnen wij ook dieper ingaan op een aantal mogelijke bezwaren van b. en w. op onze
voorstellen. Die bezwaren vind ik voor een deel van hun kant reëelWij kunnen aan de hand van de