40
men daar nauwelijks enig slecht woord van kan zeggen. Ik vond het afschuwelijk dat u hierover in de
commissie begon, mijnheer Duijvendak, Als u instellingen of groepen op levensbeschouwelijke grond wilt
uitsluiten van wat dan ook, dan bent u eender met degene die u op een rare manier bejegent. Ik vind
zoiets onaanvaardbaar voor iemand die bestuurlijke verantwoordelijkheid heeft in de raad.
De wethouder heeft ook geantwoord op de opmerkingen van de heren Buurman en IJestra. Ik kan mij
daarbij aansluiten
De heer Buurman: Ik wil de wethouder mijn complimenten maken voor het feit dat hij de gestelde
punten in mijn betoog correct heeft beantwoord. Hij is daar duidelijk op ingegaan. Er blijven natuurlijk
meningsverschillenIk heb mijn visie op diverse punten duidelijk naar voren gebracht. Ik wil één punt
om des tijdswille er even uithalen, namelijk mijn opmerking "Och, het klinkt allemaal zo onschuldig."
Weet u wat het is? Als men met sancties zou komen, dan komt het gemeentebestuur met klompen binnen.
Maar ik vind dat men, als het gaat om zo'n vriendelijke geste van "het comité van aanbeveling", dan
op kousevoeten binnenkomt.
Ik wil ook nog even reageren op een aantal opmerkingen van de heer Duijvendak. Hij heeft het ge
had over Staphorst. Volgens mij is het zo dat een gemeenteraad de bepalingen van de Zondagswet zal
moeten honoreren. Het is echter altijd onze bevoegdheid en opdracht te proberen ons standpunt, daar
waar ruimte is, te realiseren. De heer Duijvendak heeft het voorbeeld genoemd van het bestuur van een
christelijke school dat een onderwijzer die een homoseksuele relatie aanhoudt niet mag afwijzen. Het is
volgens mij wel degelijk de bevoegdheid van een christelijke of een gereformeerde school om haar eigen
beleid te bepalen en dat dit beslist niet een homo-vijandige houding zou moeten zijn.
Wat de opmerkingen betreft van de heer Duijvendak in de commissie over het Leger des Heils het
volgende. Ik heb vandaag een briefje gekregen van de commandant van het Leger des Heils in Amster
dam. Daarin staat: 'Naar aanleiding van artikelen die in de landelijke dagbladen zijn verschenen over
vermeende discriminatie door het Leger des Heils van homofielen in verband met in de gemeenteraad van
Amsterdam gestelde vragen, verklaart het Leger des Heils (stichter William Booth) in Nederland dat
noch zijn statuten noch zijn arbeidsovereenkomsten met werknemers ook maar iets vermelden dat zou
kunnen wijzen op discriminatie in welke vorm dan ook. Ook in de hulpverlening is er nooit sprake van
enige discriminatie. Het Leger des Heils was en is er voor iedereen, zonder in enig opzicht de vrijheid,
bijvoorbeeld van levenskeus en -stijl, van wie dan ook aan te tasten. Wie vanuit zijn overtuiging zich
aansluit bij het Leger des Heils als geloofsgemeenschap, hetzij als soldaat hetzij als officier, accepteert
in vrijheid de waarden en normen die het Leger des Heils stelt. Wie te kennen geeft zich uit het Leger
des Heils als soldaat of officier te willen terugtrekken, om wat voor redenen dan ook, kan deze geloofs
gemeenschap te allen tijde in vrijheid verlaten."
Ik wil ook nog even reageren op wat de heer Duijvendak heeft gezegd over Staphorst. Ik vind het
onbillijk wanneer de drie partijen, GPV, RPF en SGP, op één hoop worden gegooid en dan Stap
horst ten tonele te voeren. Ik heb onze fractie al een paar keer gepresenteerd, namelijk op 7 september
1982, bij de algemene beschouwingen en tijdens de installatie van de nieuwe burgemeester. Ik heb
daarbij gezegd dat wij werken aan een gemeenteprogramma en dat wij een stembussamenwerking tot
stand hebben gebracht van drie partijen, maar dat dat de identiteit van alle drie partijen afzonderlijk
onverlet laat. Bij PAL is dat ook het geval. Deze partij bestaat uit vier politieke groeperingen, maar ik
neem aan dat ze toch alle vier hun eigen identiteit willen behouden, want anders waren ze tenslotte al
opgegaan in één pol itieke partij
Dan wil ik nog een reactie geven op de ingediende moties van PAL. De eerste motie gaat zo duide
lijk in tegen mijn betoog, dat ik die niet zal steunen. De heer Heere heeft er al op gewezen dat de Wet
gelijke behandeling nog niet is behandeld - het gaat nog om een ontwerp van wet - en dat de discussie
daarover moet worden afgewacht.
Het college heeft verklaard geen behoefte te hebben aan de vierde motie. Ik sluit mij daarbij aan.
De derde motie van PAL vind ik wat vreemd. Toen artikel 8 van de Algemene Subsidieverordening
in de commissie ter sprake kwam - het college heeft er ook al even op gewezen - heb ik gezegd dat het
oegrip algemeen belang vaag is. Ik heb er toen aan toegevoegd dat dat begrip bijvoorbeeld ook kan
betekenen dat een activiteit die toevallig niet in het gemeentelijk beleid past niet subsidiabel is. Juist
ten aanzien van die laatste zin is het zo dat ik gedacht had deze motie te steunen - de heer Heere heeft
gezegd dat het college de motie wil overnemen -, maar zonder dat ik de tweede overweging in deze
motie tot de mijne zou willen maken. Als de motie dus in stemming was gebracht dan had ik daar voor
gestemd, maar mij uitdrukkelijk gedistantieerd van de tweede overweging. Ik wil hierbij nog opmerken
dat mijn groepering ervoor bekend staat dat zij zich niet destructief opstelt tegenover besluiten of een
gemeentelijk beleid waarvoor zij geen verantwoording draagt. Wij blijven uiteraard stenen aandragen
voor een naar ons oordeel goed bestuur van de gemeente.
41
Van de tweede motie heeft het college gezegd dat het de daarin genoemde wens zal meenemen.
Wat de motie van de PvdA-fractie betreft het volgende. Mijn stemgedrag hangt af van de reactie
van het college in tweede instantie. Ik heb het college gesteund in zijn opvatting in de commissiever
gadering. (De heer Heere (weth.): Welke motie bedoelt u, mijnheer Buurman? Er is door de PvdA geen
motie ingediend.) Neem mij niet kwalijk, mijnheer de voorzitter.
De heer Duijvendak: Ik wil een aantal reacties geven. De wethouder heeft iets gezegd over de
nieuwe elementen die in mijn betoog naar voren zijn gekomen en die ik niet in de commissie heb ge
noemd. Dat klopt. Er zitten elementen in die voortkomen uit overleg dat ik heb gehad binnen de steun-
fractie, en de fractie en gesprekken met een aantal groeperingen. Ik kan mij voorstellen dat het moei
lijk is daarop direct te reageren. Maar juist de waarde van genoemd overleg zou ik tekort doen, als ik
die elementen vanavond niet zou hebben genoemd. In dit verband wil ik nog opmerken dat in verband
met het tijdstip waarop de raadsbrief gekomen is het overleg met de steunfractie en de fractie moeilijk is
geweest. Daarmee wil ik niet zeggen dat er niet hard gewerkt wordt door de ambtenaren. Het tegendeel
is waar. Ik wil daarniets op afdingen. Maar dat feit maakt het overleg wat moeilijker en heeft als con
sequentie dat wij nu pas met dit soort nieuwe elementen naar voren kunnen komen.
Dan de kwestie van de termijn. Ik ben eerlijk gezegd niet tevreden met het antwoord van de wet
houder. Maar het is in ieder geval beter dan door te gaan met de situatie zoals die in artikel 12 van de
Algemene Subverordening geregeld zou worden. Als onze motie, die ik direct zal indienen, het niet
haalt, zijn wij in ieder geval blij dat er een onderzoek komt het komende jaar naar een aantal elemen
ten. De wethouder is evenwel niet ingegaan op ons verzoek dat een en ander gekoppeld moet worden
aan de evaluatie van de welzijnsplanningsprocedure, want dan gaan wij over een aantal elementen pra
ten. Te denken valt daarbij aan: de termijn waarop de voorstellen zullen moeten worden ingediend, de
momenten waarop de inspraak geregeld is en nog een aantal van dat soort zaken. Er ontstaat een heel
bizarre situatie. A.s. maandag praten wij in de Commissie voor Welzijnsaangelegenheden over de eva
luatie van de welzijnsplanningsprocedure. Er komen dan allerlei elementen aan de orde die ook van
avond op tafel zijn gekomen. Wij zouden daar dus eigenlijk dan besluiten over kunnen nemen. Of de
evaluatie stelt niets voor. In feite kun je ook zeggen dat wij, door nu dit besluit te nemen, vooruitlo
pen op de resultaten van die evaluatie. Wat dat betreft vind ik dus dat beide zaken niet van elkaar
moeten worden losgekoppeld. Ik heb een motie gemaakt, waarvan de eerste drie overwegingen dezelfde
zijn als die welke genoemd zijn in de motie van de PvdA die niet is ingediend. De motie luidt als volgt.
"De raad van de gemeente Leeuwarden, in vergadering bijeen op 22 oktober
1984,
overwegende dat:
- in artikel 12 van de Algemene Subsidieverordening de verplichting is op
genomen om subsidieverzoeken voor 1 maart voorafgaande aan het kalen
derjaar waarvoor subsidie wordt gevraagd in te dienen;
- gebleken is dat deze verplichting voor een aantal instellingen grote prak
tische bezwaren oproept, omdat op dat tijdstip door die instellingen nog
geen reëel zicht kan worden geboden op de in het volgend kalenderjaar te
ondernemen activiteiten;
- weliswaar in het raadsvoorstel enkele instrumenten ten behoeve van de
beoogde flexibiliteit worden vermeld, maar dat deze het karakter hebben
van een uitzonderingsregeling en dus niet in een structurele oplossing voor
de hiervoor bedoelde knelpunten voorzien;
- op korte termijn naar aanleiding van de evaluatie van de totale plan
ningsprocedure over de geconstateerde problemen pas diepgaand en gefun
deerd een oordeel kan worden gevormd waarop nu in feite vooruit wordt
gelopen
besluit de beslissing over artikel 12 van de Algemene Subsidieverordening op
te schorten en te laten plaatsvinden bij de behandeling van de evaluatie van
de planningsprocedure Specifiek Welzijn."
De motie is mede-ondertekend door de heer Siemonsma. (De Voorzitter: Is dit de motie die wel inge
diend wordt? Want sommigen hebben zich de hele avond bezig gehouden met een motie die met is inge
diend. De motie is voldoende ondersteund en kan verder deel uitmaken van de behandeling, zo met
vanavond dan wel morgenavond.) Naar de mening van onze fractie is het zo dat een heleboel elemen
ten al op tafel zijn gekomen, zodat een onderzoek daarnaar niet een jaar hoeft te duren. Wat ons be
treft is het heel goed mogelijk een en ander bij de evaluatie van de planningsprocedure Specifiek Wel
zijn aan de orde te stellen.