4 een uitbouw via het nemen van een voorbereidingsbesluit heeft goedgekeurd. Mijn fractie was daar te gen. Het ging toen over een uitbouw die vele malen groter was dan wat nu aan de orde is. De aanvrager zag kans via een amice-briefje zijn zin te krijgen. De stedebouwkundige dienst had echter ook anders geadviseerd. De meerderheid van de raad heeft het voorbereidingsbesluit en daarmee de bouwaanvraag goedgekeurd. Nogmaals, dit feit heeft voor ons niet de doorslag gegeven, maar ik vind dat de meerder heid van de raad, die destijds wel voor het genoemde voorstel van b„ en w. heeft gestemd, nu ook, het gelijkheidsbeginsel indachtig, voor dit bouwplan moet zijn. De heer Janssen: Ik kan mij aansluiten bij het betoog van mevrouw Van Dijk. Enkele leden van on ze fractie, onder wie ik, vinden dat het beroepschrift gegrond moet worden verklaard. De heer Rommerts: Men moet zich even de juiste gang van zaken voor de geest halen bij toepas sing van artikel 19 van de Wet op de ruimtelijke ordening. Hier is een rij woningen, die geprojecteerd waren in het bestaande bestemmingsplan, opgeschoven en daardoor 4,5 meter verder naar het noorden terechtgekomenVolgens de constante jurisprudentie blijft het bestemmingsplan gehandhaafd en schuift dus als het ware zo'n rij woningen over het geldende plan heen naar een nieuw plaatsje. Een en ander komt daardoor in dit geval in een andere planologische situatie terecht, waarbij aan de voorkant, juist ter hoogte van de ingang, een stukje grond overblijft waar in drie woonlagen gebouwd mag worden. Nu redeneert de minderheid van de Raadsadviescommissie voor de Beroep- en Bezwaarschriften aldus: als men in drie woonlagen mag bouwen, dan mag men ook in één woonlaag bouwen, want het meerdere sluit het mindere in. De meerderheid van de commissie kan zich te enen male niet met dit standpunt vereni gen. Planologische bepalingen zijn geen maximum-normen zoals die bijvoorbeeld in de Wegenverkeers wet voorkomen, maar zonder meer geldende normen. Waar staat "drie woonlagen" kan alleen maar in drie woonlagen gebouwd worden. Dat is de tegenstelling die de commissie verdeeld houdt. De meerder heid van de commissie - ik zeg "de meerderheid", omdat de voorzitter, zoals al is opgemerkt, de door slag heeft gegeven - staat dus op het standpunt dat hier niet gebouwd kan worden, tenzij in drie woon lagen. Een uitbouw, een portiek, wordt nu eenmaal niet in drie woonlagen gebouwd en zo is ook niet het plan dat aan ons is voorgelegd. Hier kan dus niet gebouwd worden. Het gaat hier om een planolo gisch sluitende redenering, waar ik geen argumenten tegen heb gehoord. De heer Buurman heeft op zich zelf geen bezwaar tegen bedoelde redenering, maar hij vraagt zich wel af of wij voldoende rekening hebben gehouden met het gelijkheidsbeginsel. In de nabijheid is een aanvraag voor een uitbouw, blijkbaar met toestemming van de commissie, wel goedgekeurd. Ik moet u zeggen dat ik niet zonder meer kan uitmaken of zich ten aanzien van die aanvraag dezelfde planologi sche situatie heeft voorgedaan als hier het geval is. Ik weet dat niet, dus ik kan dat niet bestrijden. Maar als zich toen dezelfde planologische situatie heeft voorgedaan als nu het geval is, dan zou er sprake geweest zijn van een "slip of the pen". De heer Van der Wal zegt dat er twijfel is over de vraag welk standpunt het juiste is. Bovendien zegt hij dat het beroepschrift gegrond verklaard moet worden, omdat het bouwplan niet zoveel om de hakken heeft en een grotere uitbouw goedgekeurd zou zijn. Dat laatste kan ik niet beoordelen. Ik heb echter al laten uitkomen dat er in ieder geval bij mij geen sprake is van twijfel over de wettelijke lig ging van deze zaak. Ik laat in het midden of het zo erg gering is dat een van de bewoners een uitbouw voor zijn huis maakt waar al bezwaar tegen is gemaakt door buren. Deze dingen liggen meestal nogal gevoel ig. Ten slotte heeft de heer Janssen geen nieuwe argumenten aangevoerd. Hij heeft zich met mevrouw Van Dijk akkoord verklaard. Ik wil het hierbij voorlopig laten, mijnheer de voorzitter. Mevrouw Van Dijk—van Terwisga: Ik heb dit alles gehoord, maar onze fractie blijft er toch bij dat het beroepschrift gegrond moet worden verklaard. De heer Buurman: Het verheugt mij dat de heer Rommerts namens de commissie zegt dat alles wat deze appellant heeft aangevoerd in verband met het gelijkheidsbeginsel getoetst had moeten worden en dat hij toegeeft dat dit een "slip of the pen" is geweest. De heer Van der Wal: Als ik de voorzitter van de Raadsadviescommissie voor de Beroep- en Be zwaarschriften goed begrijp dan was er, wanneer het bouwplan uit drie bouwlagen had bestaan, voorde commissie geen reden geweest dit beroepschrift ongegrond te verklaren. Het was dan wel gegrond ver klaard. Mijns inziens ontstaat er in dat geval een veel ongewenstere stedebouwkundige situatie. Zo re denerend mag je blij zijn dat er maar sprake is van één bouwlaag. Als deze uitbouw, zoals de appellan zegt, erg belangrijk voor hem is in verband met zijn woonsituatie dan kan hij begrijp ik nu een paar neplagen op zijn uitbouw plaatsen, zodat hij drie woonlagen krijgt. De raad is dan nog veel verder van huis. Een reden te meer om deze minimale uitbreiding goed te keuren. Deze uitbreiding valt overigens in het niet bij een eerder door de raad goedgekeurde uitbreiding, die op een onmiskenbare manier plan- systematieken, groeistructuren en dergelijke aantast. Ik begrijp eigenlijk niet waarom men toen dat bouwplan zo maar heeft laten passeren en nu plotseling zegt dat dit bouwplan een probleem is. Ik zou daar graag een toelichting op willen hebben, ook van de kant van het college. Waarom is er destijds wel goedkeuring verleend - ik wil in dit verband liever geen namen noemen, maar het ging om een keu kenuitbouw in Aldlan - en waarom wordt er nu plotseling van zo'n kleine uitbouw zo'n probleem ge maakt? De Voorzitter: De heer Van der Wal moet voor de toelichting van het college maar een andere ge legenheid zoeken, want dat punt is momenteel duidelijk niet aan de orde. Ik constateer dat niemand anders meer het woord wenst te voeren. Heeft de heer Rommerts nog be hoefte om te reageren? De heer Rommerts: Graag nog een enkel woord, mijnheer de voorzitter. Van mevrouw Van Dijk heb ik geen nieuwe argumenten gehoord. Zij blijft bij haar standpunt. Ik hoef daar dus niet verder op in te gaan. De heer Buurman heeft mij niet helemaal goed begrepen. Toen ik sprak over een "slip of the pen", had ik daar niet direct de commissie bij op het oog. Als er sprake zou zijn van een "slip of the pen" - dat is dus maar een veronderstelling van mij - dan zou dat eerder aan een of andere ambtelijke instan tie zijn toe te schrijven. Wij voelen ons wat dat betreft volledig onschuldig. De heer Van der Wal zegt dat drie woonlagen geen bezwaar is en dat die de schoonheid toch veel meer aantasten dan één woonlaag. Ik moet hierbij wel zeggen dat ik niet gezegd heb dat je zonder meer daar maar in drie lagen voor die huizen kunt gaan bouwen, want daar komen natuurlijk ook andere din gen bij kijken. Ik heb het idee dat de Commissie Welstandszorg daar een vernietigend advies over zal uitbrengen. Maar planologisch gezien - meer heb ik ook niet gezegd - kan op dat stukje grond voor die huizen in drie lagen gebouwd worden, omdat daar de bestemming "drie lagen" op ligt. Maar daar kun nen natuurlijk wel allerlei andere bezwaren tegen zijn. De Voorzitter: Aan de orde is de stemming over het voorstel van de Raadsadviescommissie voor de Beroep- en Bezwaarschriften. Het voorstel van de Raadsadviescommissie voor de Beroep- en Bezwaarschriften wordt aangenomen met 21 tegen 13 stemmen. (Tegen het voorstel stemmen van de fractie van de PvdA mevrouw Visscher-Bouwer en de heren Bron en Janssen alsmede de leden van de fracties van de VVD en PAL,) Punt 3 (bijlage nr. 352). Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van de Raadsadviescommissie voor de Beroep en Bezwaarschriften. Punt 4 (bijlage nr. 353). De Voorzitter: Aan de orde is thans: Advies inzake de beslissing op het beroepschrift van mevrouw W. Kooistra-Westerdijk. De heer Niemeijer: Het standpunt van onze fractie is dat zij de mening en de overwegingen van de Raadsadviescommissie voor de Beroep- en Bezwaarschriften deelt en dat het bestemmingsplan geen moge lijkheden biedt om vrijstelling te verlenen voor de gevraagde veestalling. Ik heb ook nog een vraag. Op bladzijde 2 van de raadsbrief staat onder IV. Terinzagelegging van destukken en hoorzitting: "Ondanks de problemen wil de gemeente binnen het raam van het bestem mingsplan wel zoeken naar een oplossing." Zijn daar concrete toezeggingen over gedaan aan mevrouw Kooistra? Zo ja, welke zijn dat dan en lijken die te leiden naar de oplossing? De oplossing lijkt mij dat mevrouw Kooistra-Westerdijk vee kan stallen. De heer Rommerts: Het lijkt mij dat het college deze vraag moet beantwoorden. Ondanks de pro-

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1984 | | pagina 3