8 De heer Miedema (weth.): De Raadsadviescommissie voor de Beroep- en Bezwaarschriften is het col lege gevolgd en zegt dat de vergunning, op basis van het bestemmingsplan, terecht niet is verleend. Mevrouw Jongedijk sluit zich daarbij aan. De bewuste aanvraag behelsde een loods van 12 bij 25 meter, met een hoogte van 6,5 meter. Het college is van mening dat een dergelijke loods op die plaats - het gaat om een toch erg gevoelige plek binnen het bestemmingsplan Buitengebied met een ook niet al te hoog geboomte - erg grote problemen, ook landschappelijk, op zal roepen. Wij zijn dus niet bereid een procedure op grond van artikel 19 van de Wet op de ruimtelijke ordening te starten - die procedure zou inderdaad een mogelijkheid zijn - om onze medewerking aan het gevraagde te verlenen. Als mevrouw Jongedijk vraagt of het college bereid is deze mijnheer tegemoet te komen, wanneer die een aanvraag doet voor de bouw van een schuurtje voor het opbergen van materialen met een veel geringere hoogte zodat het afgeschermd wordt door het groen dat ieder jaar toch iets hoger wordt, dan zullen wij niet op voorhand zeggen: daar zijn wij nu niet, maar ook nooit toe bereid. Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van de Raadsadviescommissie voor de Beroep en Bezwaarschriften. De heer Rommerts verlaat hierna de vergadering. Punt 6. Rondgezonden mededelingen. Sub A t.e.m. G. De berichten, het besluit, de rapporten en de brieven worden voor kennisgeving aangenomen. Sub H en I. De verzoeken en de brief worden in handen gesteld van b. en w„ om preadvies. Sub J t.e.m. M. Besloten wordt overeenkomstig de voorstellen van b. en w» Sub N. De Voorzitter: Dit punt luidt: Schrijven van 14 september 1984 van een drietal personen namens de gebruikers van de manege, waarin er op aangedrongen wordt er voor zorg te dragen dat de manege in het Rengersparkgebied gehandhaafd blijft en dat op korte termijn een nieuwe start kan worden gemaakt met de activiteiten. De heer Duijvendak: Er is één zin in het voorgestelde antwoord van bc en w. die mij met name in teresseert, namelijk: "Het feit dat de grond is uitgegeven door middel van erfpacht, geeft het gemeen tebestuur mogelijkheden om afwijkend en niet gewenst gebruik tegen te gaan." Dan vraag je je als raadslid af wat precies door b. en w. wordt beschouwd als "afwijkend en niet gewenst gebruik". Bete kent dat bijvoorbeeld dat b. en w., als iemand dat terrein van ons zou willen kopen en daar een andere bestemming dan de bestemming "manege" aan zou willen geven, dan bereid zijn om de beperkingen in de erfpachtsbepalingen daar voor los te laten? Of moet ik die zin zo lezen dat er sowieso wordt vastge houden aan de bestemming "manege"? De heer Buurman: Ik heb ook een vraag over de door de heer Duijvendak genoemde zin in het voorgestelde antwoord van b. en w. Ik zou willen vragen hoe b. en w. kunnen voorkomen dat bijvoor beeld minder bonafide personen die minder fraaie praktijken aan de dag of de nacht leggen zich daar vestigen De heer De Vries (weth.): Wij sluiten ons in de eerste plaats aan bij de laatste opmerking van de heer Buurman dat het hier een zaak betreft die met de nodige voorzichtigheid afgewikkeld moet worden. Met betrekking tot de vragen van de heer Duijvendak het volgende. Het is op het ogenblik nog een beetje prematuur om het geheel uit de doeken te doen. Ik wil wel even de procedure aangeven, die 9 verder door het college gevolgd zal worden. De curator is in het bezit van een taxatie voor de manage. Er zijn belangstellenden die een bod zullen doen. Voor zover ik heb kunnen nagaan gaat het allemaal om mensen die positieve belangstelling hebben voor de paardesport en die de intentie hebben de manege verder te exploiteren. Zo gauw de curator met een definitief voorstel komt bij b. en w. zullen wij, zo als wij eerder deden, de leden van de Commissie voor de Financiën en de Commissie voor Sport en Re creatie uitnodigen voor een gecombineerde vergadering om advies in te winnen hoe het college het bes te verder kan handelen. De respectieve raadsleden die in deze commissies zitting hebben, hebben dan ook de gelegenheid, na kennisname van de feiten zoals die er op dat moment liggen, om hun stem hierin te laten horen. Besloten wordt overeenkomstig het voorstel van b. en w. Sub 0. Besloten wordt overeenkomstig het voorstel van b. en w. Sub P. De brief wordt in handen gesteld van b. en w. ter afdoening. Sub Q. Het bezwaarschrift is in handen gesteld van de Raadsadviescommissie voor de Beroep- en Bezwaar schriften om advies. Punt 7 (bijlage nr. 371). Benoeming lid van het bestuur van de Stichting Volkscrediet. Aanbeveling van burgemeester en wethouders: de heer Jde Boer. Benoemd wordt de aanbevolene met algemene stemmen. Punt 8 (bijlage nr. 376). De Voorzitter: Dit punt luidt: Ontslag en benoemen van leden van de Bestuurscommissie voor de Schooladviesdienst. De heer Bijkersma: Mijnheer de voorzitter, in de vergadering van de Commissie voor Bestuurlijke Aangelegenheden heeft u naar voren gebracht dat het college twee leden uit de raad wil voordragen om zitting te nemen in de Bestuurscommissie voor de Schooladviesdienst» Die leden zouden dan afkomstig zijn uit de twee grootste raadsfracties, de PvdA en het CDA» Ik heb mij daar in de Commissie voor Be stuurlijke Aangelegenheden direct tegen verzet, omdat ik het niet juist vind dat automatisch wordt aan genomen dat bij benoeming in commissies deze commissieleden in de eerste plaats afkomstig dienen te zijn uit de twee grootste raadsfracties. Zeker niet nu de betreffende wethouder ook lid is van de com missie en tevens voorzitter daarvan is. Dat betekent dus gewoon dat de PvdA in de Bestuurscommissie voor de Schooladviesdienst twee leden heeft en het CDA één lid. De overige partijen uit de raad wor den nu dus buiten deze commissie gehouden. Dat is het eerste argument. Het tweede argument voor mijn verzet vind ik terug in het collegeprogramma, waarin staat: "Ge streefd zal worden naar een goede en tijdige informatie van en overleg met de niet in het college verte genwoordigende fracties, opdat voorkomen wordt dat een onaanvaardbare informatie-achterstand ont staat." In een commissie krijgen de daarin vertegenwoordigende fracties de eerste informatie. Het ligt dus in de rede dat daarom in alle commissies zoveel mogelijk fracties vertegenwoordigd zijn. Het colle ge doet dat bij dit voorstel niet en mijn fractie is dan ook van mening dat er geen juist voorstel is ge daan. Mijn fractie zal daarom voor wat betreft de voordracht van twee leden vanuit de raad blanco stemmen. Ik wil hierbij nadrukkelijk verklaren dat het mij niet gaat om de personen om wie het hier gaat. Het gaat er echter duidelijk om dat wij vinden dat de twee grootste fracties in de raad niet alleen in de Bestuurscommissie voor de Schooladviesdienst zitting behoren te nemen.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1984 | | pagina 5