10 De heer Buurman: Het is niet gebruikelijk dat bij benoemingen het woord wordt gevoerd. Ik wil vanavond echter een uitzondering maken. Het is mij meer dan eens opgevallen dat personen worden voorgedragen die niet in Leeuwarden wonen maar belangen zullen gaan behartigen die specifiek Leeu warden aangaan. Ik wijs in dit verband naar de voordracht voor vertegenwoordig(st)ers van het openbaar onderwijs, waarbij onder anderen de heer J.C. Franssen te Veenwouden wordt genoemd. Nu moet ik er bij zeggen dat het mij niet bekend is of de heer Franssen kinderen op school heeft in Leeuwarden. Als dat zo is dan wordt het anders. Het gaat mij niet om de heer Franssen - ik ken hem niet -, voor mijn part mag hij de heer Pietersen heten. Maar het gaat mij om een kandidaat voor een bepaalde functie en om het feit dat deze man in Veenwouden woont» Het in zijn algemeenheid niet in Leeuwarden willen wonen, maar wel willen meespreken over de belangen van het openbaar onderwijs in Leeuwarden lijkt mij niet een goede zaak. Graag wil ik het college verzoeken aan dit signaal aandacht te schenken. Ik wil gelijk ook even reageren op wat de heer Bijkersma gezegd heeft. Ik heb geen enkel bezwaar tegen de twee door b. en w. voorgedragen leden voor de commissie vanuit de raad, de heren Bron en Visser. Ik wil alleen zeggen dat het niet als een vanzelfsprekendheid moet gelden dat de. grote fracties daar kandidaten voor leveren. Voor de goede orde wil ik er ook wel aan toevoegen dat ik niet sta te trappelen om voor deze functie in aanmerking te mogen komen. De heer Van der Wal: De heer Bijkersma heeftal gesproken over het automatisme waarmee in de Commissie voor Bestuurlijke Aangelegenheden de vertegenwoordigers van de PvdA en het CDA werden gevraagd met voorstellen te komen voor kandidaten voor het algemeen bestuur van de Bestuurscommissie voor de Schooladviesdienst. Ik heb mij in de vergadering van de Commissie voor Bestuurlijke Aangele genheden ook verzet tegen het automatisme: twee leden en dus van de PvdA en het CDA. Het is nu niet de plaats om het benoemingenbeleid aan de orde te stellen, want er is een toezegging om bij de evalua tie van commissies en raden de benoeming in min of meer externe besturen op een meer evenredige ma nier te verdelen. Die discussie gaan wij denk ik over een jaar, anderhalf jaar voeren. In ieder geval zal dat zijn voordat de nieuwe raad in functie treedt. Mijn fractie heeft zich over het voorliggende voorstel gebogen. Wij menen dat wij ook een kwali tatief zeer goede kandidaat hebben om zitting te nemen in de Bestuurscommissie voor de Schooladvies dienst en wel, dat zal u niet verbazen, de heer Siemonsma. Bij dezen stel ik hem dus kandidaat. Wij doen dat des te meer, omdat een lid van het college ons kortgeleden naar aanleiding van kritiek op het bestuurshandelen bij de manege heeft toegevoegd: jullie hebben gemakkelijk praten, want jullie leve ren nooit iemand voor het bestuur» Zulke opmerkingen van de loco-burgemeester laten wij ons natuurlijk niet twee keer zeggen. Een extra aansporing dus om onze kandidaat, de heer Siemonsma, van harte in uw belangstelling aan te bevelen. De heer Meijerhof: Ik wil drie opmerkingen maken. In de eerste plaats vertegenwoordigen degenen die wij vanavond benoemen het gemeentebestuur en niet de fracties. In de tweede plaats is de instelling waar het nu om gaat niet de enige instelling waar het gemeen tebestuur vertegenwoordigers naar afvaardigt. Het is tot nu toe gebruikelijk dat, als er twee plaatsen te vergeven zijn in een bestuur of iets dergelijks, de twee grootste fracties in de raad de kandidaten daar voor leveren. In de derde plaats is het nu niet het moment om, als het gebruik waarover ik zonet sprak voor ver betering vatbaar is, daarover te beginnen. De heer Van der Wal heeft min of meer gesuggereerd dat dat moet gebeuren bij het begin van de nieuwe zittingsperiode van de raad. Ik zou de heer Van der Wal daarom willen voorstellen tot zo lang zijn kandidaat in portefeuille te houden. De Voorzitter: Ik heb nota genomen van de opmerkingen van de heer Bijkersma. Die waren mij niet helemaal onbekend, want hij heeft een en ander ook al in de Commissie voor Bestuurlijke Aangelegen heden geformuleerd. Het college heeft daar duidelijk een andere opvatting over en heeft in de opmer kingen van de heer Bijkersma geen aanleiding gezien om wijziging te brengen in de aanbevelingen zoals die hier gedaan zijn. Het andere punt waar de heer Bijkersma op in is gegaan, de goede en tijdige informatie, is iets wat niet noodzakelijkerwijs hoeft samen te hangen met toewijzing van plaatsen in commissies die vacatures hebben, want dat blijft levensgroot overeind staan. Dat geldt overigens ook voor allen die met hun fractie niet vertegenwoordigd zijn in bepaalde commissies. Het is u bekend dat wij in de raad over zes fracties beschikken, wat betekent dat er beperkte mogelijkheden zijn om de fracties in allerlei commis soriale verbanden vertegenwoordigd te doen zijn. Wij handhaven derhalve de voordrachten zoals die hier gedaan zijn De heer Buurman snijdt een ander punt aan en zegt dat hij mensen tegenkomt die niet in Leeuwar 11 den woonachtig zijn. Hij heeft daar een van gevonden in het voorstel. Ik moet wel zeggen dat deze persoon gerangschikt is onder de categorie "ouders", zoals ook in de raadsbrief staat aangegeven. Dat is al een voldoende motief voor voordracht. Daarenboven moeten wij ons natuurlijk wel realiseren dat, met name op het gebied van het onderwijs, veel scholen een streekfunctie te vervullen hebben en dat het niet aangaat om tegen die achtergrond een exclusief vertegenwoordigingsrecht bij Leeuwarder inge zetenen te claimen, maar wel degelijk rekening te houden met de functie die de school ook voor de re gio heeft. Het feit dat het hier om een ouder gaat is voldoende motivatie om hier het woonplaatscriteri um niet te doen gelden. De heer Van der Wal heeft zelf al gesuggereerd dat het benoemingenbeleid op een ander moment aan de orde moet komen. Hij levert een tegenkandidaat naar aanleiding van een uitdaging die hem heeft bereikt. Wij nemen daar goede nota van, zonder dat wij nu in zijn aanbod een aanleiding zien om wijziging te brengen in het voorstel. Wij zullen gaarne gebruik maken van het gegeven dat de fractie van de heer Van der Wal staat te trappelen van ongeduld om in allerlei bestuurlijke gremia te worden opgenomen. Wellicht dat daar in de naaste toekomst nog eens het een en ander van zal blijken, wan neer er nog een aantal posten te vergeven is. (De heer Van der Wal: Wij stellen nu al een kandidaat!) Het komt vrij regelmatig voor dat er benoemingen plaatsvinden. Dus wij hoeven niet alle troeven op één paard te zetten, als dit althans een vergelijking is, mijnheer Van der Wal, in deze onderwijssector. Aan de woorden van de heer Meijerhof hoef ik weinig toe te voegen. Het is een onderlijning van een beleidslijn zoals die tot dusverre is gevolgd. Ik meen hiermee voldoende te zijn ingegaan op de ge stelde vragen en de gemaakte opmerkingen. De heer Bijkersma: Ik wil toch even enige onvolkomenheden rechtzetten, mijnheer de voorzitter. U zegt dat het verkrijgen van informatie niet hoeft af te hangen van het lidmaatschap van een commissie. Dat is natuurlijk wel simpel geredeneerd, want de eerste informatie komt van een commissielid - de no tulen van een bepaalde vergadering liggen pas later in de Leeskamer - en dat kan reeds worden gespro ken over datgene wat er in de commissievergadering is gebeurd. Ik mag u er op wijzen dat een vergade ring van een bestuurscommissie, in tegenstelling tot die van andere commissies, niet toegankelijk is voor leden van de raad. Daardoor krijgen wij een informatie-achterstand. Ik wil ook nog reageren op een opmerking van de heer Meijerhof, die zegt dat de twee leden die vanavond worden voorgedragen uit de raad komen. Maar voorlopig is het toch zo dat ook de wethouder deel uitmaakt van de raad. Het is niet zo dat de wethouder tegenover de raad zit, want hij behoort ook bij deze raad. Voor mij is het concreet zo dat de PvdA twee leden voor deze bestuurscommissie levert en het CDA één lid. Dat vind ik een onvolkomen zaak. De heer Buurman: Ik had ingecalculeerd dat de heer Franssen tot de categorie "ouders" zou kunnen worden gerekend, want ik heb gezegd dat het misschien mogelijk is dat hij kinderen op school heeft. (De Voorzitter: Hij is een ouder en dan zit dat er wel in.) Dan hebben wij elkaar goed begrepen. Maar ik zou toch mijn in eerste instantie genoemde opmerking als signaal voor andere gevallen willen be schouwen De heer Van der Wal: Ik wil eerst ingaan op een paar opmerkingen van de heer Meijerhof, die er gens het karakter hebben van het intrappen van een open deur. Op zich ben ik het met hem eens dat wij niet namens de fracties leden afvaardigen naar bestuurscommissies, maar namens het gemeentebestuur. Dat is formeel juist. Het is echter wel vreemd dat, toen dit punt aan de orde was in de Commissie voor Bestuurlijke Aangelegenheden, er onmiddellijk gezegd werd dat het college dacht aan leden van de PvdA en het CDA. Over dat automatisme is al gepraat. Het punt van de benoeming wordt echter wel meteen in de fractiesfeer getrokken. Op zich is dat niet vreemd, omdat dat tot nu toe gebruikelijk is. Het punt van het automatisme willen wij op een ander tijdstip aan de orde stellen, want een evenrediger verdeling van dit soort functies lijkt ons beter. Dat wij nu twee leden namens het gemeentebestuur benoemen - ik ben het daar volledig mee eens - verschaft ons des te meer vrijheid om juist een ter zake zeer deskundig iemand voor te dragen - hij heeft op een soortgelijk terrein gewerkt en is ook nog zeer goed op de hoogte met wat er op dit gebied speelt - als afgevaardigde namens het gemeentebestuur. De voorzitter moet deze opmerking niet zo in terpreteren dat wij staan te trappelen om bestuurskrachten aan allerlei bestuurscommissies te leveren, want dat zal uit het benoemingenbeleid voort moeten komen. Als wij denken dat wij een zeer goede kandidaat hebben voor deze commissie - dat is nu het geval - dan stellen wij die voor en dat is ons goed recht. Maar het is nu ook niet zo met ons gesteld dat wij lukraak met dobbelsteentjes gooien om te be palen voor welke commissies wij kandidaten voorstellen. Over de kwalitatieve invulling willen wij na melijk eerst ook nog wel even nadenken.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1984 | | pagina 6