12
De heer Meijerhof: De heer Van der Wal begint met de opmerking dat ik wat open deuren heb inge
trapte In eerste instantie heb ik als eerste punt genoemd - dat is een formeel punt - dat het hier om ver
tegenwoordigers van het gemeentebestuur gaat. Gelet ook op het feit dat de heer Bijkersma in tweede
instantie nog steeds praat over informatie-achterstand, is het schijnbaar nodig dat formele punt nog even
aan te geven. Ik ben van mening dat wij in bestuurscommissies zitten om te besturen en niet om informa
tie in te winnen.
Wat de kandidaat betreft die de heer Van der Wal naar voren schuift het volgende. De heer Van
der Wal heeft het in dat verband over deskundigheid. Ik wil dat punt helemaal niet in twijfel trekken,
maar ik denk dat de twee thans voorgedragen kandidaten dezelfde deskundigheid hebben. Ik blijf erbij
dat het nu niet het moment is om af te stappen van het gebruik om voor bestuurscommissies kandidaten
uit de twee grootste fracties in de raad te leveren. Ik begrijp de kritiek wel die er is op dat automatis
me, maar het lijkt mij beter om van dat gebruik af te stappen aan het begin van de nieuwe zittingsperi
ode van de raad.
De Voorzitter: Het wordt mij erg gemakkelijk gemaakt. De heer Bijkersma heeft opnieuw, zoals hij
dat in eerste termijn ook heeft gedaan, gesproken over de kwestie van de goede en tijdige informatie.
Hij heeft gezegd dat zijn fractie informatie-achterstand krijgt. De heer Meijerhof heeft daar ook behar-
tenswaardige woorden over gezegd. De formulering in het collegeprogramma over de informatieverstrek
king - de heer Bijkersma heeft dat ook aangehaald - heeft een wat bredere doelstelling. Goede en tij
dige informatieverstrekking moet niet plaatsvinden door middel van optimalisering van de vertegenwoor
diging in commissies, hoewel dat, in het ene geval iets nadrukkelijker dan in het andere, mede een
hulpmiddel daartoe zou kunnen zijn. Er is naar mijn smaak terecht in het algemeen in het collegepro
gramma gesteld dat niet in het college vertegenwoordigende fracties de beschikking moeten krijgen over
zo goed en zo tijdig mogelijke informatie, langs welke weg of op welke wijze dan ook. Op dat punt is
volgens mij eenstemmigheid in hoge mate aanwezig. De heer Bijkersma spitst zijn opmerking nu toe op
deze specifieke commissie. Daarover verschillen wij dan duidelijk van mening en hij zal dat in de wijze
van stemuitbrenging wel tot uitdrukking brengen.
Ik heb aan de andere gemaakte opmerkingen weinig toe te voegen. De heer Buurman heeft het ge
had over een signaalwerking. Ik denk dat hij met mij van mening is dat dit punt wat dat betreft niet het
meest gelukkige voorbeeld is, omdat juist hier de overloop naar de buurgemeenten het meest voor de
hand liggend is. Het signaal heb ik begrepen. Wellicht kan daar in de toekomst zoveel en zo goed mo
gelijk rekening mee worden gehouden, omdat ik mij kan voorstellen dat in tal van andere commissies de
aanleiding veel minder groot is om mensen van buiten Leeuwarden te kandideren.
De deskundigheid van de kandidaat van de heer Van der Wal zal van deze kant niet bestreden wor
den. Ik ga er vanuit dat hij ook de deskundigheid van de door het college naar voren geschoven kandi
daten niet in twijfel zal trekken.
Ik denk dat hiermee de zaak voldoende voorbereid is om u uit te nodigen uw stem uit te brengen. Ik
heb inmiddels geconstateerd dat de raad ermee kan instemmen ontslag te verlenen aan de thans zitting
hebbende leden van de Bestuurscommissie voor de Schooladviesdienst.
Benoemen van leden van de Bestuurscommissie voor de Schooladviesdienst.
a. Voordracht van de besturen van de scholen voor protestants-christelijk onderwijs:
1. de heer G. Kazimier;
2. de heer A. van der Meulen;
3. de heer P.J. Middel;
4o mevrouw F. Wijbrandi-van 't Spijker;
5. de heer S. Rijpstra;
6. de heer M. Sijtsma.
Benoemd worden de voorgedragenen met algemene stemmen.
b. Voordracht van de besturen van de scholen voor rooms-katholiek onderwijs:
1. deheerC.W.M. van Kollenburg;
2. mevrouw G.Ho Nijland-Jorritsma;
3. de heer J.A. van der Meer.
Benoemd worden de voorgedragenen met algemene stemmen.
13
c„ Voordracht van burgemeester en wethouders voor vertegenwoordigers van het openbaar onderwijs:
1. de heer H. Postmus;
2. de heer A.M. Zebel;
3. mevrouw J. Kuipers-Arends;
4. de heer J.C. Franssen;
5. de heer G. Lippold;
6. de heer TjHeidstra.
Benoemd worden de voorgedragenen met algemene stemmen.
d. Voordracht van de besturen van scholen voor neutraal-bijzonder onderwijs:
1. mevrouw M.A. Meijer-Wartena;
2. de heer K.M. Roeda;
3. mevrouw M. Olthuis-Veerman.
Benoemd worden de voorgedragenen met algemene stemmen.
e. Voordracht van burgemeester en wethouders voor vertegenwoordigers van het gemeentebestuur:
1de heer P. Bron;
2. de heer L. Visser.
Benoemd worden de heer Bron met 28 stemmen (6 stemmen blanco) en de heer Visser met 24 stemmen
(de heer Siemonsma 4 stemmen; 6 stemmen blanco).
Mevrouw De Jong en de heer Dubbelboer vormden met de voorzitter het stembureau.
Punten 9 t.e.m. 13 (bijlagen nrs. 365, 362, 358, 360 en 359).
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig de voorstellen van b. en w.
Punt 14 (bijlage nr. 364).
De Voorzitter: Dit punt luidt: Uitgifte in erfpacht, waarin begrepen het accessoire recht van op
stal. van de percelen met opstallen Westerkade 15, 17, 19, 21 en 23 alsmede Arendsstraat 1, aan de
Stichting Pensioenfonds Rabobankorganisatie, gevestigd te Utrecht.
De heer Van der Wal: Ik wil een stemverklaring afleggen. Dit voorstel is een uitvloeisel van voor-
bereidingsbesluiten tot afbraak van weer een stukje beschermd stadsgezicht. Ik wil hierop nu niet verder
ingaan. Maar wij blijven ook tegen dit vervolg. Wij willen graag aantekening dat wij tegen dit voorstel
hebben gestemd.
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van b. en w. met aantekening dat de PAL-frac-
tie wenst te worden geacht tegen te hebben gestemd.
Punten 15 t.e.m. 19 (bijlagen nrs. 357, 370 361, 367 en 363).
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig de voorstellen van b. en w.
Punt 20 (bijlage nr. 366).
De Voorzitter: Aan de orde is thans: Verklaring als bedoeld in artikel 74 van de Wet geluidhinder.
De heer Niemeijer: Ik heb een informatieve vraag. Ik heb begrepen dat dit onderwerp in de Com
missie voor de Ruimtelijke Ordening niet uitentreuren is behandeld, misschien wel indachtig de uit
spraak van de voorganger van de huidige voorzitter van de raad dat de Wet geluidhinder bijna tot be
stuurlijke onhaalbaarheid leidt. Daar heb ik deels begrip voor, maar wij moeten ons daar niet door laten
imponeren zodat al I er I e zaken aan ons voorbij gaan. De concrete vraag is: Wat stellen wij nu eigenlijk
vast, voor welke tijdsduur wordt dat vastgesteld - er wordt een periode van 10 jaar genoemd -, zijn
daar veranderingen in mogelijk en op welke manier kan dat? Ik wil één voorbeeld noemen. Ik heb de