22 Mevrouw Van Dijk heeft gezegd dat, wanneer wij het andere rapport hadden gehad, de zaak dan grondiger bestudeerd had kunnen worden. In het rapport dat men in de Commissie voor het Grondbedrijf heeft gekregen staan alle relevante dingen die wij kennen en die voor deze beslissing ter zake zijn aan gegeven. Meer is er niet. Mevrouw Van Dijk zal ook gelezen hebben dat het rapport dat hier ligt qua analyse niet verschilt van de nota die wij in de Commissie voor het Grondbedrijf hebben behandeld. Alleen het resultaat is wat anders. Zonet heb ik al uitgelegd dat het verschil tussen 13,5 miljoen en 10 miljoen gulden niet een kwestie is van onnauwkeurig rekenen, maar een kwestie van interpretatie van de vraag hoe ver je kunt gaan met je aannames. Wij hebben er dan weinig aan om iets voor te leg gen waar wij zelf al van zijn afgestapt, namelijk met het doen van andere aannames. Het is daarom beter om de beleidsafweging zoals b. en w. die gemaakt hebben zo ook aan de Commissie voor het Grondbedrijf te presenteren. Mevrouw Van Dijk heeft terecht opgemerkt dat er een aantal externe factoren is dat er toe geleid heeft dat de boekwaardes niet meer in de pas lopen met de economische waarde. Mevrouw Van Dijk heeft gezegd dat deze tegenvaller ook afgeboekt had kunnen worden van de risicoreserve. Mij, als portefeuillehouder, zou niets liever zijn. Maar dat is niet mogelijk. Je zult dan na moeten gaan waarom die gronden zijn aangekocht, hoe het verlies is ontstaan en of er een relatie is tussen de doelstelling van de pot en de gronden. Als je er uit bent dat die relatie er is, dan is het ook logisch dat de verliezen uit die pot betaald worden. Vandaar ook het voorstel met betrekking tot de dekking uit de verschillende fondsen, stelposten en reserves. Mevrouw De Jong zegt dat deze zaak erg laat op tafel komt. Dat is ook een relatief begrip. Wij hadden natuurlijk eerder met deze zaak kunnen komen, maar dan hadden wij ook eerder onze bezuini gingstaakstelling moeten invullen. Ook wat dat betreft moet je een afweging maken. Ik wil overigens wel opmerken dat het een ongelofelijke hoeveelheid werk gekost heeft om deze materie goed te analy serenEr is hierover verschillende keren gepraat en dat kost gewoon tijd. Ik vind dat er toch met be hoorlijke voortvarendheid aan is gewerkt. Ik heb de indruk dat ik op alle vragen en opmerkingen van de sprekers en spreeksters ben ingegaan. De heer Pruiksma: Ik wil eerst ingaan op hetgeen de wethouder in zijn beantwoording naar voren heeft gebracht. Hij heeft een exposé gegeven over de wijze waarop het systeem van sluitende grond exploitatie, want daar praten wij dan over, zo'n tien jaar geleden tot stand is gekomen. De wethouder zegt in dat kader dat je door dat systeem de rente niet uit de algemene middelen hoeft te betalen. Op zich is dat boekhoudkundig juist. Maar waar het mij om gaat is dat ik al zes jaar lang in de Commissie voor het Grondbedrijf probeer duidelijk te maken dat die hercalcuiaties mij niets zeggen, omdat die, zolang de markt afwijkt van wat wij boekhoudkundig op papier hebben gezet, gespeend zijn van de werkelijkheid, los van andere theoretische discussies waar wij straks over gesproken hebben en die mis schien in de toekomst weer eens terug zullen komen. De wethouder zegt dat je een keuze moet maken; dat is juist. Het college heeft een keuze gemaakt en daar kan mijn fractie mee instemmen. Waar ik wat badinerend sprak over die 0,92 heb ik niet bedoeld de wethouder te beschuldigen van een onzorgvul dige berekening. Ik heb echter gesproken over twee natte vingers aan één hand. In zoverre is het na tuurlijk een kwestie van benadering en aannames. Ik heb niet gezegd dat ik de aannames van het college onjuist vind. Ik wil nog even met de wethouder praten over de aankopen in Hempens. Het is inderdaad zo dat je achteraf beschouwd zou moeten zeggen: hadden wij het maar anders gedaan. Er waren destijds twee argumenten om te doen wat de Commissie voor het Grondbedrijf voorstelde ten aanzien van die aanko pen. Het ene argument was het voorblijven van projectontwikkelaars op het moment dat wij grotere projecten wilden aanvatten en boeren moesten verplaatsen. Het andere argument was dat wij ruilgron- den beschikbaar wilden hebben in geval dat in verband met Wiardaburen nodig mocht zijn. Ik ben het met de wethouder eens dat wij zeker een jaar nadat dat besluit was gevallen beter de zaken terug had den kunnen draaien. Dat is niet gebeurd en daar ben ik, als lid van de Commissie voor het Grondbe drijf, mede schuldig aan. Wat de Hemrik betreft het volgende. Ik heb strikt cijfermatig gezien niet zoveel behoefte een onderscheid te maken tussen de complexen die nu zijn opgevoerd en het complex Hemrik, want in de grondexploitatie is Hemrik maar één complex. Het doet mij echter genoegen dat hierover binnenkort een discussie zal worden gevoerd in de Commissie voor het Grondbedrijf en dat er dienaangaande een afweging zal worden gemaakt. Wat de administratie betreft heb ik niet gezegd dat het Grondbedrijf er helemaal niets van bakt. In eerste instantie heb ik gesproken over het tempo waarin de gegevens beschikbaar komen. De wethou der en ik zijn het daar wel over eens, want hij zei namelijk dat het uit bedrijfsmatig oogpunt juist zou 23 zijn als wij wat sneller over de gegevens zouden kunnen beschikken. Gelet op de opmerking van de wethouder dat het aantal mensen beperkt is, zouden wij naar mijn smaak juist wat meer aan automati sering moeten doen Ik heb met nadruk willen stellen dat wij nu een haal doen die niet voldoende zal blijken te zijn, dat wij over een jaar tegen andere problemen op lopen en dat wij er nog lang niet zijn. Het zou goed zijn, maar dat is geen discussie voor dit moment, dat de nieuwe raad in 1986 in alle complexen met een schoon schip zou kunnen beginnen, maar dat moet de volgende raad natuurlijk zelf uitmaken. Ik wil ook nog even de andere sprekers en spreeksters langslopen. Ik begin bij de heer Buurman, die mij wat verwijtend aankijkt en zegt, althans zo interpreteer ik het: ik ben boekhouder geweest en jij niet. Dat mag zo zijn, maar dat brengt nog niet met zich mee dat een goed koopmansgebruik het zelfde zou zijn als kruideniersgeest. Als de heer Buurman vervolgens volhoudt te volharden in de zonden van zijn onjuiste cijfermatige inzichten, dan bied ik bij dezen aan hem dat nog eens een keer rustig uit te leggen Ik heb mij nogal geërgerd aan het verhaal van de heer Van der Wal en mevrouw Van Dijk waar het ging om het rapport dat hetzij te laat ter inzage zou zijn gelegd, hetzij nooit zou zijn ontvangen. Iemand die met belangstelling en inzicht de ontwikkelingen binnen het Grondbedrijf heeft gevolgd en daarnaast dagelijks de krant leest, weet dat dit soort ontwikkelingen op ons afkomen op het moment dat je weet dat een sluitende grondexploitatie het uitgangspunt is. In zoverre dacht ik dat men zelf al veel eerder van de problemen op de hoogte had kunnen zijn. Men leze de notulen van de vergaderingen van de Commissie voor het Grondbedrijf. Voor het overige is er sprake van "peanuts" die hopelijk binnenkort in de Commissie voor het Grondbedrijf aan de orde komen De heer Buurman: Ik begrijp dat ik niet bij de heer Pruiksma aan moet komen met financieel-tech- nische zaken. Hij heeft mij aangeboden om daarover eens een keer met hem te praten. Nou, dat vind ik best, want misschien kan hij nog een lesje krijgen. In de richting van de wethouder wil ik nog opmerken dat ik niet heb gesproken over de afboeking van het verlies, maar heb gevraagd waarom die verliezen niet eerder zichtbaar zijn gemaakt. De wet houder heeft gesproken over politieke keuze. Als je de waarde bepaald hebt en je hebt het verlies daar op vastgesteld, dan kun je de zaken beter tegen elkaar afwegen en zou een en ander zichtbaar zijn gemaa kt. De heer Van der Wal: De wethouder heeft in het begin van zijn antwoord een beschouwing gegeven over het feit hoe datgene wat nu aan de orde is zo gekomen is. Hij heeft daarbij gezegd dat de raad zelf heeft besloten om de rente voortaan bij te schrijven bij de boekwaarde. Zo'n tien jaar geleden, in 1972, zijn wij een tijdje artikel 12-gemeente geweest. Ik wist toen nauwelijks wat het bijschrijven van de rentelasten bij de boekwaarde inhield. Onder druk van het rijk - wij hadden namelijk een groot tekort - moest de rente worden bijgeschreven bij de boekwaarde, omdat die waarde toch steeg. B. en w. hebben dat overgenomen en de raad ook, zoals meestal de raad van alles van b. en w. overneemt. (De Voorzitter: Dat is een raadsbesluit geweest!) Ja, dat is zo en dat ontken ik ook niet. Maar de heer Geerts doet net alsof het een idee van de raad is geweest om rente bij te schrijven bij de boekwaarde. Zo is het nu ook weer niet. De heer Geerts zat destijds trouwens ook nog niet in de raad. Had het Grondbedrijf sneller gereageerd dan had dat volgens de heer Geerts niets uitgemaakt. Ik betwijfel dat. Er zijn ook in de afgelopen jaren uitgaven gedaan - er worden trouwens steeds uitgaven gepland - op grond van een beleidsplan. Een beleidsplan voor een jaar of vijf dat aan het begin min of meer sluitend is, maar aan het eind van het jaar niet zo sluitend blijkt te zijn. Wij passen dat dan weer een beetje aan. Dat dit enorme gat er aan zou komen heb ik nooit geweten. Ik heb mij nooit gereali seerd dat dat zo groot zou kunnen zijn, maar dat kan een gebrek aan mijn kant zijn. Aan de andere kant heb ik ook nooit informatie gekregen om welke hoeveelheden het ging. Zijdelings is in de Commissie voor het Grondbedrijf wel eens gezegd dat datgene wat nu aan de orde is wel eens een probleem kon worden. Als de heer Pruiksma de omvang van het probleem kende, waarom heeft hij dat dan nooit aangegeven? Wij hebben het rapport van het Grondbedrijf nooit gezien. Het gaat er nu niet om of er erg veel verschil is tussen het rapport dat waarschijnlijk in de zwarte map op de collegetafel ligt en de nota van de afdeling ROV. Ik vind dat je als lid van de Commissie voor het Grondbedrijf er recht op hebt, als dat soort feitelijke informatie boven water komt, daarover te be schikken. Verscheidene leden van deze commissie hebben, signalen opvangend, daar al eerder naar gevraagd. Wij waren dan in eerste instantie als commissie in de gelegenheid gesteld om b. en w. te adviseren. De commissie had dan kunnen adviseren om op dat moment te saneren. Ik sluit niet uit dat de commissie gezegd zou hebben de sanering nog een paar jaar uit te stellen, omdat een en ander

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1984 | | pagina 12