28
gegaan. Wij moeten dus niet zelf weer een beleidsnota op het gebied van de energiebesparing schrijven,
want dat spaart bovendien energie.
Ik heb geen tegenstrijdigheden kunnen ontdekken tussen hetgeen in de raadsbrief staat en de Frigas-
nota Het Gemeentelijk Energiebeleid in het Frigas verzorgingsgebied. In de raadsbrief worden enkele
opmerkingen van beperkende aard gemaakt, maar die zijn niet in strijd met genoemde Frigasnota. Ik wil
nog wel de volgende opmerking maken.
In de Frigasnota wordt gesteld dat het in verband met de organisatievorm - kortere lijnen, sneller
beslissen - aanbeveling verdient een budget te hebben van 40.000,dat je kunt gebruiken in het ge
val er externe adviseurs aangetrokken moeten worden. Je hebt dan geen drie maanden - die termijn
wordt in de nota genoemd - nodig om daarover een beslissing te nemen. Ik zeg dus niet dat een derge
lijke beslissing zo lang zou duren. Maar door de voorgestelde organisatievorm zou je tot kortere lijnen
kunnen komen. In de raadsbrief staat niets vermeld over deze aanbeveling in de Frigasnota. Ik vind dit
een typisch voorbeeld waar je niet om heen kunt als je het daar mee eens bent.
Wij nemen gewoon alles over wat er in de Frigasnota staat. Daarom verbaas ik mij ook een beetje
over de door de heer Niemeijer aangekondigde motie, want wat daar in staat stelt het college ook voor.
Ik heb mijn twijfels aangaande het bedrag van 40.000, want als het college het daar mee eens
is dan had dat in de raadsbrief moeten staan Ik heb ook nog even gezien of dit bedrag genoemd staat in
de stukken die behoren bij agendapunt 32, maar daarin staat dit bedrag ook niet genoemd. Misschien
wil de wethouder hier even op ingaan. Als het college namelijk niet van plan is om met een dergelijk
voorstel te komen, dan betwijfel ik of onze fractie achter die Frigasnota kan staan.
Er is nog een ander punt waar ik aan twijfel; de heer Niemeijer heeft dat ook al genoemd. De Fri
gasnota is ongeveer anderhalfjaar oud en dan is die natuurlijk wel een beetje lang onderweg geweest.
De heer Visser: Dit voorstel is onlangs heel kort aan de orde geweest in de Commissie voor het Ge
meentelijk Electriciteitsbedrijf. Tussen toen en nu zijn er, ook in de raadsbrief, geen nieuwe argumen
ten aangevoerd op grond waarvan een gewijzigd standpunt zou kunnen worden ingenomen. Ik ben in de
commissie destijds met het voorstel akkoord gegaan.
Ik wil nog wel opmerken dat het maken van een eigen gemeentelijke beleidsnota op het gebied van
de energiebesparing niet onze instemming heeft. Wanneer wij opdracht zouden geven tot het maken van
een dergelijke nota dan zou dezelfde deskundigheid van Frigas - er is immers al een Frigasnota over de
ze materie - worden ingebracht. Ik weet niet of wij dan wel doelmatig bezig zijn.
Mevrouw De Jong: Ik ben het eens met de conclusie van de raadsbrief dat wij niet een afzonderlijke
beleidsnota op het gebied van de energiebesparing moeten maken. Er ligt wat dat betreft immers een
zeer goede nota van Frigas. Het is geen zaak om dan zelf weer een dergelijke nota te gaan schrijven.
Wij hebben een Fonds Energiebesparing waaruit regelmatig wordt geput. Mijn partij heeft het idee
dat er wat dat betreft te vaak ad hoc-beslissingen worden genomen, hoe sympathiek wij daar in de
meeste gevallen ook tegenover staan. Het wordt hoog tijd dat wij een gecoördineerd energiebeleid gaan
voeren en ik vind dat de Frigasnota wat dat betreft een zeer goed houvast kan zijn.
Ik wil mij aansluiten bij de vraag van de heer Meijerhof hoe dat zit met dief 40.000,--. Ik ben
daar toch wel nieuwsgierig naar.
De heer Miedema (weth.): Er is een groot aantal opmerkingen gemaakt over deze raadsbrief. Dat is
niet zo verwonderlijk, want het gaat om een punt dat de laatste jaren veel aandacht heeft gehad van de
raad. Onze Coördinatiecommissie Energiebesparing heeft altijd nauw samengewerkt met de energiewerk
groep van Frigas. De provinciale commissie voor energiebesparing heeft altijd veel steun gehad van de
werkgroep van Frigas. In dat kader is dit stuk ook geschreven. De verspreiding daarvan is, zoals ook
wel uit de raadsbrief blijkt, niet beperkt gebleven tot de gemeente Leeuwarden.
De heer Niemeijer is op een groot aantal zaken ingegaan. Hij zegt onder anderen dat wij het nu
met de Frigasnota moeten doen en dat het college niet het voorstel doet om een gemeentelijke beleids
notitie te schrijven. Het college zal een dergelijk voorstel zeer beslist niet doen, want het is van me-
ning dat de leidraad die hier iigt voor ons als gemeente volstrekt voldoende is. De Frigasnota is een erg
goed stuk. De nota is, zo mag ik het wel zeggen, in overleg met ons geschreven. Er is voortdurend
overleg geweest tussen de deskundigheid van Frigas en de gemeente voor wat betreft vraagstukken van
onze kant. Men heeft daar ook, terecht, gebruik van gemaakt. Hoewel het gaat om een nota van Fri
gas, vind ik het niet zinvol dat wij het werk hoe dan ook over gaan doen.
De heer Niemeijer vraagt vervolgens wat er nu verder gaat gebeuren. Hij vindt de samenvatting
van de raadsbrief dusdanig vaag en nietszeggend dat hij daar niet voldoende aan heeft. Volgens mij is
de zaak vrij duidelijk. De gemeentelijke commissie op het gebied van de energiebesparing gaat door
29
met de bestudering van de mogelijkheden ter zake, voortdurend in overleg en in nauw contact met de
deskundigheid van Frigas zoals die geëtaleerd is in de raadsbrief. De lijn die wij tot nu toe hebben ge
volgd zullen wij blijven volgen. Binnen een aantal beleidssectoren zijn nog studies gaande. Ik denk
daarbij onder anderen aan de studie over de mogelijkheden voor het gebruik van een warmtepomp in het
zwembad aan het Jacob Catsplein. De verwachting is dat die studie een dezer dagen in een afrondende
fase komt. Ik zeg daar mee niet dat wij opnieuw een punt kunnen scoren en dat wij er dan zijn. De
thans bekende berekeningen zijn niet zo optimistisch. Het college heeft ook duidelijk de signalen opge
vangen vanuit de raad met betrekking tot het voorstel over de zonnecollectoren. Het ging daarbij om
een vrij klein bedrag. De raad heeft in dat kader een aantal contouren aangegeven waarbinnen hij be
reid is voorstellen van het college op dit gebied in overweging te nemen.
Ik heb er behoefte aan op dit moment in uw midden te leggen het feit dat er ook een aantal jaren
een provinciale commissie voor energiebesparing heeft gefunctioneerd waarin ook de raad was vertegen
woordigd. Deze commissie heeft zich onder anderen beziggehouden met de problematiek van de woning
isolatie. Op dat terrein is er in het kader van de energiebesparing veel gas en in het kader van de
woonlasten veel geld te besparen. Wij zijn echter wat dat betreft ook stuk gelopen op de onmogelijkhe
den van realisatie van een groot aantal projecten. Maar ik kan wel zeggen dat Leeuwarden wat een
aantal zaken betreft vrij ver is gegaan en dat wij in onze provincie met betrekking tot de isolatie van
gemeentelijke gebouwen bij de koplopers behoren. Wij zullen de komende jaren met name op het terrein
van de woningisolatie in de huursector een actief beleid moeten voeren. Het landelijk beeld van isola
tie van met name huurwoningen is echt nog niet optimaal. De eigenaren van huurwoningen, ook ons ei
gen woningbedrijf, moeten voortdurend aandacht schenken aan renovatie en in dat kader ook aan isola
tie. In dit verband denk ik dat wij de intenties van de raad betreffende het beleid van energiebesparing
en de instelling van het Fonds Energiebesparing na kunnen komen en waar kunnen maken. Ik ben het met
iedereen eens die dan vraagt of er in dit kader geen andere projecten zijn. Ik vind dat de heer Nie
meijer wat laatdunkend spreekt over spouwmuurisolatie en dubbele beglazing. Die vorm van isolatie kan
erg veel energie besparen en erg veel woonlasten vergemakkelijken. Ik ben van mening dat de lagere
overheid veel aandacht aan dat punt moet besteden.
Wat de projecten betreft voor alternatieve opwekking van energie moeten wij bereid zijn een voor
beeld te stellen. Aan de andere kant zullen wij ons, gelet op de schaarse middelen - op dit moment
praat ik over een bedrag van twee ton in het Fonds Energiebesparing -, dienaangaande uiterst voorzich
tig moeten opstellen. De grote proeven moeten wij overlaten aan de rijksoverheid of de provincie. Aan
de basis zullen wij moeten opereren met een erg bescheiden fonds van twee ton.
Een aantal raadsleden is ingegaan op de suggestie, die genoemd staat in de rapportage van Frigas,
betreffende het bedrag van 40.000,voor het ontwikkelen van initiatieven. Het is niet zinvol om op
dit moment het voorstel aan de raad te doen 40.000,krediet beschikbaar te stellen. Wij hebben in
het afgelopen jaar op basis van het Fonds Energiebesparing een aantal zaken laten bekijken en bereke
nen. Er zijn initiatieven genomen die voorgefinancierd zijn uit dit fonds. Binnen de grenzen en de mo
gelijkheden van het fonds hebben wij voldoende ruimte om adequaat te reageren op mogelijkheden die
vanuit de maatschappij worden aangedragen. Wij hebben de intentie door te gaan op de manier zoals
wij tot nu toe gedaan hebben. In samenwerking met de opstellers van de Frigasnota zullen wij nagaan
wat wij binnen onze middelen kunnen realiseren voor onze burgers. Dit is in wezen de samenvatting van
de energiebesparingsactiviteiten. In de raadsbrief wordt dienaangaande een overzicht gegeven van wat
er gedaan is en van het beleid waar wij aan denken.
De heer IJestra kan in grote lijnen akkoord gaan met de raadsbrief. Hij legt wel duidelijk de vinger
bij zaken die volgens zijn fractie niet voldoende rendement opleveren. Daar kun je van mening over
verschillen, maar zijn opmerking is voor mij een duidelijk signaal.
De heer IJestra vraagt wat wij moeten verstaan onder tegenvallers van lopende projecten. Wij heb
ben de laatste jaren een vrij groot aantal voorstellen gehad over isolatie van gebouwen. Er is ook een
voorstel geweest over zonnecollectoren. Bovendien moeten er nog enkele projecten gerealiseerd wor
den waarvoor de raad kredieten beschikbaar heeft gesteld. Aangezien het om bouwkundige zaken gaat
blijft het altijd mogelijk dat aannamecijfers en realiseringscijfers van elkaar verschillen. Tot nog toe
zijn al onze voorstellen wat betreft deze cijfers erg goed geslaagd. Ook de ramingen over de bezuini
gingen zijn voor 100% uitgekomen. Er zal echter heus wel eens een project zijn waarvan wij hadden
gedacht dat dat rendabel zou zijn, maar waarvan later blijkt dat dat enig geld kost. Gelet op het grote
aantal projecten is dat ook heel normaal. Wel, dat risico wordt bedoeld met de tegenvallers van lopen
de projecten waar de heer IJestra naar gevraagd heeft.
De heer Buurman heeft een zin geciteerd uit de raadsbrief waarin wordt gesproken over onrendabele
toepassingen. Hij vindt die zin een heel knappe vondst. Ik onderschrijf dat graag.
De heer Meijerhof heeft het gehad over zuinig zijn met energie in de ruimste zin des woords. Hij