12 Elias Vonckstraat 2 is niet te gebruiken, omdat aan de binnenkant een winkelbetimmering is aange bracht. De deur van het pand Elias Vonckstraat 4 is alleen te gebruiken om de in de gang aanwezige buizenstelling te voorzien van goederen. Deze stelling zal bevoorraad worden vanuit deze straat. Wat de aanvoer van andere goederen betreft is het gevaar van kapotrijden van de straat niet aanwezig. Ten aanzien van de afweging kan het volgende gezegd worden. Uiterlijk verandert er niets, er wordt achterin gebouwd, de bouwmassa is toegestaan volgens het bestemmingsplan. Alleen de functie verandert. Wij willen dit soort bedrijven in de wijk houden. De opvatting van het college is - de be langen afwegende - dat de bouwvergunning kan worden verleend, omdat het bouwplan stedebouwkun dig aanvaardbaar is. Dit is hetgeen hierover te zeggen is. Er is ook niet veel aan toe te voegen. De heer Dubbelboer heeft gesproken over punt III van de raadsbrief. Hij weet allerlei dingen die ik niet weet. Ik weet alleen dat er een aanvraag is ingediend voor het bouwen van een huis met gara ge, niets meer en niets minder. Mevrouw De Jong heeft het gehad over een vrij grote garage. Ik kan mij voorstellen dat er ge zegd wordt dat, als je het hebt over 17 m2 plus iets, dat samen geen 50 m2 is. Ik ben dat wel met me vrouw De Jong eens; de omschrijving had wat anders kunnen zijn. In de Commissie voor de Ruimtelijke Ordening heb ik al gezegd - er is ook niets verbloemd - dat het gaat om een oppervlakte van 50 m2. Wat dat betreft is hier heel openlijk over gesproken. In de commissie is ook de bouwmassa afgezet tegen de bouwmassa's van de aanliggende panden. Er zijn ook silhouetten geschetst. Het bouwplan is getoetst en bekeken en het is gebleken - daar is niets obligaats aan - dat het stedebouwkundig aanvaardbaar is. Een gebouw van die omvang en met die be stemming is daar aanvaardbaar. De heer Dubbelboer heeft gezegd dat er allemaal verhalen de ronde doen. Daar hebben wij, zo als wij hier zitten, niets mee te maken. Er ligt een aanvraag voor de bouw van een woning, die ook voor bewoning gebruikt zal worden. Er is geen enkele reden om aan te nemen dat de woning op een andere wijze gebruikt zal worden. Wat punt II van de raadsbrief betreft wil ik ook nog iets zeggen over een eventuele precedent werking. De heer Romkema heeft een brief geschreven die aan mij geadresseerd is. Het college heeft gemeend die brief te verspreiden onder de raadsleden, opdat zij die bij hun afweging kunnen betrek ken. Het college is van oordeel dat een vanavond te nemen positief besluit geen precedentwerking hoeft te hebben. Dit soort zaken moet op zijn eigen merites worden bekeken. Ik heb zonet de afwe ging geschetst zoals die heeft plaatsgevonden. Het bouwplan is stedebouwkundig aanvaardbaar. Wij zullen in volgende gevallen dezelfde toets moeten plegen en dan kan de weegschaal naar twee kanten uitslaan. Hiermee heb ik ook gereageerd op de woorden van de heer Van der Wal, die de heer Dubbel boer citeerde wat betreft het feit dat de raad in de val zal lopen. De raad loopt niet in de val. Hier ligt een aanvraag voor de bouw van een woning. Verder is hier weinig over te vermelden, mijnheer de voorzitter. De heer Timmermans: Wat punt II van de raadsbrief betreft zijn er nogal wat voor- en tegenargu menten genoemd. Er is gezegd dat het bedrijf daar in zijn huidige omvang blijft en dat de voorgevel van de pandjes hetzelfde blijft. De uiterlijke beeldkwaliteit blijft dus dezelfde. Als ik zie hoe de zaak er wat het onderhoud betreft voorstaat, dan heb ik er ernstige twijfels over of wij op langere ter mijn dit op zich zelf kenmerkende straatje kunnen behouden. Dan het bestendigen van de functie. Het gaat hier natuurlijk wel degelijk om uitbreiding van de functie, die weliswaar past binnen de bouwvoorschriften. Maar op het moment dat je tegen een bedrijf zegt dat het acceptabel is dat het investeert, wordt het, wanneer er later een nieuwe aanvraag komt voor de uitbreiding in een ander pandje, alleen maar moeilijker om dan te zeggen dat dat niet kan om dat de grens bereikt is. Ik wil ook nog iets zeggen over het gemak waarmee hier over het overgangsrecht gesproken wordt. Er wordt gezegd dat het om een bestaande toestand gaat, dat er niets aan de hand is en dat het bedrijf tot in lengte van jaren op die plaats kan blijven. Als dat zo zou zijn dan had de raad geen besluit hoe ven te nemen om het pand in het overgangsrecht te plaatsen. Je plaatst iets in het overgangsrecht als je van mening bent dat het gewenst is dat binnen tien jaar een bepaald bedrijf of een bepaalde functie moet worden wegbestemd. Anders hoor je iets niet in het overgangsrecht te plaatsen, maar bestem je dat gewoon positief. Zo zit het in elkaar. Wij moeten er maar eens over praten met elkaar hoe wij dingen in het overgangsrecht plaatsen. Mijn conclusie is dat de wethouder ons niet heeft overtuigd. Ik wil ook nog een opmerking maken in de richting van de heer Dubbelboer met betrekking tot punt III van de raadsbrief. Ik haal gelijk even punt II van de raadsbrief erbij. Ik ben wat verbaasd als ik de heer Dubbelboer hoor praten over het feit dat hier de rechtszekerheid van een aantal burgers in het ge 13 drang is. Hij doelt dan op de rechtszekerheid van burgers die in de nabijheid van de Froskepolle wonen in verband met de aanpassing van een paar meter van vrijliggende woningen binnen de vastgestelde be stemming woningen. Dat is dan de aantasting van de rechtszekerheid. Als ik hoor dat de VVD-fractie met betrekking tot punt II van de raadsbrief de wijziging van functies accepteert - het gaat daarbij ook om de rechtszekerheid van de bewoners - dan is mij dat toch een raadsel. De heer Dubbelboer: Ik wil met de laatste opmerking van de heer Timmermans beginnen. Het is al tijd erg gemakkelijk als je eerst van de werkelijkheid een karikatuur maakt en die vervolgens gaat be kritiseren. Wij moeten daar als raad niet aan beginnen. In de richting van de wethouder wil ik het volgende zeggen. Hij zegt dat ik blijkbaar dingen weet die hij niet weet. Tijdens de vergadering van ongeveer veertien dagen geleden van de Commissie voor de Ruimtelijke Ordening heb ik dezelfde dingen verteld die ik nu vertel. De wethouder heeft toen wel geluisterd, want hij heeft daarop antwoord gegeven. De opmerking van de wethouder dienaangaande is dus niet helemaal juist. De wethouder zegt dat er een aanvraag voor een bouwvergunning ligt voor het bouwen van een huis met garage en dat er geen redenen zijn om aan te nemen dat de woning op een andere wijze gebruikt zal wordenDie redenen moeten de wethouder toch wel bekend zijn, want tijdens genoemde commissiever gadering lag er een aantal brieven van omwonenden op tafel. De wethouder heeft het ook gehad over de precedentwerking. Ik heb niet gepraat - dat geldt dan ook even in de richting van de heer Timmermans - over een aantal willekeurige mensen in het Aldlan, maar over een concreet geval dat gelegen is naast het terrein waarop de heer Bergsma denkt te gaan bouwen. In dat concrete geval was een soortgelijk verzoek als de heer Bergsma doet aan de orde, maar dat is geweigerd omdat een en ander niet zou passen in het bestemmingsplan. Dat klopt en er is toen ook gezegd dat het college niet voornemens was een voorstel aan de raad te doen. Op het moment dat je in een ander geval zo dicht bij elkaar wel een dergelijk voorstel doet aan de raad, dan vind ik dat de rechtszekerheid wordt aangetast. Het zal u niet verbazen, mijnheer de voorzitter, dat onze fractie de in de raadsbrief genoemde voorstellen afzonderlijk in stemming gebracht wil hebben. Mevrouw Van Dijk—van Terwisga: Wij blijven bij onze mening over ,junt II van de raadsbrief. Ik wil ook nog iets zeggen tegen de heer Timmermans. Bij punt II van de raadsbrief gaat het om een bedrijf en een feitelijke situatie in twee panden. Bij de verbouwing blijft men binnen het bouwopper vlak. Bij punt III van de raadsbrief gaat het waarschijnlijk om een wijziging van een woonbestemming tot iets anders en een overschrijding van het bouwoppervlak. Dat zijn twee verschillende dingen en ik maak bezwaar tegen het vergelijken daarvan. Bovendien maak ik bezwaar tegen het verwijt aan het adres van de VVD-fractie dat zij een onlogisch beleid zou voeren. Mevrouw De Jong: Voor alle duidelijkheid, mijnheer de voorzitter, ook ik vind het functioneren van een bedrijf erg belangrijk. Dat is ook al even door de wethouder aangehaald. Er is hier heel duide lijk sprake van een afweging van belangen. Wat punt II van de raadsbrief betreft vind ik dat de belan gen van de bewoners prevaleren boven die van het bedrijf. Ik blijf bij mijn standpunt en stem tegen ge noemd punt II. De heer Van der Wal: Ik ben het eens met de heer Timmermans als die stelt dat je, wanneer je om economische of multi-functionele redenen een bepaalde fruncie in een woonstraatje wenselijk acht, dat moet opnemen in een bestemmingsplan en niet moet plaatsen in het overgangsrecht. Als je namelijk iets in het overgangsrecht plaatst, dan spreek je daarmee uit dat datgene wat je daarin hebt geplaatst een tijdelijk iets is en dat het ooit wel eens zo ver zal komen dat door middel van een actief of passief aan koopbeleid de gewenste bestemming, die bij het bestemmingsplan is vastgesteld, wordt gerealiseerd. De negatieve uitstraling van het bedrijf op de omgeving speelt mijns inziens wel degelijk een rol. Het gaat hier om heel kleine straatjes. Een vorig college wilde die hele buurt tegen de vlakte gooien, maar er is toen strijd gevoerd om dit toch wel bijzondere woonbuurtje te behouden. Wij hebben er nogal wat voor over gehad om dat woongebiedje te handhaven, zoals de aanleg van riolering. Hoe je de zaak ook wendt of keert, deze uitbreiding tast het woongebiedje verder aan. De wethouder bagatelliseert deze zaak nogal. Het gaat toevallig bij de aanvoer van materialen via het straatje wel om materialen die over het algemeen door de grootste auto's worden aangevoerd. Blok kades en dergelijke van de straat zullen, ook na uitvoering van het bouwplan, blijven voorkomen. Resumerend, wij blijven tegen punt II van de raadsbrief.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1984 | | pagina 7