14
Wat punt III van de raadsbrief betreft het volgende. Ik heb er goede nota van genomen dat de te
bouwen woning als woning gebruikt wordt. Ik neem aan dat het college er op zal toezien dat er geen
andere bestemming zal worden uitgeoefend dan waar hier sprake van is. Als de wethouder dat wil toe
zeggen, dan kunnen wij instemmen met het nemen van het voorbereidingsbesluit zoals dat genoemd staat
onder punt III van de raadsbrief.
De heer Ten Hoeve: Ik wil een opmerking maken over punt II van de raadsbrief. Op zich is het wat
een vreemde zaak, want wij praten hier helemaal niet over een bouwplan dat als zodanig aan de orde
is, maar over de functie van de straat. Dat maakt het geheel wat moeilijk. De functie blijft, dat heeft
de wethouder ook zo gezegd, zoals die nu is. Ik heb in de vergadering van de Commissie voor de Ruim
telijke Ordening tegen dit voorbereidingsbesluit gestemd, omdat ik aan vul lende informatie miste. Eén
punt is in ieder geval duidelijk geworden en dat is de aanvoer.
Een ander punt is of het in te dienen bouwplan ook herstel van de huidige situatie inhoudt. Wan
neer wij het voorbereidingsbesluit niet nemen, dan blijft die situatie zoals die nu is. Die situatie kan
beslist verbeterd worden. Er is al gewezen op de voortuinen, enz. Houdt het in te dienen bouwplan een
verbetering van de huidige situatie in? Wanneer dat zo is dan kan het nemen van het voorbereidingsbe
sluit betekenen dat daardoor een situatie, die anders zo zou blijven, in positieve zin verandert. Er is
dienaangaande bijvoorbeeld iets te doen aan de tuinen en aan het laden en lossen. Wanneer dat het ge
val zal zijn, dan zal ik voor dit voorbereidingsbesluit stemmen.
Een ander punt dat aan de orde is geweest is dat de mensen ontevreden zijn omdat een straat, die
zij in eigendom hebben - iets heel vreemds in Leeuwarden -, voor laden en lossen gebruikt wordt. Wordt
het niet eens tijd om met de betrokken mensen te gaat praten - het is op zich een oude discussie van ja
ren geleden - over het in gemeente-eigendom krijgen van de straat, zodat men ook van de lasten af is?
De heer Geerts (weth.): Ik wil beginnen met de opmerking van de heer Timmermans over het over
gangsrecht. Hij heeft gezegd dat, als je niet binnen tien jaar de definitieve bestemming wilt wijzigen,
je iets dan niet in het overgangsrecht moet opnemen, maar dat je daaraan dan de oude bestemming moet
geven. Ik denk dat de heer Timmermans daarbij de plicht op het oog heeft om een bestemmingsplan om
de tien jaar te herzien. Daaruit komt volgens mij ook die termijn van tien jaar voort. Overigens, dat
voorschrift staat wel in de Wet op de ruimtelijke ordening, maar er wordt vrijwel nooit gebruik van ge
maakt. Het is niet zo dat het bestemmingsplan, wanneer dat niet na tien jaar wordt herzien, zijn rechts
kracht verliest, want dat loopt gewoon door. (De heer Timmermans: Dat heb ik ook helemaal niet ge
zegd. Ik heb gezegd dat je, als je als gemeente een besluit neemt om iets in het overgangsrecht te
plaatsen, daarmee een voornemen aangeeft om iets aan een situatie te veranderen. Ik heb helemaal niet
gezegd dat het bestemmingsplan, wanneer dat niet na tien jaar wordt herzien, zijn rechtskracht zal
verliezen. Het is wat flauw om er over te beginnen, maar er is genoeg jurisprudentie waaruit blijkt dat
gemeenten er op gewezen worden dat het zo maar klakkeloos in het overgangsrecht plaatsen van objec
ten niet straffeloos kan worden gedaan. Daar heb ik de wethouder op willen wijzen.) Ik heb het idee dat
wij een discussie voeren over een bestemmingsplan dat wij een aantal jaren geleden zelf hebben vastge
steld. De discussie over het overgangsrecht hebben wij toen niet gehad. Aan de orde is nu de afweging
of het bouwplan zoals dat nu aan de orde is past in de visie die wij op dit gebied hebben. Je zegt daar
ja of nee tegen. Als je ja zegt, dan neem je het voorbereidingsbesluit. Als je nee zegt, dan ben je te
gen het nemen daarvan. Die afweging moet worden gemaakt en verder niets. Ik kan mij best voorstellen
dat iemand zegt dat wij datgene waar het nu om gaat niet voor niets in het overgangsrecht hebben ge
plaatst. Als men van mening is dat het nog steeds gaat om een logische bestemming, dan moet men niet
voor het voorbereidingsbesluit stemmen, dat mag duidelijk zijn. Je kunt ook een andere afweging ma
ken. Je kunt ook zeggen, gelet op het belang van het bedrijfje en het feit dat het bouwplan stedebouw
kundig aanvaardbaar is, dat je de functiewijziging wilt sanctioneren. Dat is een keuze die je mag maken.
Ik kan mij voorstellen dat de heer Timmermans vindt dat je, nu er iets in het overgangsrecht is op
genomen, daar ook de consequenties van moet nemen. Je kunt echter ook een andere afweging maken.
Ik heb helemaal niet gemakkelijk willen praten over het overgangsrecht. Ik heb alleen gezegd dat het
bedrijf, als wij niets doen, daar ook blijft zitten en niet weggaat. Dat is de enige constatering en die
lijkt mij juist. Verder heb ik daar niets mee bedoeld.
De heer Dubbelboer heeft gezegd dat ik de dingen die hij weet ook zou kunnen weten. Van hem
heb ik gehoord dat er bepaalde verhalen de ronde doen en die zijn voor mij niet waar. Ik heb een ob
jectief gegeven, namelijk de aanvraag voor een bouwvergunning ten behoeve van een woonhuis. Dat is
dan voor mij ook een woonhuis. Wij kunnen niet besturen op basis van geruchten die de ronde doen. Het
lijkt mij toe dat de heer Dubbelboer dat ook geen goede zaak zou vinden. De heer Van der Wal heeft mij
15
gevraagd of. ik kan garanderen dat er geen andere bestemming wordt uitgeoefend. Mijn antwoord daarop
is: er wordt geen andere bestemming aan gegeven. (De heer Van der Wal: Ziet het college er ook op toe
dat dat niet zal gebeuren?) Er is een duidelijke bestemming aangegeven, namelijk woonhuis, niets meer
en niets minder. Er is verder niets over te zeggen, want de aanvraag is een objectief gegeven
De heer Ten Hoeve heeft gevraagd of de uitvoering van het in punt II van de raadsbrief genoemde
bouwplan tot herstel leidt van de huidige situatie. Omdat ik deze vraag verwachtte, heb ik kort gele
den aan degene die de verbouw wil plegen gevraagd of hij ook van plan is wat aan de voorgevel te doen.
Hij heeft daarop gezegd dat hij dat zou doen als de tijd daar is. Wel, de tijd is nu daar. Hoewel dit
punt niet in de formele bouwvergunning staat vermeld, is het wel de intentie van de eigenaar iets aan
de voorgevel te doen.
De heer Ten Hoeve heeft ook iets gezegd over het particulier eigendom van de straat. Het gaat in
derdaad om een wat vreemde situatie, die niet veel voorkomt in Leeuwarden. Overigens, een particu
liere straat kan openbaar zijn. De heer Ten Hoeve vraagt zich af of niet eens kan worden overwogen of
in die situatie verandering gebracht moet worden. Ik herinner mij dat wij daar in het verleden uitge
breide discussies over hebben gehad. De argumenten die toen gespeeld hebben staan mij niet meer hele
maal voor de geest - de discussie is namelijk al een aantal jaren geleden gevoerd -, maar ik wil best
toezeggen dat wij het verzoek van de heer Ten Hoeve zullen bekijken en dat wij daarop terugkomen in
de daarvoor aangewezen commissie. Het gaat inderdaad om een situatie waar je vraagtekens bij kunt
zetten. Misschien waren er heel goede argumenten om de situatie te laten zoals die is, maar daar kan
ik nu geen exact antwoord op geven. Wij zullen de gevoerde discussie nog eens nagaan.
De Voorzitter: Aan de orde is de stemming over het voorstel van het college. Ik stel voor de stem
ming per onderdeel te doen plaatsvinden.
Ten aanzien van punt I van het besluit wordt z.h.st. besloten overeenkomstig het voorstel van b.
en w.
Punt II van het besluit wordt aangenomen met 19 tegen 15 stemmen met inachtneming van de toe
zegging van de wethouder.
(Tegen punt II stemmen van de fractie van de PvdA de dames De Haan-Laagland, Jongedijk-Welles,
Visscher-Bouwer, Vlietstra en Wielinga-Graansma en de heren Bron, Janssen, Meijerhof, Schade en
Timmermans alsmede de leden van de fracties van PAL en D'66.)
Punt III van het besluit wordt aangenomen met 28 tegen 6 stemmen.
(Tegen punt III stemmen de leden van de fractie van de VVD.)
Punt 18 (bijlage nr. 414).
De Voorzitter: Aan de orde is thans: Sanering boekwaarde diverse grondcomplexen
De heer Pruiksma: Een paar korte opmerkingen, mijnheer de voorzitter. Ik had eerlijk gezegd van
avond een beetje de neiging om mijn betoog te beginnen met de wat oubollig klinkende opmerking dat
ik namens mijn fractie over dit punt al vele malen heb gesproken. Voor het laatst heb ik dat met enige
stemverheffing in de raad gedaan toen het ging om het feit dat de leden van de Commissie voor het
Grondbedrijf zich nadrukkelijk en gemotiveerd uitspraken tegen aankopen in het plangebied Wiardabu-
ren. Je moet er niet aan denken hoe ver wij afgedwaald zouden zijn, in financieel opzicht, als die wens
van het toenmalige college bewaarheid zou zijn geworden.
Het gaat nu om een boekhoudkundige sanering van diverse grondcomplexen. In de analyse van het
Grondbedrijf is sprake van 13,5 miljoen gulden, maar het college komt op een bedrag van
10.784.712,92. Dat zijn weliswaar twee natte vingers aan één hand, maar met name de 0,92 van
het bedrag dat het college noemt doet enige vermoedens rijzen omtrent de precisie waarmee het colle
ge deze zaak heeft uitgerekend. Naar buiten zou dat wellicht de onjuiste indruk kunnen wekken dat wij
bezig zijn in een keer korte metten te maken met het dreigende boekhoudkundige verlies dat er staat aan
te komen als wij naar de maatstaven van vandaag uitverkoop zouden houden. Het is misschien daarom
goed er de aandacht op te vestigen dat het hier alleen vooralsnog gaat om een berekening van een boek
houdkundig verlies. Het is niet zo dat wij op dit moment voor een bedrag van ongeveer 10,7 miljoen