is uitgebreid gevoerd bij de behandeling van het beleidsplan 1984-1988. Het college heeft toen gesteld dat het ging om een zaak van afweging. Overigens was iedereen het daar toen mee eens. Aan de ene kant afwegen van de kwaliteit van het gemeentelijk apparaat, aan de andere kant de wens om meer vrouwen in het gemeentelijk apparaat op te nemen en dat ook heel sterk te stimuleren. Het college staat op het standpunt dat alles er aan gedaan moet worden om zoveel mogelijk vrouwen binnen het gemeentelijk apparaat te krijgen, maar desal niettemin toch ook met inachtneming van het uitgangspunt dat de meest geschikte kandidaat, zeg maar de beste, benoemd dient te worden. Er dient zoveel mogelijk aan deze problematiek gedaan te worden. Een en ander heeft onder anderen tot gevolg gehad dat wij ook in deze nota nogmaals hebben gekeken wat er allemaal gedaan zou kunnen worden om de toename van het aantal vrouwen bij de gemeente Leeuwarden te stimuleren. Ook in dat verband zijn weer een aantal nieuwe voorstellen naar voren gebrachtbijvoorbeeld het proberen tegengaan van het vertrek van vrouwen, wat toch altijd nog gebeurt. Dat de pogingen een klein beetje lij ken te lukken - je kunt je dan afvragen waar het dan lukt, maar dat laat ik even in het mid den - en een positieve richting inslaan is ook al vermeld in het beleidsplan. Het blijkt dat in het afgelopen jaar het aantal vrouwen dat bij de gemeente Leeuwarden werkt met 23 is toege nomen en het aantal mannen met 34 is afgenomen. Er is dus nog steeds een tendens in de goede richting. Ook wat dat betreft denk ik dat de motie niet nodig is. Datzelfde geldt overigens voor het punt van de quotering. Indirect is natuurlijk het hanteren van een quoteringsbeginsel in feite via een achterdeur het in huis halen van de af weging: kies je voor de beste kandidaat, de meest geschikte kandidaat of voor een voldoende geschikte kandidaat. Ook wat dat betreft staan wij niet achter punt b van de motie. Op punt c van de motie kan ik wel wat positiever reageren. De herbezettingsgelden be staan voor een deel uit structurele middelen - de raad krijgt ten aanzien daarvan raadsvoor stellen aangeboden - en voor een deel uit incidentele middelen die wij in een potje stoppen. In het jaar 1984 in een potje om wat aan de jeugdwerkloosheid te doen. Wat wij met deze inci dentele middelen het komende jaar gaan doen, weten wij op dit moment nog niet. Maar dat zijn vragen die altijd nadrukkelijk met het Georganiseerd Overleg overlegd moeten worden. Als wij daar een opvatting over hebben ontwikkeld, dan zal de raad die in de een of andere vorm worden aangeboden. Hetzij in het beleidsplan, hetzij in andere aanvullende voorstellen. Ik ben van mening dat het beleidsplan het meest geëigende kader is om de raad op dat ge bied voorstellen te doen. De uitbreiding van de Commissie voor de Werkgelegenheid. De heer Siemonsma stelt in feite vast dat drie waarnemers wat hem betreft niet nodig zouden zijn geweest. Hij vindt dat er geen bezwaren zijn om daar direct vaste plaatsen van te maken. Het college heeft wat dat betreft een iets andere afweging gemaakt. Wij gaan het hele commissiestelsel binnenkort her zien en wij vinden het relevanter om pas op dat moment te gaan beslissen of wij deze groepe ringen, die wij nu als toehoorders uitnodigen, definitief in de Commissie voor de Werkgele genheid opnemen, dan wel dat wij daar een andere oplossing voor zoeken. Tot slot de heer Buurman. Hij heeft nogmaals zijn plaats aan het emancipatiefront in de ze vergadering nadrukkelijk ingenomen. Ik weet niet of het zin heeft om daar uitgebreid op in te gaan, want er blijven gewoon verschillen van mening bestaan. Overigens is het zo dat ook het college van mening is dat uiteindelijk de persoonlijke verantwoordelijkheid voor vrouwen voorop dient te staan. Aan de andere kant - ik heb het al gezegd - bestaat er een gigantische achterstand wat betreft het deelnemen van vrouwen aan het arbeidsproces. Ik heb zonet al een getal genoemd van 500.000 extra arbeidsplaatsen die Nederland achterloopt ten opzichte van de overige EEG-landen. Er is dus alle reden om wel degelijk wat te doen aan een beleid om vrouwen extra te stimuleren om een plaatsje in te nemen op de arbeids markt. Wij hebben geprobeerd in de aanvullende hoofdstukken van de nota daar een aanzet toe te geven. Ik hoop dat daarvan wat lukt. De heer Pruiksma: Ik denk dat de wethouder mij in eerste instantie verkeerd begrepen heeft toen het over de doelgroepen ging. Ik heb gesproken over de zekere verantwoordelijk heid waarover het college in de nota spreekt. Mijn vraag dienaangaande was wat dan exact die verantwoordelijkheid is en hoever die gaat. Ik heb niet gevraagd waarom wij als gemeen te verantwoordelijkheid zouden hebben. Met de wethouder ben ik van mening dat wij die hebben. Wat het bezwaar van het Centraal Orgaan Leeuwarden (COL) betreft het volgende. De wethouder duidt het karakter van de nota aan als een raamnota. Ik ben dat volstrekt met hem eens, ook wat betreft zijn weerlegging van het bezwaar van het COL. In mijn eerste in stantie heb ik namelijk gezegd dat de eerste nota van wijziging van de Nota Werkgelegenheid een kwantitatieve opsomming is van mogelijkheden en niet zozeer een kwalitatieve herwaarde ring. Wat dat betreft zijn wij het snel eens met elkaar. Ik heb ook niet gezegd - de wethouder heeft dat ook verkeerd begrepen - dat onze ei gen regelzucht oorzaak van de relatieve verslechtering van de positie van Leeuwarden zou zijn. In de krant heb ik kunnen lezen dat dat te maken heeft met rijksmaatregelen, Bijzonde re Regionale Toeslag, Ruimtelijke Ordeningstoeslag, Investerings Premie Regeling, enz. 27 Waar het mij om ging was dat wij ons afvroegen of eigen regelzucht in het algemeen op het punt van werkgelegenheid in positieve zin dan wel in negatieve zin iets zou kunnen bijdra gen aan het verhaal. Regelzucht kan twee oorzaken hebben. In de eerste plaats een door de hogere overheid opgelegde noodzaak; dan ben je vrij snel uitgepraat. In de tweede plaats een deel eigen verkozen beleid, bijvoorbeeld het in centimeters proberen aan te geven van goothoogten. Ik bedoel dat in zijn algemeenheid die problematiek van belang is voor het hele stuk van de werkgelegenheid. Ik heb van de wethouder begrepen dat het college het maximale zal doen om uit het Europees Sociaal Fonds te putten wat voor Leeuwarden mogelijk is. Wij stemmen daar van harte mee in. Wat het lager huishoud- en nijverheidsonderwijs (lhno)-project betreft het volgende. Ik combineer een en ander even met de drop-outs waar ik in eerste instantie over gesproken heb. De wethouder heeft waarschijnlijk wel begrepen dat wij het standpunt van het college met betrekking tot het lhno-project van harte ondersteunen. Temeer omdat die drop-outs problematiek een waarschijnlijk ernstig karakter gaat aannemen in de toekomst, wat te maken heeft met motivatie, enz., maar daar kunnen wij hier weinig aan doen. Punt is wel dat een drop-out, naar zijn of haar aard, per definitie een echte kansarme is. Dat combineer ik dan ook weer met het verhaal van de achterste kaartenbak. Onze fractie vindt dat de gemeente inderdaad waar mogelijk richtinggevend zal moeten optreden en daarmee een voorbeeld moet stellen voor het bedrijfsleven. Wij hebben geen behoefte aan de motie van PAL. De onderdelen a en c komen ons over bodig voor, want het daarin gestelde wordt in zekere lijn al meer gevolgd. Met onderdeel b zijn wij het doodgewoon niet eens. Voor het overige kunnen wij ons vinden in de argumentatie van de wethouder. De heer Buurman had graag met ons een elftal willen vormen. Dat had hij dan in 1982 moeten bedenken. Ik denk dat de heer Buurman nu, mijnheer de voorzitter, op dit punt een reglementaire 3-0 nederlaag aan zijn broek krijgt wegens niet opkomen van zijn elftal. Om de kern van het hele verhaal samen te vatten, mijnheer de voorzitter: het is een mooie nota met een leuke omslag, maar nu aan het werk. De heer Janssen: De heer Pruiksma heeft het gehad over de drop-outs, het lager huis- houd- en nijverheidsonderwijs (lhno)-project en de achterste kaartenbak van het Gewestelijk Arbeidsbureau waarin de zogenaamde niet bemiddelbare personen staan. Het kabinet heeft in de afgelopen periode met één streep alle mensen van 57j jaar naar "niet bemiddelaar" ver schoven. Deze groep mensen is dus uit de kaartenbak weg. In deze kaartenbak, vooral in het achterste deel daarvan, zitten ook veel vrouwen. Ik ben blij dat het college van zijn kant een daad van barmhartigheid stelt en dat wij als gemeente speciale aandacht daar voor moeten hebben. Er is gesproken over het lhno-werkplan. Wij zouden de betreffende mensen moeten on dersteunen omdat die kansarm zijn. Het onderwijsveld heeft wat dat betreft ook een taak. De opleiding van de mensen die lhno volgen moet dusdanig zijn dat zij daardoor een betere kans hebben op de arbeidsmarkt. Het onderwijsveld zou daar meer op in moeten spelen, want dat heeft ook schuld aan de ontstane situatie. In de richting van PAL het volgende. De motie van PAL spreekt onze fractie wel aan, want wij hebben in 1984 een motie ingediend die vrijwel dezelfde strekking had, zij het mis schien niet in precies dezelfde bewoordingen. Onze motie is toen niet aangenomen. Ik hoop dat de PAL-motie vanavond wel wordt aangenomen. De heer Pruiksma heeft enigszins afstand van de motie genomen. De wethouder heeft gezegd dat de bedoeling van de motie al in dit plan vastligt. Ik zie deze motie als een kleine aanscherping daarvan. Onze fractie zal waar schijnlijk wel met de motie meegaan. De heer Buurman heeft een aantal opmerkingen gemaakt over het hoofdstuk Vrouwen en Werkgelegenheid. Het bevreemdt mij niet dat hij een ander standpunt heeft dan ik. De heer Buurman ziet namelijk het gezin als hoeksteen van de samenleving. Op het punt van de posi tieve discriminatie van vrouwen zullen wij het ook wel niet eens worden. Er is hier nu een maal sprake van verschillende uitgangspunten. Het is overigens wel zo dat bij de schepping de vrouw al een achterstand had, want de man werd eerst geschapen en daarna de vrouw. Ik vind het jammer dat wij er na 2.000 jaar of nog langer niet in geslaagd zijn om de vrouw in een betere positie te brengen dan zij toen gekregen heeft. De heer Buurman is het er vanuit zijn achtergrond misschien wel mee eens dat de vrouw die plaats houdt, maar wij zijn het daar, vanuit een socialistische achtergrond, niet mee eens. Wij zouden graag zien dat de po sitie van de vrouw in het algemeen en vooral wat betreft de werkgelegenheid verbeterd wordt Wat betreft het antwoord van wethouder Kessler in mijn richting het volgende. De nieu we Wet onbeloonde arbeid uitkeringsgerechtigden wachten wij ook af. Ik weet niet hoe die wet uit zal werkenof daarmee is te werken binnen de gemeente of dat een en ander zich naar de regio moet verplaatsen of naar de provincie. Dat ligt nog in de naaste toekomst ver borgen.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1985 | | pagina 14