30
De heer Bijkersma: Mijn fractiegenoot, de heer IJestra, is al ingegaan op de nota. Hij
heeft dat gedaan op een wijze waar mijn fractie helemaal achter staat. Ik wil toch even rea
geren, mijnheer de voorzitter, op wat de heer Siemonsma van de PAL-fractie heeft gezegd.
Hij etaleert hier dat het bedrijfsleven - daar heeft hij wel gelijk in - de voortrekker moet
zijn van de werkgelegenheid. Volgens mij is iedereen het daar ook wel over eens. Toch wil ik
de heer Siemonsma er op wijzen dat het voortdurend etaleren van een bedrijfsvijandig kli
maat, waar hij vaak aan mee doet, een van de zaken is die nou juist het bedrijfsleven van
Leeuwarden afhoudt. Als de heer Siemonsma dan heel erg pleit voor een coördinator voor de
werkgelegenheid, dan zal volgens mij die coördinator eerst een hele dag bezig moeten zijn om
recht te praten wat de heer Siemonsma heeft bedorven. Ik wil hem daar op wijzen, want ook
nu weer begon hij in het begin van zijn eerste instantie over de winsten die in het bedrijfs
leven gemaakt worden en die een kapitaalexport tot gevolg zouden hebben. Dan haalt hij
maar de helft van de notitie aan die er over is geweestwant ook internationale bedrijven
moeten elders bedrijfsvestigingen realiseren, maar daar wil ik nu niet op ingaan. Ik wil ge
woon betogen dat ook de heer Siemonsma best mee kan werken aan een bedrijfsvriendelijk
klimaat in Leeuwarden en daar ook best eens positief over kan oordelen.
De heer Kessler (weth.): De heer Pruiksma heeft gezegd dat ik hem een aantal keren
verkeerd begrepen heb. Naar aanleiding daarvan heeft hij gevraagd wat nu precies exact de
verantwoordelijkheid is die de gemeente heeft ten aanzien van mogelijke andere keuzen van
doelgroepen dan de rijksoverheid. Ik kan daar op dit moment geen antwoord op geven. Het
ging meer om het principe dat wij in essentie ook een eigen verantwoordelijkheid hebben. De
heer Pruiksma heeft gevraagd of de eigen regelzucht op de een of andere manier in positieve
dan wel in negatieve zin invloed zou kunnen hebben op de werkgelegenheid. In principe is
dat natuurlijk zo. Naarmate je zaken op een zodanige manier gaat regelen dat niets meer kan,
dan komt er natuurlijk ook geen werkgelegenheid meer naar Leeuwarden. Het gaat er na
tuurlijk om om een zodanig midden te vinden in het regelen van allerlei dingen dat aan de
ene kant, bijvoorbeeld wat de heer Buurman naar voren bracht, milieubelangen in de afwe
ging betrokken worden en niet volledig onder de tafel verdwijnen en aan de andere kant
werkgelegenheidsbelangen. Over dat exacte midden praten wij verschillende malen per jaar
in de raad aan de hand van allerlei concrete voorstellen.
De heer Janssen heeft gereageerd op de betogen van een aantal fracties. Hij heeft ge
zegd dat de motie van PAL hem wel aanspreekt en dat het daarin gestelde een kleine aan
scherping is van het gevoerde beleid. Ik ben dat niet met hem eens, want volgens mij is er
sprake van een gigantische aanscherping. Ik wil de motie dan ook ten stelligste ontraden.
Als wij met name zouden beginnen aan punt b van de motie - §-deel van de vacatures te la
ten bestaan uit vrouwen - dan denk ik dat wij met het op een goede manier vervullen van
vacatures heel erg sterk in de problemen zouden komen.
De heer Janssen heeft nogmaals zijn standpunt uitgelegd ten aanzien van de Collectieve
Arbeidsovereenkomst (CAO). Ik ben dat in essentie wel met hem eens. Maar voor zover mijn
informatie strekt leven de bedrijven, waaraan de gemeente Leeuwarden op de een of andere
manier werk uitbesteedt, de CAO na. Het is waar dat er bedrijfstakken zijn waar de CAO op
een gunstiger manier geregeld is dan in andere bedrijfstakken het geval is. Maar in zijn al
gemeenheid leven de bedrijven die de gemeente Leeuwarden inhuurt de CAO na. Als dat niet
het geval zou zijn, dan zouden wij zo'n bedrijf in het vervolg niet meer moeten uitnodigen
naar de mening van het college.
De heer IJestra heeft gesteld dat acquisitie belangrijk is. Hij heeft aangekondigd daar in
de Commissie voor de Werkgelegenheid nogmaals op terug te komen. Ik wacht dat met be
langstelling af. In dat verband kunnen wij nader over de materie praten.
De heer Siemonsma zegt dat het college te gemakkelijk signalen laat liggen. Ik ben dat
niet met hem eens. (De heer Siemonsma: Ik had gehoopt op een diepgaander antwoord.) Wat
betreft het rapport van de katholieke universiteit van Nijmegen heb ik gesteld dat wij dat
maar eens in de Commissie voor de Werkgelegenheid moeten bespreken, want vermoedelijk
kent niemand van ons precies de gegevens die in dat rapport naar voren komen. Ik ben het
er simpelweg niet mee eens dat wij te gemakkelijk signalen laten liggen. In het hele activitei
tenprogramma - dat wordt ook in de eerste nota van wijziging van de Nota Werkgelegenheid
naar voren gebracht - staat een belangrijk aantal punten genoemd waarin wij heel concreet
met maatregelen komen. Wij kondigen een onderzoek aan naar de legestarieven. Wij hebben
onlangs besloten om de verkoopprijs van industrie gronden op de Hemrik tijdelijk met 25% te
verlagen. In het verleden hebben wij aparte voorzieningen gecreëerd voor starters. Wij zijn
bezig na te denken in hoeverre wij de acquisitie, een stuk exportpromotie kunnen bevorde
ren. Dit zijn een x-aantal voorbeelden op grond waarvan je niet mag stellen dat wij signalen
zo al te gemakkelijk laten liggen.
De heer Siemonsma is ook teleurgesteld dat ik niet wat serieuzer op het idee van de
werkgelegenheidsmanager ben ingegaan. In eerste instantie heb ik gesteld dat wij, als er
voorbeelden zijn dat bepaalde dingen niet goed lopen, daar dan maar eens in de Commissie
voor de Werkgelegenheid over moeten praten. Die voorbeelden zijn mij op dit moment niet be
31
kend. Ik vind het dan ook veel te vroeg om over werkgelegenheidsmanagers te praten, te
meer daar het zo langzamerhand in onze stad en eigenlijk in het hele land vergeven is van de
werkgelegenheidsmanagers. Er zijn allerlei verschillende managers aangetrokken. Het Regio
naal Dienstverleningscentrum Kleinbedrijf heeft onlangs iemand aangetrokken die zich speci
fiek met starters gaat bezighouden. Wat dat betreft moet je er ook een beetje voor oppassen
dat je niet al teveel overhoop haalt.
Wij gaan proberen iets te doen om het vertrek van vrouwen die nu bij de gemeente Leeu
warden werken tegen te gaan. De heer Siemonsma vraagt in dat verband wat de gemeente
daaraan doet naar het bedrijfsleven toe. Onze gemeente doet daar niets aan. Maar ik denk
dat bijvoorbeeld een instituut als Vrouw en Werkwinkel op dat terrein een belangrijke functie
kan vervullen, al was het alleen maar om vrouwen, die op dit moment bij het bedrijfsleven
werken, met behulp van voorlichting en dergelijke een zodanige keuze te laten maken, bij
voorbeeld op het moment dat er kinderen geboren worden, dat de optie om te blijven werken
even serieus bekeken wordt als de optie om het werken aan de kant te doen en alleen maar
voor de kinderen te zorgen.
Het werkgelegenheidsfonds en het alerter zijn op initiatieven. In dit verband wil ik het
volgende zeggen. De richtlijnen van het werkgelegenheidsfonds zullen binnenkort worden
herzien. Wij hebben gesignaleerd dat wij daar niet in alle gevallen meer helemaal mee uit de
voeten kunnen. Ook dat komt binnenkort in de Commissie voor de Werkgelegenheid aan de
orde.
Ik had gehoord dat de heer Siemonsma de suggesties van de gemeente Hardenberg aan
wethouder Miedema zou aanbieden. Ik denk dat er in dat verband wel verder over zal wor
den gesproken.
De heer Siemonsma heeft gesteld dat in de nota niet expliciet wordt gesteld dat jongeren
in principe een eigen huishouding zouden moeten voeren. Het uitgangspunt van het college
is dat dat wel moet, maar dat staat niet zo expliciet in de nota als dat het geval is bij de
vrouwen. Maar op zich zelf is het voor de hand liggend er vanuit te gaan dat dat ook voor
jongeren het geval is. Per slot van rekening is de leeftijd waarop men meerderjarig wordt 18
jaar en komen jongeren ook voor een groot aantal andere regelingen in aanmerking.
Dan heeft de heer Siemonsma gesteld dat het een natuurlijk proces is dat vrouwen ster
ker in het arbeidsproces betrokken worden. Ik ben dat met hem eens. Maar dat betekent na
tuurlijk niet dat je op dat moment ook al direct een motie zoals die nu is ingediend moet aan
nemen. Er zijn een x-aantal maatregelen die je ook kunt nemen en die hebben wij geprobeerd
zo goed mogelijk in de nota naar voren te brengen. Wat dat betreft wijs ik ook in een reactie
op de heer Siemonsma zijn motie van de hand en zou ik de raad die willen ontraden, nogmaals
met de kanttekening dat aan punt c van de motie in de vorm van het beleidsplan of in de
vorm van aparte raadsvoorstellen tegemoet gekomen wordt.
Tenslotte de heer Buurman. Het laatste nieuws wat ik op dit moment gehoord heb met
betrekking tot de Investerings Premie Regeling is dat er vermoedelijk geen problemen meer
zullen ontstaan en dat minister Van Aardenne inmiddels heeft aangekondigd in zijn begroting
naar nieuwe middelen te zullen zoeken om dit probleem op te lossen. Dan zijn er voor de ge
meente dus ook geen problemen meer.
De Voorzitter: Aan de orde is de stemming.
De heer Buurman: Ik wil graag een stemverklaring afleggen wat de motie van PAL be
treft. De PAL-fractie zal begrijpen dat de motie bepaald niet in de lijn van mijn betoog ligt.
De heer Siemonsma: Punt c van de motie trekken wij in en hoeft dus niet in stemming te
worden gebracht, omdat de wethouder een toezegging heeft gedaan. Wij stemmen in met de
eerste nota van wijziging van de Nota Werkgelegenheid en wij hopen dat onze motie wordt
aangenomen. Afgezien van het feit dat over een aantal punten die wel in de nota worden ge
presenteerd nu niet wordt beslist maar op een ander moment, hebben wij geen overwegende
bezwaren tegen deze nota.
De Voorzitter: Ik begrijp dus dat PAL element c uit de motie verwijdert. De motie be
staat nu uit de elementen a en b. Aan de orde is de stemming.
De heer MeijerhofOnze fractie wil graag dat de punten a en b van de motie apart in
stemming worden gebracht, omdat er hier en daar wat bezwaren zijn met name ten aanzien
van punt b. Is dat mogelijk?
De Voorzitter: Het gaat om een motie die in zijn geheel is ingediend. Ik heb wel wat
moeite met het gesplitst in stemming brengen. Wil men dat, dan moet de motie ook gesplitst
worden ingediend in voorkomende gevallen, want anders gaat men mij op de strategische toer
zetten. Hier ligt één motie waarvan men één onderdeel heeft ingetrokken. Ik stel voor om de
stemming te doen plaatsvinden over de elementen a en b van de motie.