14 sche adviescommissie. Het college stelt voor om voorlopig te volstaan met het toelaten van werkgevers en werknemers samen met iemand van het Project Mensen zonder Werk. Ik zie dat voorstel zo: een soort publieke tribune op uitnodiging. In de Commissie voor de Werkge legenheid heb ik desgevraagd de toezegging gekregen dat het college de organisatie zou verzoeken een vrouw als vertegenwoordigster daarin aan te wijzen. Tegen de achtergrond van wat ik zojuist heb geschetst met betrekking tot de positie van de vrouw op de arbeids markt en de achterstandssituatie, zou ik het college willen verzoeken, naast de mensen die als toehoorder of toehoorster aanwezig mogen zijn, ook de Stichting Vrouw en Werkwinkel te vragen bij de vergaderingen van de commissie aanwezig te willen zijn. Wij zijn er dan ten minste zeker van dat, naast mevrouw Jongedijk, nog een vrouw ter vergadering aanwezig is. De Stichting Vrouw en Werkwinkel is een organisatie die zich specifiek voor de belangen van werkloze vrouwen inzet. Ik dank u wel, mijnheer de voorzitter. De heer IJestra: Op 2 april 1984 zijn wij akkoord gegaan met het voorlopig vaststellen van de Nota Werkgelegenheid. Onze fractie vond het van essentieel belang dat organisaties, waaronder het bedrijfsleven en instellingen, een ruime mogelijkheid kregen op deze nota in te spreken en met suggesties te komen. Inmiddels zijn twee onderzoeken, te weten een onderzoek naar de jeugdwerkloosheid en een onderzoek naar de positie van vrouwen op de arbeidsmarkt, uitgevoerd en in twee hoofdstukken toegevoegd aan de nota. Ik kom straks nog terug op deze twee hoofdstukken. Ik wil dan nu ingaan op hoofdstuk I van de eerste herziening van de Nota Werkgelegen heid, namelijk Inspraak Nota Werkgelegenheid. Van de 26 organisaties en instellingen die verzocht zijn schriftelijk commentaar te leveren op de nota, hebben 9 gereageerd. Bovendien zijn er twee spontane reacties binnengekomen. Onze fractie is van mening dat de insprekers een positieve bijdrage hebben geleverd en dat hun reacties en suggesties waardevol zijn. Wij vinden het jammer dat de overigen niet hebben gereageerd. Zo had bijvoorbeeld een bijdrage van de Vereniging voor Vreemdelingenverkeer (VVV) ook waardevol kunnen zijn. Deze in stelling is overigens niet om commentaar gevraagd en dat betreuren wij, gelet op het toeris me in onze stad. Onze fractie heeft behoefte om op verschillende reacties in te gaan. Een aantal inspre kers wijst er terecht op dat er op dit moment geen ruimte bestaat om het pleinafsluitend ge bouw te realiseren. Onze fractie deelt dit standpunt. Het college gaat daar in zijn reactie niet op in, maar stelt alleen vast: "Dat de komst van het pleinafsluitend gebouw niet door een ieder wordt toegejuicht was het College bekend,..." Er wordt ook door een inspreker op gewezen dat de rol van de gemeente als voorwaardenschepper in brede zin nog meer be nadrukt moet worden. In de nota wordt gesproken over het hanteren van gematigde tarieven voor het bedrijfs leven. Het college heeft inmiddels een onderzoek laten verrichten naar de door de gemeente gehanteerde leges en tarieven. Wanneer denkt het college daar meer duidelijkheid over te hebben? Hoe denkt het college een en ander op korte termijn op te lossen? Ik ga nu naar bladzijde 4 van de herziene Nota Werkgelegenheid waar gesproken wordt over deregulering. Dat het bedrijfsleven zich een fervent voorstander toont van deregule ring is begrijpelijk en logisch. Uiteraard moet ervoor worden gewaakt dat er geen situatie ontstaat waarin voor bedrijven verschillende vestigingseisen gaan gelden. Het is de taak van het college dat er evenwicht wordt gezocht tussen de belangen van het bedrijfsleven en die van de burgers (welzijn, veiligheid en dergelijke), maar dat neemt niet weg dat, wanneer het het bedrijfsleven goed gaatdit een belangrijke bijdrage levert aan het in stand houden van het welzijn van de burger. Bladzijde 8 van de herziene Nota Werkgelegenheid. Wij vinden de houding van het colle ge om zo mogelijk uitsluitend van de diensten van het uitzendbureau START gebruik te ma ken en de activiteiten van commerciële uitzendbureaus zoveel mogelijk te beperken te star. Het is bewezen dat commerciële uitzendbureaus, wij noemen ze particuliere uitzendbureaus, het uitstekend doen en het bedrijfsleven een prima stuk dienst verlenen. Onze fractie zou graag van het college willen weten hoe vaak de gemeente gebruik maakt van uitzendbureaus en hoe de verhouding ligt tussen het gebruik maken van de diensten van het uitzendbureau START en de particuliere uitzendbureaus. Bladzijde 9 van de herziene Nota Werkgelegenheid. Onder Opvang en (her)inschakeling van niet-beroepsmatig actieven wordt opgemerkt dat door diverse insprekers zeer kritisch wordt aangekeken tegen het werken met behoud van uitkering. Onze fractie deelt dat stand punt. Bladzijde 23 van de herziene Nota Werkgelegenheid. Onder Overleg bedrijfsleven wordt opgemerkt dat het college in de Nota Werkgelegenheid heeft aangekondigd dat het het over leg met het bedrijfsleven wil handhaven en, indien nodig, zo mogelijk wil intensiveren. Dit streven van de gemeente wordt, gezien de reacties van het bedrijfsleven, positief benaderd. Waaruit bestaat dit overleg en wat is er tot nu toe bereikt? Bladzijde 24 van de herziene Nota Werkgelegenheid. Wat betreft het promotie- en acqui 15 sitiebeleid het volgende. Onder punt a op genoemde bladzijde wordt opgemerkt dat het colle ge de mogelijkheid onderzoekt om met de provincie en de gemeenten Heerenveen, Smallinger- land en Sneek buitenlandse bedrijven te interesseren voor investeringen in Friesland. Wij zijn van mening dat zo'n aanpak noodzakelijk is. Maar dat is niet voldoende. Het is van het grootste belang dat daarnaast een eigen vooruitstrevend acquisitiebeleid wordt gevoerd. Al les wat wij daarmee zelf binnenhalen, hoeven wij niet met anderen te delen. Wij horen graag in hoeverre het college gevorderd is met de onderzoeken dienaangaande en daar gestalte aan heeft gegeven. Wij steunen van harte het voornemen van b. en w. om het Leeuwarder bedrijfsleven te benaderen om via zijn buitenlandse contacten en vestigingen Leeuwarden te promoten. Ik wil in dit verband opmerken dat wij in Leeuwarden goede bedrijven hebben met vestigingen en veel relaties in het buitenland. Graag vernemen wij in hoeverre het college hier gestalte aan dit voornemen heeft gegeven. Een feit is dat het college deze bedrijven niet heeft betrokken bij de thans aan de orde zijnde nota en dienaangaande niet om commentaar heeft gevraagd. Wij betreuren dat. Bladzijde 30 van de herziene Nota Werkgelegenheid. Wat betreft de projectvoorbereider vragen wij ons af of de op genoemde bladzijde bedoelde onderzoeken wel zo nodig zijn. Wij vinden dat een onderzoek zin moet hebben. Onze fractie zou hier graag meer duidelijkheid over willen hebben. Dan nu een opmerking over hoofdstuk III betreffende de jeugdwerkloosheid en hoofdstuk IV betreffende vrouwen en werkgelegenheid. Onze fractie vindt deze hoofdstukken een goe de complementering van de nota. Wij willen hiervoor onze waardering uitspreken. Wij zien graag voorstellen van het college tegemoet aangaande maatregelen ter verlichting van het im mense probleem van de jeugdwerkloosheid. Wat betreft het hoofdstuk over vrouwen en werkgelegenheid het volgende. In het kader van de gehele nota kan dit hoofdstuk een goede aanzet geven voor het verwerven door vrou wen van een plaats op de arbeidsmarkt. Het is van essentieel belang vrouwen op deskundige wijze voor te lichten en te adviseren over hun mogelijkheden van en kansen op een plaats op de arbeidsmarkt. Hierdoor wordt de positie van de vrouw in de samenleving ook sterker ge maakt. De vrouw heeft evenveel recht op werk als de man, in welke positie dan ook. Tenslotte een opmerking over het activiteitenprogramma 1985. De weinige mogelijkheden en middelen die de gemeente heeft moeten optimaal gebruikt worden. Bestaande situaties moeten worden gestimuleerd en uitgebouwd. Ik bedoel dan de positie van de detailhandel. Getracht moet worden te voorkomen dat bestaande bedrijven zich elders gaan vestigen. Star tende ondernemers moeten kansen worden gegeven. Ik doel dan ook op de aanvraag voor een taxivergunning. Vele activiteiten staan nog op stapel of verkeren nog in een onderhande- lings- en overlegsfeer. Daarover valt nog weinig te zeggen. De heer Siemonsma: Ik wil beginnen met het uitspreken van een woord van waardering voor de manier waarop de herziening van de Nota Werkgelegenheid is opgezet en met name ook voor het hoofdstuk Vrouwen en Werkgelegenheid. Wat ik verder wil zeggen is minder positief. Sinds april 1984 is de positie van onze ge meente aanzienlijk verslechterd; de voorzitter heeft dat aan het begin van de vergadering ook gememoreerd. Ik wil daar niet al teveel aan toevoegen. Hij heeft in dat verband onder meer genoemd het regionaal sociaal-economisch stimuleringsinstrumentarium, de kwestie van het stadsgewest en de spreidingsplannen. Je zou daar aan toe kunnen voegen de gevolgen van de superheffing voor de werkgelegenheid in Friesland. Maar wat ons als gemeente Leeu warden misschien meer zegt is het onderzoek van de katholieke universiteit van Nijmegen. Hoewel wij de gegevens van dat onderzoek misschien met een korreltje zout moeten nemen, zit er natuurlijk beslist een kern van waarheid in. Men komt tot de conclusie dat Friesland binnen Nederland niet tot de initiatiefrijkste regio behoort en dat er sprake is van een ster ke terugval van de positie van Leeuwarden. Starters vertrekken voor een groot deel naar het platteland. Leeuwarden trekt een behoorlijk percentage filialen aan, maar weinig bedrij ven van buiten Friesland. Ik vind dit een gegeven waar wij iets mee zouden kunnen doen. Deze ontwikkeling betreffende de werkgelegenheid •vinden wij toch wel verontrustend, omdat er sprake is van een relatieve verslechtering ten opzichte van andere regio's en enigszins met Leeuwarden vergelijkbare steden. Ook is er sprake van een structurele ver slechtering, hetgeen blijkt uit recente cijfers over de economische ontwikkeling. Investerin gen blijken voornamelijk te gaan zitten in arbeidsbesparende machines en produktietechnie- ken en niet in arbeidsplaatsen. Dat laatste geeft aan dat de doelstelling van volledige en vol waardige werkgelegenheid de komende jaren niet afhankelijk gesteld kan worden van alge meen economisch herstel, ook al zeggen Van Aardenne en Duisenberg dat het beter gaat. Maar dat geldt met name voor de op de grote export gerichte bedrijven, die profiteren van een licht herstel van de internationale markt, en niet voor de binnenlandse markt. Aldus het Centraal Planbureau. De investeringsgroei wordt klein genoemd in vergelijking tot de be schikbare winsten. Het Centraal Planbureau verwacht dat resterende winsten als kapitaalex port zullen verdwijnen. In dat kader wordt in 1987 een bedrag geraamd van 20 miljard gul-

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1985 | | pagina 8