16
den, hetgeen ongeveer 6% is van het nationaal inkomen. Deze winsten worden dus niet ge
bruikt om hier meer werkgelegenheid tot stand te brengen.
Dergelijke ontwikkelingen en cijfers geven ons inziens aan dat, als al enig herstel ver
wacht zou mogen worden, dat niet gepaard zal gaan met een belangrijke uitbreiding van de
werkgelegenheid. Dan komt de relatief verslechterde positie van Friesland en met name die
van onze gemeente hard aan. Een en ander vereist acties van onze kant op verschillende
punten. De burgemeester heeft al een paar dingen genoemd in de richting van het rijk. Wij
zouden bij het rijk moeten aandringen - ondanks het feit dat wij daar niet zoveel van mogen
verwachten in verband met het gevoerde Randstadbeleid - op een door ons gewenste invul
ling van de geconcentreerde steun die ons door het Ministerie van Economische Zaken in het
vooruitzicht is gesteld met de aanwijzing tot concentratiekern. Er zal ernst gemaakt moeten
worden met de beloofde spreiding van nieuwe rijksdiensten. Decentralisatie van werkgele
genheidsbeleid lijkt in vergelijking tot de situatie in april teruggedraaid te worden. Door
voering van decentralisatie vind ik ook zo'n punt waar wij, wanneer wij er relatief slechter
voor komen te staan, op aan moeten dringen. Ook verbetering van de stimuleringspremies
dient plaats te vinden.
Maar wij kunnen niet alles naar het rijk toeschuiven. Ook het gemeentelijk beleid zal
moeten worden bijgesteld. Een aspect wordt gevormd door ombuigingen in het planologisch
beleid, zoals door verschillende insprekers op de nota wordt bepleit en door ons bij de be
handeling van het beleidsplan 1985-1989 is verwoord. De kern daarvan is het zich blijven
richten op selectieve in plaats van op ongebreidelde groei en op meer zorg voor het bestaan
de, het hergebruik, de kwaliteitsverbetering, de handhaving van de broedplaatsfunctie, de
bedrijvigheid in de binnenstad en stadsvernieuwingsgebieden, enz. Daarin past niet het
plan voor het pleinafsluitend gebouw, het blijven reserveren van diverse lokaties voor kan-
torenbouw, de voornemens met betrekking tot de Schoolstraat en omstreken en de huidige
opzet van het Jonge Bedrijven Centrum dat blijkens berichten geen succes lijkt te worden.
Ik zal hier nu niet verder op ingaan.
Een ander aspect wordt gevormd door de directere ondersteuning van met name nieuwe
bedrijvigheid in de vorm van goedkopere grond en huisvesting. Ten aanzien van de Hemrik
heeft het college al besloten tot verlaging van de grondprijs. Op deze wijze kan eigenlijk in
direct worden gesubsidieerd, eventueel tijdelijk bijvoorbeeld in het geval van huisvesting.
Nog een ander aspect is te halen uit het rapport van de katholieke universiteit van Nij
megen, namelijk trachten startende bedrijven in Leeuwarden te houden. Het zou interessant
zijn de motieven voor vertrek te achterhalen en daar zo mogelijk iets aan te doen.
Dat brengt mij op een volgend aspect, namelijk de verbetering van het contact tussen de
gemeente en het bedrijfsleven. In de Nota Werkgelegenheid van maart 1984 staat op bladzijde
43 onder c. Contact gemeente-bedrijfsleven: "-intern in het gemeentelijk apparaat zullen
ambtenaren, die in contact komen met het bedrijfsleven, op de hoogte moeten zijn van el-
kaars werkterrein en voor een soepele afstemming binnen de diverse disciplines moeten zorg
dragen;" en "-er dient één centraal punt binnen de gemeente aanwezig te zijn waar onderne
mers terecht kunnen voor hun aanvragen en waar zij tevens informatie kunnen krijgen waar
zij voor hun specifiek probleem binnen het apparaat terecht kunnen. Dit centrale punt zal
tevens moeten functioneren als coördinatiepunt bij tegengestelde belangen tussen de discipli
nes, waarbij van de zijde van het coördinatiepunt de economische aspecten in de belangenaf
weging moeten worden ingebracht en bewaakt." Er zijn ons een paar gevallen bekend waar
dit uitgangspunt toch eigenlijk niet functioneerde. Naar ons idee is er bij de afdeling Econo
mische Zaken, Beleidsplanning en Organisatie (EBO) een soort werkgelegenheidsmanager no
dig, een regelaar met wat bevoegdheden oftewel: een ware coördinator. Deze figuur zou zich
goed op de hoogte moeten stellen van wat er leeft bij bedrijven en bij met name potentiële
nieuwkomers en reeds gevestigde starters en hen met raad en daad moeten bijstaan wat be
treft de gemeentelijke mogelijkheden.
Overigens blijven wij wijzen - ook al vangen wij wat dat betreft steeds bot - op moge
lijkheden om werkgelegenheid te scheppen in de milieu- en energiesector. Een voorbeeld
daarvan is de gemeente Hardenberg. Deze gemeente heeft een integraal gemeentelijk energie
besparingsplan gemaakt. Naast verlaging van woonlasten wordt het werkgelegenheidseffect
geraamd op 230 mensjaren. Wij willen een artikeltje in de Woningraad van 19 december j.l.
graag in de aandacht van met name wethouder Miedema aanbevelen.
Tenslotte zijn wij verbaasd over het geringe aantal aanvragen respectievelijk toewijzin
gen met betrekking tot het werkgelegenheidsfonds. Het kan zijn dat de voorwaarden te
streng zijn of dat er te weinig initiatief in Leeuwarden wordt getoond. Het is ons inziens no
dig meer aan de weg te timmeren met dit fonds, ook al om met eventuele belangstellenden in
contact te komen. Tot zover de opmerkingen in eerste instantie over de omvang van de
werkgelegenheid in onze gemeente.
Ik kom dan nu bij een ander punt, namelijk de verdeling van de werkgelegenheid. Ik
heb al eerder opgemerkt dat de beperkte economische opleving zich niet vertaalt in nieuwe
werkgelegenheid en dat de investeringen gericht worden op arbeidsbesparende machines en
produktietechnieken. Een en ander heeft tot gevolg dat er, nu wij streven naar volledige
17
werkgelegenheid voor ieder die wil en kan werken, een drastische herverdeling van werk
doorgevoerd zal moeten worden. Ten eerste als instrument om de werkloosheid te bestrijden
en ten tweede om tot een herverdeling van betaalde en niet betaalde arbeid tussen mannen
en vrouwen te komen. Vooral ook deze laatste reden is van belang om voor vrouwen een zelf
standig bestaan mogelijk te maken.
Wij onderschrijven de hoofduitgangspunten 1, 3 en 7 van het gemeentelijk werkgelegen
heidsbeleid, al hadden wij liever de formulering "gelijke verdeling" in plaats van "rechtvaar
dige verdeling" opgenomen willen zien. Als wij in dat licht de analyses met betrekking tot de
werkgelegenheidssituatie van verschillende groepen volgen, dan springen er twee uit, name
lijk jongeren en vrouwen. Deze twee groepen worden buitenproportioneel getroffen door de
huidige werkloosheid en het ontbreken van uitzicht op deelname aan het betaalde arbeidspro
ces. Naar onze mening moet deze groepen zo snel mogelijk perspectief worden geboden. Dat
kan door een drastische arbeidstijdverkorting. Helaas wordt dat middel van ondernemerszij
de sterk bestreden en is van deze regering - hoe kan het ook anders - eveneens geen stimu
lerend beleid te verwachten. De verkorting van de arbeidstijd voor ambtenaren van 40 uur
naar 38 uur per week moest ook al uitgelokt worden. Welk perspectief wordt dan wel gebo
den? Aan vrouwen wordt eigenlijk geen perspectief geboden. Door belastingmaatregelen krij
gen vrouwen in veel gevallen een financiële straf. De jongeren mogen zich in een grotere
aandacht verheugen, maar dat blijkt in veel gevallen een tijdelijke fopspeen te zijn. Immers
het grootste deel van de maatregelen heeft geen uitbreiding van het aantal arbeidsplaatsen
tot gevolg, maar slechts een verschuiving in de onderlinge concurrentiepositie van verschil
lende groepen jongeren op de sollicitatiemarkt. Ondanks deze en andere bedenkingen zijn wij
van mening dat er mogelijkheden voor deze groepen geschapen moeten worden, met de kant
tekening dat de gemeente waar mogelijk nu eens geen fopspeen uitdeelt.
De jeugdwerkloosheid. De analyse van het probleem van deze groep is zwak wat betreft
de specifieke factoren van de werkloosheid onder jongeren. Zo wordt deze werkloosheid nog
steeds geweten aan een te hoog minimum-jeugdloonterwijl dat loon al het laagste is van de
lonen die te vergeven zijn. Het gaat dus in feite om de goedkoopste arbeidskrachten. Ook de
aansluiting onderwijs-arbeidsmarkt is niet in alle gevallen even goed en is eigenlijk nooit
volledig goed geweest. In het verleden bleek het ook niet altijd een probleem te zijn om jon
geren in dienst te nemen. De motieven om te zoeken naar oplossingen voor de bestrijding
van de jeugdwerkloosheid vind ik zwak. Er wordt in dat kader onder meer gesproken over
de maatschappelijke dreiging van een langdurig uitgeschakelde groep in de samenleving. Ook
de Kamer van Koophandel maakt het in haar inspraakreactie wat dat betreft nogal bont. Als
andere motieven worden genoemd het maatschappelijk verlies aan vakbekwaamheid op middel
lange termijn - daar kun je je wel iets bij voorstellen - en spanningen en generatiekloof. Wat
ik mis is dat deze problematiek niet wordt benaderd vanuit de jongeren zelf. Zij hebben na
melijk recht op een zelfstandig en zinvol bestaan. De jongeren worden in feite weer tot on-
volwassenen, tot kinderen bestempeld.
Het gemeentelijk jeugdwerkplan. Ondanks onze bedenkingen vinden wij dit plan positief,
omdat leerwerkplaatsen en werk-oriëntatieplaatsen perspectief bieden voor een structureel
betaalde plaats bij de gemeente. Het element dat deze jongeren via interne sollicitatie kunnen
meedingen naar een baan waarderen wij, mits bij voldoende geschiktheid niet alsnog een ex
terne sollicitatieprocedure wordt gestart. Is onze interpretatie juist dat bij een interne solli
citatie het criterium "voldoende geschiktheid" geldt en dat er, als daar aan voldaan wordt,
dan geen externe sollicitatieprocedure meer wordt gestart en dat benoeming dus plaatsvindt
vanuit de interne sollicitanten?
Ik heb nog een paar vragen over de financiering van het jeugdwerkplan. Wordt dit
jeugdwerkplan geheel of gedeeltelijk aangewend om de knelpunten in de arbeidssituatie van
de gemeente op te lossen? Blijven de voor 1984 genoemde herbezettingsgeldenhet gaat om
een bedrag van vier ton, staan voor het jeugdwerkplan of wordt er op een andere manier
een beroep gedaan op de niet bestede herbezettingsgelden? Kortom, hoeveel geld blijft er
daadwerkelijk over voor besteding aan het jeugdwerkplan?
Dan kom ik bij het hoofdstuk Vrouwen en Werkgelegenheid. De analyse en de schets van
de gewenste ontwikkeling zijn van goede kwaliteit. Dit hoofdstuk illustreert de achterstand
van vrouwen wat betreft betaalde arbeid in vergelijking met de situatie in ons omringende
landen. Uit de analyse blijkt ook de opvallende teruggang in betaalde arbeid voor vrouwen
boven de 25 jaar en voor vrouwen met kinderen. Vrouwen worden geconfronteerd met prak
tische en morele drempels. De nota verwijst daar expliciet naar op bladzijde 51: "Gezien de
hoge werkloosheid van dit moment, wordt er op m.n. getrouwde vrouwen vaak morele druk
uitgeoefend om geen betaalde arbeidsplaats op te eisen of deze te verlaten. Het argument,
dat hierbij vaak gebruikt wordt, is dat een claim op een betaalde arbeidsplaats rechtstreeks
een jongere werkloze of een mannelijke kostwinner zou duperen." Gelukkig neemt de nota
hier afstand van en wordt een aantal maatregelen bepleit, zoals vermeld op bladzijde 53 van
de nota. De maatregelen zijn wel even belangrijk om naar voren te worden gehaald. In de
eerste plaats meer spreiding van huishoudelijke en kinderverzorgende taken over de huisge
noten. De gemeente kan daar weinig aan doen, maar ieder van ons zelf natuurlijk wel. In de