18
De Voorzitter schorst, om 21.00 uur, de vergadering voor de eerste pauze.
De Voorzitter heropent, om 21.20 uur, de vergadering.
De Voorzitter: Ik heropen de vergadering. Aan de orde is de voortgezette behandeling
van agendapunt 14 in eerste termijn. Ik geef het woord aan wethouder Geerts.
De heer Geerts (weth.): 1985 is het eerste jaar dat de gemeente de gang van zaken met
betrekking tot het stadsvernieuwingsbeleid zelf moet regelen. Dat wil zeggen, het stadsver
nieuwingsbeleid is daadwerkelijk gedecentraliseerd. De bemoeienis van het rijk is eigenlijk
afgelopen. Er moet nog wel een rapportage in de richting van gedeputeerde staten gepleegd
worden, maar die heeft een wat repressief karakter. Met andere woorden, wij moeten uitleg
gen wat wij met het geld gedaan hebben, maar wij kunnen eigen plannen maken. Als de gel
den maar besteed zijn binnen de doelstelling van de stadsvernieuwing. Daarbij komt dat de
doelstellingen van de stadsvernieuwing in de wet vrij ruim zijn gedefinieerd en wel zodanig
dat wij altijd goede plannen kunnen indienen die aan die definitie voldoen waardoor het re
pressief toezicht van gedeputeerde staten verder geen consequenties zal hebben. Dat is op
zich een plezierige zaak, maar - dat is door meerdere raadsleden al gezegd - het is een beet
je jammer dat het rijk deze decentralisatie heeft aangegrepen om bezuinigingen te plegen.
Het is moeilijk na te rekenen, maar de stellige indruk bestaat dat de totale som geld die in
het kader van de 19 regelingen, die nu vervat zijn onder één grote regeling, werd uitgege
ven geringer is dan het bedrag dat nu ter beschikking wordt gesteld, namelijk ongeveer één
miljard gulden.
Wat ons in ieder geval toch wel wat is opgebroken is de wijze waarop staatssecretaris
Brokx heeft gemeend te moeten opereren met betrekking tot de overgangsproblematiek. De
mogelijkheid bestond om tot één oktober declaraties in te dienen. Omstreeks december is ge
zegd dat alleen de declaraties die voor één september zijn ingediend zouden worden gehono
reerd en dat de rest van de declaraties op de grote stapel gelegd zou worden in het kader
van de overgangsproblematiek. Wat die overgangsproblematiek betreft is er ook nog sprake
van 25% vrije ruimte. Het komt er dus op neer dat wij de declaraties die na één september
zijn ingediend uit onze eigen bijdrage na één januari moeten betalen. Er is ook heel abrupt
gereageerd op de subsidieregeling voor particuliere woningen. Wij kregen het bericht dat
per - ik doe dat even uit mijn hoofd - 7 oktober die regeling zou worden afgeschaft, terwijl
wij nog een belangrijk aantal aanvragen in dat kader in portefeuille hadden. Wij zullen een
en ander ook moeten betalen uit eigen zak. Dat is de reden geweest waarom wij toch wat ver
schuivingen in het plan hebben aangebracht en er een verschuiving van een infrastructureel
werk, de restauratie van een walmuur, naar woningverbetering heeft plaatsgevonden.
Decentralisatie is op zich - ik zeg dat dan met een aantal raadsleden dat zich daarover
heeft uitgesproken - een goede zaak. Wij kunnen met zijn allen in deze zaal uitmaken hoe het
geld besteed wordt. Een en ander zal ook vragen dat wij duidelijker onze prioriteiten stellen.
De opmerking van de heer Timmermans dat wij in het verleden de mogelijkheden in het
kader van de Interim Saldo Regeling (ISR) hebben benut is juist. Maar wij hebben in dat ka
der geen prioriteiten gesteld. Als wij geld binnen konden krijgen, dan probeerden wij dat
want dan hoefden wij zelf niets te betalen. Maar heel expliciet prioriteiten stellen is in die
tijd minder gebeurd.
Wij zullen de prioriteitsstelling moeten verbeteren en die plegen op basis van indicato
ren. Wij moeten daarbij ook de nieuwe gebieden betrekken. Dat is noodzakelijk - dat is ook
door een aantal raadsleden gevraagd -, want er is een aantal aanwijzingen dat er met be
trekking tot de na-oorlogse wijken sprake is van een zekere problematiek waar wij niet om
heen kunnen. Wij zullen dus een deel van onze financiën daarop moeten gaan richten. Beke
ken zal nog moeten worden hoe dat precies moet en in welke mate en of er een beleid moet
worden gevoerd waarbij wij ons concentreren op bepaalde gebieden en de rest maar wat laten
liggen of dat wij dat breed uitsmeren en onze bemoeienissen over een groot aantal wijken
zullen uitstrekken. Wij hebben die vraag nu niet beantwoord in het kader van het beleids
plan 1985, omdat wij daar domweg niet de tijd voor hebben gehad en het beleidsplan 1985 een
voortzetting is van het tot nu toe gevoerde ISR-beleid. Wij kunnen constateren dat het be
leid zoals dat verwoord is in de beleidsnota 1980 voor het belangrijkste deel overeind is ge
bleven. Op zich is dat een verheugend feit. Ik wil dan na deze algemene inleiding proberen
de spreeksters en sprekers te beantwoorden.
Mevrouw Van Dijk heeft tot mijn genoegen het beleid, dat in de afgelopen jaren door het
college gevoerd is, een goed beleid genoemd. Zij heeft daar haar waardering over uitgespro
ken. Ik vind dat erg plezierig. Ik wil nu alvast de opmerking maken dat ook ik erg veel
waardering heb voor de ambtelijke inspanningen die hebben geleid tot het realiseren van de
ze nota. Er is erg hard gewerkt en er is een erg duidelijke nota tot stand gekomen die goed
leesbaar is. Vanaf deze plaats wil ik ook de waardering vanuit de raad nogmaals bevestigen.
Mevrouw Van Dijk heeft gezegd dat wij - ik bespeur dan toch een wat andere benadering
dan de vorige keer - eens moeten kijken of er ook mogelijkheden zijn met globale plannen.
19
Zij heeft daarbij ook het instrument van de leefmilieuverordening genoemd. Ik meen uit haar
woorden te hebben begrepen dat zij de mogelijkheid om dit instrument te gebruiken positief
benadert. Ik vind dat erg verstandig. Wij moeten nog zien hoe de leefmilieuverordening in
de praktijk werkt en of die inderdaad een instrument is dat wat toevoegt aan hetgeen wij
hebben. Een leefmilieuverordening moet ook van toepassing zijn op de specifieke problema
tiek van de wijk. Ik heb toegezegd dat wij ons daarover op korte termijn zullen beraden en
dat wij in dat kader voor de zomervakantie met een tussenrapportage zullen komen.
De heer Timmermans heeft ook gewezen op de overgangsproblematiek, maar daar ben ik
al op ingegaan.
Hij heeft waardering geuit voor de wijze waarop op de inspraakreacties is gereageerd.
De heer Timmermans heeft kanttekeningen gezet bij het verdere beleid. Hij heeft gesteld
dat wij beter dan tot nu toe het geval is geweest politieke prioriteiten moeten stellen. Uit
hetgeen ik zojuist gezegd heb valt op te maken dat ik het daarmee eens ben. Ik heb overi
gens niet de illusie dat het een eenvoudige zaak is om goede indicatoren en een goede afwe
ging tussen de problematiek van de verschillende wijken te vinden. Ik denk dat wij daarover
met elkaar nog wel de nodige worstelingen zullen hebben. Maar uiteindelijk - dat is het grote
voordeel - kunnen wij dat hier doen. Wij kunnen gezamenlijk uitmaken hoe een en ander dan
zal moeten. De raad is op een goede wijze te benaderen door de burgers en buurten van de
stad. Wij zullen er op de een of andere manier wel uitkomen.
De heer Timmermans heeft gezegd dat het accent wat zijn fractie betreft moet liggen op
de woningverbetering en de woonomgevingsverbetering en minder op infrastructurele wer
ken. Wij hebben kennis genomen van deze opvatting. Het is overigens een opvatting die mij
niet onsympathiek overkomt. Ik moet er echter wel bij zeggen dat bij infrastructurele werken
ook de aanleg van riolering hoort. Het is wel praktisch dat je, voordat wordt begonnen met
de woonomgevingsverbetering, eerst de riolering aanlegt, want anders moet je nog een keer.
Zo is er nog wel een aantal nuanceringen in deze opvatting aan te brengen. Maar in het al
gemeen heb ik niet zoveel moeite met bedoelde opvatting. Het door de heer Timmermans ver
woorde standpunt leeft heel duidelijk in zijn fractie en wij zullen daar rekening mee houden.
De problemen met betrekking tot de na-oorlogse wijken. De problematiek ten aanzien van
de tempoverlaging is uitgebreid aan de orde geweest in de Commissie voor de Ruimtelijke Or
dening. Het rijk heeft 10 miljoen gulden op jaarbasis op redelijk lange termijn gegarandeerd.
Een van onze financieringsbronnen is ook nog een eigen bijdrage, die gefinancierd wordt
door een jaarlijkse storting van ruim 3 miljoen gulden tot het jaar 2008, waarbij dan een in
vestering gepleegd zou moeten worden tot het jaar 1993. Je kunt verschillende dingen doen.
Je kunt het geld nu al uitgeven, maar je kunt het ook uitsmeren over de jaren. Wij moeten
wel bedenken dat wij wat dat betreft afhankelijk zijn van het goedkeuringsbeleid van gede
puteerde staten. Het gaat hier om een financieringsstructuur die erg veel geholpen heeft om
de stadsvernieuwing zover te brengen zoals die nu is. De financieringsstructuur zal ook op
deze wijze gehandhaafd moeten worden. De vraag is wel wanneer je met de gelden die tot
2008 worden gereserveerd investeringen pleegt. Je kunt de tactiek voeren van: nu het rijk
veel bezuinigd heeft, geven wij de komende jaren erg veel geld uit. Maar die tactiek beperkt
natuurlijk wel de vrijheid in de jaren erna, want wat je nu uitgeeft, kun je later niet meer
uitgeven. Ik heb tijdens de discussie in de Commissie voor de Ruimtelijke Ordening toege
zegd dat wij ons over deze materie nog zullen beraden en dat wij nog terug zullen komen op
de hele financieringsstructuur met betrekking tot de eigen bijdrage.
De heer Van der Wal is daar ook op ingegaan en heeft gevraagd om verschillende scena
rio's. Ik weet niet op welke manier hetgeen ik heb toegezegd zal worden gepresenteerd,
maar het zal in ieder geval in een zodanige vorm zijn dat daar goed over te praten is. Het
gaat hier om een belangrijk facet dat ook heeft te maken met een politieke afweging van de
vraag hoe je bepaalde zaken ziet. Wil je nu het geld opmaken dat een toekomstige generatie
misschien ook nog moet besteden of moet je, nu er zo sterk bezuinigd wordt, wat tegenwicht
leveren. Dergelijke vragen zullen moeten worden beantwoord. Ik heb toegezegd dat wij deze
discussie zullen voeren bij de vaststelling van het plan voor 1986.
De heer Timmermans heeft een vraag gesteld over de sociaal-culturele accommodatie in
de binnenstad en heeft dienaangaande een aantal suggesties gedaan. Ik wil de beantwoording
hiervan graag overlaten aan wethouder Heere.
Dan kom ik bij de heer Van der Wal. Hij is ook ingegaan op het punt van de decentrali
satie en heeft dienaangaande zijn instemming betuigd. Vervolgens heeft hij het punt van het
stadsbeheer aan de orde gesteld, dus het beheer nadat het technisch stadsvernieuwingspro
ces is gerealiseerd. Wij hebben altijd met elkaar gezegd dat stadsvernieuwing niet alleen een
technisch proces is, maar dat verval/verloedering van een stad ook te maken heeft met een
sociaal proces. Wij moeten beide zaken aanpakken. Wij zullen dus op het technische vlak
werkzaam moeten zijn en ook het sociale proces moeten aanpakken. Daar gebeurt natuurlijk
nogal wat aan, maar dat zal ook in de verdere toekomst moeten gebeuren. In dat kader past
natuurlijk ook de problematiek van het stadsbeheer, hoe ga je om met de stad en hoe betrek
je de bevolking daarbij. Zoals bekend is er een commissie met de welluidende naam de Com
missie Heere, waarin twee collegeleden zitting hebben, die zich met deze problematiek bezig-