20 houdt. Wij verwachten dat na het komende voorjaar de rapportage van de commissie gereed is. Met andere woorden, wij zijn wat dat punt betreft al een tijd bezig. De problematiek is echter niet zo eenvoudig; er zitten veel kanten aan deze zaak. Ik hoop - dat zeg ik met op zet wat voorzichtig - dat wij met een voor de raad bevredigende rapportage zullen komen. De problematiek met betrekking tot de Meenthe, Lekkumerend, enz. Wij kunnen daar ge woon niet omheen en wij zullen de problematiek met betrekking tot de na-oorlogse wijken mee in de beschouwing moeten betrekken. De heer Van der Wal heeft opgemerkt dat er minder aandacht moet worden besteed aan infrastructurele werken. Ik wil wel opmerken dat ook fietsverbindingen behoren tot infra structurele werken. In zijn algemeenheid kan men niet zeggen dat dit soort uitspraken genu anceerd zal moeten worden. (De heer Van der Wal: Ik heb dat heel genuanceerd gezegd.) Ik begrijp wat u bedoeld heeft, mijnheer Van der Wal. Ik heb al toegezegd dat wij bij de raad terug zullen komen betreffende de instrumenten die de Wet op de stads- en dorpsvernieuwing biedt zoals de leefmilieuverordening, het stadsvernieuwingsplan, de onteigening en de extra mogelijkheden. Ik neem aan dat dat voor de komende zomer zal gebeuren. Op de financieringsstructuur ben ik al ingegaan. Ik was even bang, mijnheer de voorzitter, dat PAL het helemaal met het college eens zou zijn, maar dan zou er afgeweken zijn van de traditie. Gelukkig is dat niet het geval. Er zijn twee moties ingediend, die mij noodzaken tot het geven van een reactie. De eerste motie betreft het verminderen van de post sloopkosten met twee ton en het verhogen van de post onrendabele toppen met twee ton. Deze motie past wel wat in het beeld van PAL waarin dit college als een sloopcollege wordt afgeschilderd: als je de sloopkosten vermindert, dan hebben b. en w. dienaangaande minder mogelijkheden en kunnen zij het geld goed besteden voor het opknappen van panden. Ik vind dit allemaal wat te eenvoudig, want wat is er namelijk aan de hand? Er is een globale inventarisatie gemaakt van wat er ongeveer gesloopt zou kunnen worden en - dat zit er natuurlijk aan vast - zou moeten worden. Maar het is niet zo dat wij zo graag willen slopen. Hierbij speelt ook natuurlijk het feit dat je, als je niet sloopt, ook geen opbrengsten van gronden kunt krijgen. De opbrengst van ver koop van gronden is een van de financieringsbronnen en de taxatie van de verkoopwaarde hangt daarmee samen. Ik erken dat de taxatiebedragen redelijk natte vingerwerk zijn, maar dat is het geval met heel veel bedragen. Wij hoeven echt niet de indruk te hebben dat het hier om bedragen gaat die op de gulden nauwkeurig zijn, want dat zijn ze zeker niet. Wij hebben daarom gezegd dat wij ons in de loop van dit jaar alsnog zullen bezinnen op het feit of de bedragen zoals die zijn aangegeven wel redelijk zijn en of ze toch niet wat anders ver deeld zouden moeten worden. Als op een gegeven moment blijkt dat wij het bedrag zoals dat getaxeerd is voor het slopen niet nodig hebben, dan zullen wij dat ergens anders voor be stemmen. Wanneer blijkt dat er dan panden moeten worden opgeknapt waarvoor onrendabele toppen moeten worden afgedekt, dan zullen wij het geld daarvoor besteden. Ik vind het al leen zeer voorbarig om daar op dit moment uitspraken over te doen. Er is een redelijke schatting gemaakt van de kosten die gemaakt moeten worden. Ik vind dat wij op dit moment niet de uitspraak moeten doen zoals de PAL-fractie die in haar motie doet. Wij kunnen een en ander in de loop van het jaar nader bekijken, wanneer blijkt dat dat niet nodig is. Voorals- nog ga ik er vanuit dat deze kosten op een zo goed mogelijke wijze getaxeerd zijn. Ik heb dan ook geen reden om de raad te adviseren voor deze motie te stemmen. De tweede motie die door PAL is ingediend gaat over, laat ik het maar gemakshalve het technische opbouwwerk noemen, zoals het maken van alternatieve verbeteringsplannen voor complexen huurwoningen. Wij hebben hierover nog niet zolang geleden in het kader van het beleidsplan van de Stadsvernieuwingskorporatie (SVK) in de Commissie voor de Volkshuis vesting gediscussieerd. De SVK had deze mogelijkheid ook al als een van de uitvoeringsmo gelijkheden opgenomen. Het college heeft gezegd - de Commissie voor de Volkshuisvesting heeft daarmee ingestemd - dat de SVK, indien wijken dat wensen en de SVK ruimte heeft, de bewoners best eens een keer in dit opzicht kan helpen. Wij hebben in dat kader wel de voor waarde gesteld, die is helemaal niet zo moeilijk in te willigen, dat de hulp moet geschieden tegen het normale tarief van de SVKIk wil de raad eraan herinneren dat in het verleden ook op deze wijze een aantal projecten door de SVK is aangepakt. Deze mogelijkheid lijkt mij vooralsnog voldoende. Gebleken is dat die goed werkt. Wanneer er trouwens heel goede rela ties bestaan tussen woningbouwcorporaties en huurders dan is het niet nodig om daar tussen door allerlei alternatieve plannen te maken. In eerste instantie dient er dus in het overleg tussen de corporaties en hun huurders een oplossing te worden gevonden. Het in de motie gestelde loopt vooruit op het plan voor 1986. Deze problematiek kan echter best een keer in dat kader aan de orde worden gesteld. Het college vindt het vooralsnog niet nodig om geld voor dit doel beschikbaar te stellen, anders dan dat wij dat nu gedaan hebben via de SVK. Ik wil de raad dus ook de tweede motie van PAL ontraden. De heer Van der Wal heeft nog zijn waardering uitgesproken voor het werk dat de sa menstellers van de nota gepleegd hebben. (De heer Van der Wal: Dat mag wel even apart vermeld worden!) Ik vind het plezierig dat u dat gedaan hebt, mijnheer Van der Wal. 21 De heer Buurman staat in principe positief tegenover decentralisatie. Hij heeft de dis crepantie geschilderd die er is tussen enerzijds de wil om te dereguleren en anderzijds het maken van nieuwe wettelijke instrumentaria omdat je bepaalde doelen wilt bereiken. Op een gegeven ogenblik, aldus de heer Buurman, kan de wil tot deregulering ondergeschikt ge maakt worden aan de doelen die je wilt bereiken met het maken van nieuwe instrumentaria. Wat dat betreft ben ik het met hem eens. De heer Buurman heeft zich de vraag gesteld hoe een en ander in de toekomst zal lopen. Ik weet dat ook niet precies, maar ik heb al toege zegd dat wij op niet al te lange termijn nogmaals met elkaar van gedachten zullen wisselen over het hele wettelijke instrumentarium. Mogelijk kunnen dan ook een aantal vragen, die de heer Buurman in de loop van zijn verhaal heeft gesteld, daarbij worden betrokken. De heer Buurman heeft een verklaring afgelegd over hoe hij inspraak ziet. Ik volsta met daar kennis van te nemen. De heer Buurman heeft er op gewezen dat de volkstelling 1971 als basis gediend heeft voor de verdeelsleutel. Je kunt dat jammer vinden, maar het zijn wel gegeven feiten. Ik moet wel zeggen dat wij als gemeente niet zo verschrikkelijk veel invloed hebben kunnen uitoefe nen op de verdeelsleutel. Wel hebben de gezamenlijke ISR-gemeenten en de middelgrote ge meenten in de richting van de staatssecretaris gereageerd toen het er op leek dat de ver deelsleutel ongunstig voor hen zou uitvallen. Naar aanleiding van dit reageren is de verdeel sleutel gewijzigd. De heer Sijbesma heeft over het algemeen zijn instemming betuigd en een aantal opmer kingen gemaakt waarop ik in de loop van mijn verhaal al ben ingegaan. Mevrouw De Jong vraagt om de apparaatskosten inzichtelijker te maken. Het lijken in derdaad vrij hoge bedragen, maar ik wil wel opmerken dat deze bedragen niet afwijken van hetgeen hiervoor landelijk wordt opgenomen. Wat dat betreft heb ik de indruk dat wij niet al te duur werken. Mevrouw De Jong heeft tot slot gezegd dat de nota een goede aanzet is voor toekomstig beleid op het gebied van de stadsvernieuwing. Ik denk dat ik op alle opmerkingen en vragen van de spreeksters en sprekers ben inge gaan, mijnheer de voorzitter. De heer Heere (weth.): De heer Timmermans heeft gevraagd naar de sociaal-culturele accommodatie in de binnenstad. Deze accommodatie is gepland in de Muggesteeg. Voor de re alisering daarvan was ongeveer vier ton nodig, waarbij ook nog sprake zou zijn van een niet onaanzienlijk bedrag aan onrendabele top in verband met de combinatie van woningen. Het geheel zou daardoor een aanzienlijk bedrag vergen. De heer Timmermans heeft in dit ver band opgemerkt dat de prioriteit die deze accommodatie heeft gekregen, wellicht mede ver oorzaakt is door het feit dat wij werkgelegenheidsfondsen ter beschikking kregen. Dat feit moge juist zijn, maar dat maakt de situatie voor de buurt er natuurlijk niet anders door. De prioriteit die wij hebben gegeven is gegeven en daarmee zijn nu eenmaal bepaalde verwach tingen gewekt, die naar de mening van het college - dat blijkt ook uit de raadsbrief - moeten worden gehonoreerd. Ik heb overigens van de heer Timmermans niet begrepen dat hij daar een andere mening over heeft, maar ik wil van deze kant van de tafel toch nog wel eens met nadruk zeggen dat het college vindt dat de accommodatie inderdaad in de binnenstad moet komen. Dan is de vraag aan de orde: kan het ook anders. De bedoeling is natuurlijk of realisatie ook voor minder geld kan, maar daar kom ik straks nog wel op terug. Wat de vraag betreft of realisatie ook op een andere wijze kan geschieden het volgende. Wij hebben al een paar keer geprobeerd een combinatie te vinden met een gebouw waarvan wij dachten dat dat mo gelijkerwijs vrij zou kunnen komen en dat wij dan zouden kunnen aanpassen voor minder geld dan nieuwbouw. Maar dan bleek op enig moment dat er weer andere belemmeringen wa ren, zoals de wens om ook daar woningen te realiseren. Maar een en ander betekent wel dat het aantal mogelijkheden in die buurt, waarbij je heel vrij de beschikking hebt over een pand waar je van alles en nog wat mee kunt doen voor minder geld, niet zo voor de hand ligt. Wij willen graag ingaan op het verzoek van de heer Timmermans om daar toch nog maar eens naar te kijken, want och, als realisering goedkoper kan waarom zou je dat dan niet doen. Ik zeg er wel bij dat wij daarbij uit gaan van de stelling die ik zonet poneerde, name lijk dat het college vindt dat er een accommodatie in de binnenstad moet komen. De plaats van realisering en de wijze waarop die plaatsvindt zouden in overleg en als het enigszins kan ook in overeenstemming met het bestuur van de wijkvereniging moeten worden vastgesteld. Met deze beperkende voorwaarde zou het onderzoek plaats kunnen vinden. Wij moeten ons hierbij natuurlijk wel realiseren dat in dit soort gevallen vaak van afstel uitstel kan komen en dat risico wil ik liever niet lopen. Dan nog even een opmerking over de financiën. De heer Timmermans heeft voor wat de bestemming van de fondsen betreft gewezen op mogelijkheden die er wellicht zitten in de buurt van Bilgaard en met name de Meenthe. De koppeling is op zich zelf al moeilijk, omdat op dit moment nog niet vaststaat dat realisering van de accommodatie op een andere plaats dan de Muggesteeg minder geld kost en nog veel minder vaststaat hoeveel minder geld dat

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1985 | | pagina 11