32 Instituut voor Friesland (ETIF) leegkomen. Ik wil het college verzoeken om met het provinci aal bestuur in overleg te treden om te komen tot een goede oplossing voor de stad wat be treft deze gebouwen. Een andere vraag - het is meer een retorische vraag - is de volgende. Het gaat hier om een voorbereidingsbesluit waarbij het provinciaal bestuur ook een rol speelt. Wat is de toet sende rol van het provinciaal bestuur - op andere terreinen merken wij die wel - in dezen? Dan de motie van PAL waarin het college wordt gevraagd om op het standpunt terug te komen. Onze argumenten zijn voor een groot deel gelijk geweest. Ik wil graag van de wet houder horen of er formeel op het standpunt van het college kan worden teruggekomen. Want dat antwoord zal bepalen hoe ik en een deel van onze fractie over deze motie zullen stemmen. Is het onmogelijk om op het standpunt terug te komen, dan zullen wij de motie niet steunen. De wethouder heeft de door mij ingediende motie op een goede manier uitgelegd. Hij heeft eigenlijk gezegd dat alles wat daarin staat klopt en dat er strijd is met de door de raad ingenomen standpunten. Ik zal de motie handhaven. De heer Van der WalDe wethouder heeft nog een keer de afweging van het college her haald. Het is belangrijk dat het provinciaal apparaat in de hoofdstad van Friesland gevestigd is. Ik denk dan: zou er, gezien hetgeen er nu staat, ook maar enige kans zijn dat de pro vincie uit de hoofdstad vertrekt? Dit argument kan volgens mij nauwelijks een rol hebben gespeeld bij de afweging. De provincie gaat voort met de centralisatie van haar apparaat. Het college is het daarmee eens, want het heeft wat dat betreft geen bevoegdheden. De op pervlakte van de drie of vier panden waar het hier om gaat is slechts 2% van het totale volu me dat de provincie daar gaat realiseren. Men maakt mij niet wijs dat, als de provincie - ook in haar rol van bewaker van de stads- en dorpsvernieuwing - dat echt zou willen, die 2% niet gemakkelijk is op te lossen in de huidige bebouwing en in het voormalige pand van het ziekenfonds. Het gaat in feite om een voor de provincie relatief gezien kleine vloeropper vlakte. Als de oorspronkelijke enigszins aangepaste bouwplannen toch doorgezet worden, dan vind ik dat er ook sprake is van een stuk onwil van de kant van de provincie. Ook dat feit had het college in zijn afwegingen mogen betrekken, maar dat heb ik nergens gelezen en dat hoor ik ook nu niet. Er is zoveel mogelijk getracht het beste er van te maken. Wij weten allemaal dat met betrekking tot het meerderheidsbesluit wethouder Geerts een minderheids standpunt inneemt. Van de wethouder neem ik dus wel aan dat zoveel mogelijk getracht wordt er het beste van te maken, maar niet van de meerderheid van het college. Formeel is er volgens de wethouder niet onfatsoenlijk gehandeld. Ik ben dat met hem eens. Formeel-juridisch klopt de zaak wel. Ik heb met nadruk gezegd dat ik de gang van za ken politiek onfatsoenlijk vind. Ik vind dat het college politiek gezien de raad niet op een correcte wijze heeft ingeschakeld. Als je zo bewust afwijkt van uitgangspunten die unaniem door de raad zijn vastgesteld in de nota van uitgangspunten met betrekking tot het struc tuurplan en het uitvoeringsplan, dan vind ik het politiek correct dat je, wanneer wordt overwogen om van die uitgangspunten af te wijken, een en ander via de Commissie voor de Ruimtelijke Ordening aan de raad voorlegt. De raad kan dan worden gevraagd of, omdat er een bepaalde problematiek speelt, er wat dat punt betreft wel of niet van de vastgestelde uitgangspunten kan worden afgestapt. Daarna kan de raad aan in dit geval b. en w. al of niet het politieke fiat geven om van de vastgestelde uitgangspunten af te wijken. Die gang van zaken vind ik politiek fatsoenlijk omgaan met de raad. De wijze waarop wij nu met vol dongen feiten worden geconfronteerd, omdat b. en w. van een nog bestaande bevoegdheid gebruik maken, heb ik als politiek onfatsoenlijk gekwalificeerd. De wethouder heeft ook gezegd dat de raad via de Commissie voor de Ruimtelijke Orde ning bij deze materie is betrokken. Ik heb door middel van een interruptie al duidelijk ge maakt dat de Commissie voor de Ruimtelijke Ordening geen enkele beslissingsbevoegdheid heeft, maar alleen een adviserende bevoegdheid. Zou je deze commissie een beslissingsbe voegdheid geven, dan zou je ook voor een betere representativiteit daarin moeten zorgen. De Commissie voor de Ruimtelijke Ordening kan nooit de raad als geheel vervangen en zeker niet als het gaat om afwijkingen van vastgestelde uitgangspunten. (De heer De Jong: Het ging toch om een besloten zitting van de Commissie voor de Ruimtelijke Ordening?) Dat is nog des te erger, want dan ontbreekt de publieke controle ook nog. Ik begrijp ook echt niet - de heer Ten Hoeve is er ook al op ingegaan - dat het stand punt van het CDA en de VVD is: Hogere c.q. algemene belangen? Uitgangspunten? Nou, toe maar. Als er structuurplannen en uitvoeringsplannen in de raad aan de orde worden gesteld, waarin expliciet staat dat de woonfunctie in deze straat versterkt moet worden, dan hebben VVD en CDA zich kennelijk niet gerealiseerd wat zij daarmee hebben uitgesproken. Het kan ook zijn dat een en ander niet bij VVD en CDA leeft of misschien konden zij de portee daar van op dat moment niet overzien. Het gaat een beetje als: och ja, toe maar. En als er dan eens incidenteel, zoals in dit geval, afgeweken wordt van de uitgangspunten dan kan dat net zo gemakkelijk, want men had zich dat destijds niet zo gerealiseerd. Als dat de manier van politieke besluitvorming is die VVD en CDA aanhangen, dan vraag ik mij af wat hun be 33 staansrecht dan nog is in deze raad. De heer Dubbelboer heeft gezegd dat hij in de Ooster straat heeft rondgekeken en dat het hem gebleken is dat daar nauwelijks meer wordt ge woond. In de panden waar het hier om gaat werd tot voor kort nog wel gewoond. De twee andere woningen staan nu inderdaad leeg, omdat de provincie die heeft aangekocht en geen belang heeft bij panden waarin wordt gewoond. Daarom is ook in het uitvoeringsplan gezegd dat de woonfunctie daar versterkt en teruggebracht moet worden. De heer Dubbelboer zegt: die woonfunctie is er niet, dus wat verliezen wij. Ik kan dergelijke redeneringen en politieke besluitvorming van VVD en CDA niet volgen. De wethouder is ook op onze motie ingegaan. Hij zegt dat het een bevoegdheid is van b. en w. om te denken dat uiteindelijk het bestemmingsplan wel zo zal worden vastgesteld dat dit bouwplan daar in past. Dat is dus in zekere zin een gok op een nog vast te stellen be stemmingsplan. Wie stelt het bestemmingsplan vast? Gelukkig de raad en die bevoegdheid kan het college hem, al zou het dat misschien wel willen, niet ontnemen. Niets let ons - dat is ook niet met zoveel woorden door de wethouder bestreden - om nu al te verklaren dat dit bouwplan niet past in het binnen afzienbare tijd vast te stellen bestemmingsplan. Dat is nou toevallig de bevoegdheid van de raad. Ik heb nog geen duidelijkheid over de vraag of het reëel is om bij het college aan te dringen om zijn besluit te herzien. Het kan zijn dat de brief met rechtsgevolgen de deur al uit is. In dat geval heeft een herziening van het standpunt weinig zin en zal ik datgene wat staat vermeld onder het tweede aandachtstreepje van het besluit in onze motie schrappen. Ik heb hierover nog geen uitspraak van het college gehoord en die wil ik eerst afwachten. Over de motie van de PvdA het volgende. De bedoeling van die motie is ongeveer dezelf de als die van onze motie. De PvdA-motie vind ik echter alleen wat minder veelzeggend dan de onze. Als onze eventueel aangepaste motie het niet mocht halen, om wat voor reden ook, dan zullen wij uiteraard de PvdA-motie steunen. Aan het einde van mijn eerste instantie heb ik expliciet gevraagd aan het college of er bij de provincie nog meer ruimtebehoefte bestaat. Als dat het geval is, is het college dan net zo gemakkelijk als nu bereid om daaraan toe te geven? Ik denk daarbij met name aan de pan den van het Fries Natuurhistorisch Museum - dat zijn gemeentepaden - die wij een woonfunc tie willen geven. Wij hebben dat laatste trouwens ook vastgelegd. De heer Dubbelboer zegt dat er nu niet gewoond wordt in de Oosterstraat en vraagt zich af wat je dan hebt te verlie zen. Maar houdt het college nog steeds vast aan de woonfunctie en nog enkele andere func ties? Er mogen in ieder geval geen grootschalige kantoorfuncties meer komen zoals die ken nelijk door het uitdijende provincie-apparaat worden nagestreefd. Ik zou graag een zeer duidelijk antwoord willen hebben op de vraag of het college na deze flop wel zal vasthouden aan de rest van de geformuleerde uitgangspunten. Dat lijkt mij belangrijk om te weten. De heer Dubbelboer: Ik was al bang dat ik vanavond weinig politieke vreugde zou bele ven als PAL het helemaal met ons eens zou zijn. Maar ik constateer dat er tussen uiterst links van deze raad en de VVD-fractie gelukkig toch nog wat politieke meningsverschillen bestaan. Ik wil de heer Van der Wal nog wel eens uitleggen waarom wij bepaalde beslissingen nemen, maar het lijkt mij niet verstandig om dat hier te doen. Ik wil nog even reageren op de twee ingediende moties. Onze fractie heeft in wezen niets aan de PAL-motie, gelet op datgene wat ik in eerste termijn heb gezegd. Als je de verhou dingen tussen raad en college respecteert - wij zullen die moeten respecteren, omdat er sprake is van wettelijke bevoegdheden - dan is datgene wat PAL geschreven heeft baarlijke nonsens. Ik heb de motie van de PvdA ongeveer op dezelfde manier ontleed als de wethouder ge daan heeft. Er staat eigenlijk niets in wat bij motie uitgesproken moet worden. Aan het einde van de motie wordt het college verzocht de overwegingen ter kennis te brengen van de Ini tiatiefgroep Wonen in de Binnenstad. Ik heb geprobeerd de overwegingen te vinden, maar dat is mij niet gelukt. Wat dat betreft heeft de Initiatiefgroep Wonen in de Binnenstad daar niets aan. Laten wij maar gewoon vertellen hoe de vlag erbij hangt. Onze fractie is tegen de motie van de PvdA en blijft bij haar eerder ingenomen standpunt. Mevrouw De Jong: De wethouder heeft gezegd dat het resultaat van de besprekingen met de provincie bevredigend is. Ik kan niet nalaten op te merken, mijnheer de voorzitter, dat ik vrees dat de provinciale steenkolos, die straks op dit stukje Leeuwarden verschijnt, voor de bewoners van onze stad beslist minder bevredigend zal zijn. Blijft natuurlijk ook de vraag welke waarde wij in de toekomst kunnen hechten aan een unaniem besluit en aan vastgestelde uitgangspunten. Het gemak waarmee VVD en CDA van uitgangspunten afstappen is ronduit verbijsterend. Ik vraag mij af hoe wij in de toekomst de uitspraken van deze partijen moeten vertalen. Misschien kunnen zij er zelf een vertaling bij doen, want dat zou gemakkelijk zijn omdat wij dan weten waar wij aan toe zijn. De Voorzitter schorst, om 23.15 uur, de vergadering voor de tweede pauze.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1985 | | pagina 17