34
De Voorzitter heropent, om 23.50 uur, de vergadering.
De Voorzitter: Ik heropen de vergadering en geef het woord aan wethouder Geerts.
De heer Geerts (weth.): Ik moet nog reageren op de moties. In eerste instantie heb ik
de argumenten al genoemd waarom het college niet voor de motie van PAL kan zijn. Het ant
woord op de vraag van de heer Van der Wal of het college formeel nog terug kan komen op
zijn standpunt is nee. Het college heeft de formele beslissing genomen en heeft die ook mee
gedeeld aan het provinciaal bestuur. Het college acht zich daaraan gebonden en kan formeel
niet terug. Wat dat betreft denk ik dat de PAL-motie feitelijk ook niet uitvoerbaar is. (De
heer Van der Wal: Ik heb al gezegd dat, wanneer dat het geval is, ik de zin onder het twee
de gedachtenstreepje van het besluit van de motie wil schrappen. Het gaat om de zin: "- er
bij het college van b. en w. sterk op aan te dringen zijn besluit in bovenstaande zin te her
zien;") (De Voorzitter: Die zinsnede trekt u in?) (De heer Van der Wal: Ja, want die heeft
dan weinig zin meer.) Als ik beide moties zo lees, dan zitten er vrij weinig afwijkingen meer
in. Misschien is er sprake van verschil in de overwegingen.
Ik wil nu reageren op de motie van de PvdA. Het college is van oordeel dat het daarin
gestelde feitelijk op zich niet onjuist is. Alleen het college is ook van oordeel dat het pread
vies zoals dat nu luidt gehandhaafd moet blijven. Ik neem aan dat het de bedoeling is van de
indiener van de PvdA-motie dat het preadvies van b. en w. volledig overeind blijft. Als dat
het geval is dan is het college bereid de inhoud van die motie te betrekken bij het antwoord
aan de Initiatiefgroep Wonen in de Binnenstad. Wij nemen dan ook aan dat de motie na deze
toezegging overbodig is. Als de heer Ten Hoeve een andere mening is toegedaan, dan zal het
college en bloc tegen de PvdA-motie stemmen.
Ik moet ook nog antwoord geven op de vraag van de heer Van der Wal wat er gebeurt
met de panden waar nu het Fries Natuurhistorisch Museum nog in is gevestigd en of er ook
nog andere ontwikkelingen plaatsvinden. Bovendien is gevraagd of het college kan verklaren
dat zich nooit meer een ontwikkeling zal voordoen waarbij het provinciaal apparaat nog ver
der zal uitbreiden. Die verklaring wil ik niet doen. Ik kan niet verklaren dat het provinciaal
apparaat tot in de eeuwigheid niet verder zal kunnen uitbreiden. Ik zeg alleen dat mij vol
strekt geen plannen of intenties van de provincie bekend zijn om uit te breiden. (De heer
Van der Wal: Het gaat om het beleid dat dit college dienaangaande wil voeren.) Daar doe ik
verder op dit moment geen uitspraken over. Ik wil wel een uitspraak doen met betrekking
tot de panden waar het Fries Natuurhistorisch Museum nu nog in is gevestigd. Het college
heeft, overigens met instemming van de raad, het besluit genomen dat die panden een woon
bestemming zullen krijgen. Een en ander is aangeboden aan de NV Stadsherstel. Er is geen
enkele reden om aan te nemen dat deze panden, nadat het museum daaruit is vertrokken,
niet de woonbestemming zullen krijgen. Ik wil dat nadrukkelijk verklaren.
De Voorzitter: Wil de heer Ten Hoeve nog reageren?
De heer Ten Hoeve: Het wordt mij een beetje onduidelijk, mijnheer de voorzitter. Het
preadvies is gebaseerd op het standpunt van het college. De wethouder heeft gezegd dat de
overwegingen die wij hebben genoemd als zodanig kloppen. Zij vormen ook het uitgangspunt
van de raad. Ik heb de wethouder goed begrepen dat hij de in de motie genoemde overwe
gingen aan de Initiatiefgroep Wonen in de Binnenstad wil meedelen.
De heer Geerts (weth.): Wij zullen de overwegingen bij het antwoord aan de Initiatief
groep Wonen in de Binnenstad betrekken.
De Voorzitter: Die formulering wordt in het antwoord meegenomen. Er gebeurt dus exact
wat u wilt, mijnheer Ten Hoeve.
De heer Bijkersma: De letterlijke formulering of een zinsnede zoals de wethouder zei?
De heer Geerts (weth.): Het gaat om een kwestie van vormgeving van de brief. De stijl
moet een beetje worden aangepast. Ik dacht dat wij het nu over de inhoudelijke kant hebben.
De Voorzitter: De constateringen die in de motie staan worden in de brief aan de Initia
tiefgroep Wonen in de Binnenstad verwerkt. In deze brief wordt ook de conclusie van het
voorstel verwerkt. Dit is exact datgene wat wordt gevraagd.
De heer Ten Hoeve: Ik ga daar wat onze motie betreft mee akkoord, want dat was ook de
bedoeling.
Ik weet niet in hoeverre de PAL-fractie nog van plan is haar motie in stemming te laten
brengen. Het kardinale verschil tussen onze motie en de PAL-motie is de door de heer Van
der Wal zojuist uit zijn motie geschrapte zinsnede. De rest van de PAL-motie is qua intentie
35
gelijk aan die van ons. De wethouder heeft gezegd dat wij niet meer onder de toezegging aan
de provincie uit kunnen. Het is dan ook vrij zinloos om nu al te zeggen dat wij het bestem
mingsplan anders vaststellen. Dat zou betekenen dat de nieuwbouw onder het overgangs
recht geplaatst zal worden. De motie van PAL is dus ook vrij zinloos en die zullen wij niet
steunen.
Ik heb ook gevraagd naar het overleg over de panden van de Provinciale Planologische
Dienst (PPD) en het Economisch Technologisch Instituut voor Friesland (ETIF)
De heer Geerts (weth.): Ik heb daar inderdaad niet op gereageerd, maar ik heb in de
Commissie voor de Ruimtelijke Ordening al gezegd dat wij de bezorgdheid van de raad over
de bestemming van deze gebouwen nog een keer onder de aandacht van het provinciaal be
stuur zullen brengen.
De Voorzitter: Ik breng dan nu in stemming de motie van PAL. Het tweede element van
het besluit van de motie dat luidt: er bij het college van b. en w. sterk op aan te dringen
zijn besluit in bovenstaande zin te herzien;" moet als ingetrokken worden beschouwd.
De motie van de heren Van der Wal en Niemeijer wordt verworpen met 28 tegen 5 stem
men.
(Voor de motie stemmen de leden van de fracties van PAL en D'66.)
De Voorzitter: De motie van de heer Ten Hoeve is vervangen door een toezegging van
het college en maakt deel uit van de beantwoording.
Aan de orde is de stemming over het voorstel van b. en w.
Besloten wordt overeenkomstig het voorstel van b. en w. met inachtneming van de toe
zeggingen van de wethouder.
Punt 19 (bijlage nr. 42).
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van b. en w.
Punt 20 (bijlage nr. 35).
De Voorzitter: Aan de orde is thans: Subsidiëring van de Bond Leeuwarder Uitkerings
Trekkers (BLUT).
De heer IJestra: Dit raadsvoorstel geeft aanleiding tot het maken van een aantal kriti
sche kanttekeningen. Wij realiseren ons dat een dergelijke bundeling van belanghebbenden
een goede zaak kan zijn. Een aantal vertegenwoordigers van deze groep uitkeringsgerechtig
den kan in goed overleg met onder anderen de Gemeentelijke Sociale Dienst (GSD) op posi
tieve wijze een aantal zaken bespreken die, in het belang van de partijen, een verbetering
met zich mee kunnen brengen.
Wij hebben enkele weken geleden een nieuwe subsidieverordening vastgesteld, waarin
staat aan welke voorwaarden men moet voldoen om voor subsidiëring in aanmerking te komen.
In een van de eerste artikelen van deze subsidieverordening staat dat de te subsidiëren in
stelling rechtspersoon moet zijn. BLUT is dat niet, maar om subsidiëring toch mogelijk te
maken is de bond administratief ondergebracht bij het Centraal Orgaan Leeuwarden (COL).
Weliswaar geeft de subsidieverordening de mogelijkheid tot het onderbrengen van instellin
gen bij andere wanneer, dan haal ik de verordening even aan, zich omstandigheden voor
doen waarin de eis van volledige of beperkte rechtsbevoegdheid redelijkerwijs niet kan wor
den gesteld. Wij vinden dat wij aan BLUT, wil men optreden als volwaardig en erkend ge
sprekspartner van de GSD en voor subsidie in aanmerking komen, wel degelijk de eis mogen
stellen dat men de benodigde rechtsbevoegdheid verkrijgt. BLUT mag zich niet verschuilen
achter een instelling die zich met heel andere werkzaamheden bezighoudt en nooit aangespro
ken kan worden op het reilen en zeilen van deze bond.
In het werkplan 1984 van BLUT wordt gesteld dat deze belangenorganisatie onder ande
ren voortvloeit uit de tekortkomingen met betrekking tot het functioneren van de GSD. Een
van de werkgroepen van BLUT is het Weigerkollektiefeen groep die weigert te voldoen aan
elke wettelijke verplichting tot solliciteren. Ik heb al gezegd dat ik mij heel goed kan voor
stellen dat er een nuttig overleg zou kunnen ontstaan tussen BLUT en GSD. Maar ik vind
dat er sprake is van een wankele basis, wanneer wordt samengewerkt met een organisatie die
haar bestaansrecht ontleent aan tekortkomingen van de uitkeringsverlenende instantie. Bo
vendien is een werkgroep als het Weigerkollektief naar onze mening ook in strijd met de
reeds genoemde subsidieverordening, waarin onder meer staat dat slechts instellingen voor
subsidie in aanmerking komen die geen doel nastreven of middelen gebruiken die in strijd
zijn met de wet of het algemeen belang.