10
voorzichtig antwoord geven en mij beperken tot het onderwerp van vanavond, namelijk tot
de vraag of aan dit bedrijf een stukje grond kan worden verkocht. Gezien het bestemmings
plan ziet het college daarin geen bezwaren.
Mevrouw De Jong: Ik had begrepen dat wij, als wij het over het bedrijf van de heer
Meeter hebben, het hebben over een bagger- en bergingsbedrijf. Nu blijkt duidelijk - de
wethouder geeft het ook aan - dat wij spreken over een werfje. Als vóór een werf een lig
plaatsenverbod geldt, dan kan mijns inziens al niet meer worden gesproken over een werf.
Het verbaast mij dan ook hogelijk dat wij in die zin dan toch nog praten over het uitoefenen
van het bedrijf. Ik zou er bij het college voor willen pleiten dit voorstel terug te nemen en
in de Commissie voor de Dienst voor het Marktwezen en de Frieslandhal ter sprake te bren
gen, waarin dan de gehele problematiek kan worden besproken. Tevens kan dan de proble
matiek van de binnenvaart, die wel degelijk een rol meespeelt, worden besproken.
Wat betreft de zwaaikom het volgende. Er kan helemaal niet meer worden gezwaaid, mijn
heer de voorzitter. Er is namelijk een zwaaiverbod, waardoor het bedrijf mede wordt belem
merd in de uitoefening van zijn functie. De grotere schepen moeten dus achteruit naar de
Froskepölle varen. Ik zou u willen verzoeken eens met zo'n schip mee te varen, dan weet u
welke problematiek er aan de hand is. Ik ben van mening dat juist hier, aan het begin van
de binnenhaven, een dergelijke belemmering helemaal niet past. Ik vraag dan ook met klem
het voorstel terug te nemen en in de commissie aan de orde te stellen.
Mevrouw Van Dijk-van Terwisga: Wij hebben er niet direct behoefte aan het voorstel te
rug te nemen, aangezien het om een preadvies gaat inzake de eventuele verkoop van grond.
Uit de raadsbrief blijkt dat de onderhandelingen met de heer Meeter nog gaande zijn. Wij
vragen alleen of het mogelijk is in de verkoopovereenkomst beperkende voorwaarden op te
nemen.
De heer Geerts (weth.): Er wordt terecht opgemerkt dat het hier gaat om een preadvies,
dat in de lijn ligt van hetgeen al eerder is besproken. Het is mijns inziens verstandig de ge
hele problematiek van de ligplaatsen nog eens te bespreken in een commissie, waarbij overi
gens het gestelde in het preadvies overeind blijft. Omdat er hier en daar echter wat onze
kerheden zijn, is het denk ik toch wel nuttig deze problematiek nog eens met elkaar te be
spreken. Afhankelijk van dit overleg sluit ik niet uit dat bij de onderhandelingen tevens de
kwestie met betrekking tot de ligplaatsen wordt betrokken. Deze procedure lijkt mij de meest
praktische gang van zaken. (De heer Pruiksma: Mag ik nog een korte reactie geven? Ik ga
er vanuit dat de objectieve omstandigheid van het bestaan van een ligplaatsenverbod de heer
Meeter bekend is.) Dat denk ik ook. (De Voorzitter: Het ene doen en het andere niet laten.)
Dat lijkt mij verstandig. Wij kunnen dan ook wat dieper op de materie ingaan, want, zoals ik
al heb gezegd, ik had niet verwacht dat deze problematiek vanavond aan de orde zou komen.
Besloten wordt overeenkomstig het voorstel van b. en w. met inachtneming van de toe
zegging van de wethouder en met aantekening dat mevrouw De Jong wenst te worden geacht
tegen te hebben gestemd.
Punt 12 (bijlage nr. 30).
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van b. en w.
Punt 13 (bijlage nr. 38).
De Voorzitter: Aan de orde is het voorbereidingsbesluit ex artikel 21 van de Wet op de
ruimtelijke ordening voor verschillende percelen en gebieden.
Mevrouw Brandenburg-SjoerdsmaIk wil een stemverklaring afleggen met betrekking tot
punt II van de raadsbrief. Voorgesteld wordt een voorbereidingsbesluit te nemen in Goutum.
Ik vind het bezwaar dat door de buurtgenoot, de heer Zoethout, De Tilbarten 39, naar vo
ren is gebracht en dat ook besproken is in de Commissie voor de Ruimtelijke Ordening te
recht. Indien het noodzakelijk is om in dat deel van Goutum de uitbreiding van bergingen
mogelijk te maken, dan lijkt het mij meer voor de hand liggen dat uitbreiding van de be
staande bergingen wordt toegestaan dan dat losse opstallen worden gedoogd in "uithoeken"
van de tuin.
De heer Dubbelboer: Ik wil even inhaken op punt IV van dit raadsvoorstel. De voorzit
ter heeft aan het begin van de vergadering reeds meegedeeld dat ook de binnengekomen en
op dit punt betrekking hebbende brief in de beschouwingen kan worden betrokken.
In de Commissie voor de Ruimtelijke Ordening heb ik gezegd om procedurele redenen op
dit moment niet zo veel te voelen voor het nemen van dit voorbereidingsbesluit. Wat is er na
il
melijk gebeurd? De vergadering van de Commissie voor de Ruimtelijke Ordening vindt, zoals
u weet, plaats op maandagavond. Een deel van de belanghebbenden is echter pas op maan
dagochtend, terwijl men aan het werk was, in kennis gesteld van de vergadering. Met
kunst- en vliegwerk heeft een van de belanghebbenden toch nog kans gezien die avond een,
zij het summiere, reactie te geven. Mijns inziens is deze gang van zaken een wat slordige
manier van voorbereiding van dit soort kwesties.
Mijn fractie is er aan de andere kant van overtuigd dat het hier eigenlijk om een voort
borduren gaat op een besluit dat in het verleden al eens is genomen. Er zijn dus nog eens
nadere onderhandelingen over het tracé en delen grond geweest. Op zich hebben wij dus
geen bezwaar tegen het nemen van dit voorbereidingsbesluit. Vanavond worden wij echter
geconfronteerd met een aantal bezwaren. Wat mij frappeert in die bezwaren is dat het deel
van de bevolking van onze gemeente, waarvoor het betreffende fietspad wordt aangelegd
- met name de bewoners van Boksum -, het eigenlijk niet zo noodzakelijk vindt. Daarnaast
liggen er bezwaren van de heer Brouwer, mevrouw Cuperus-van der Schaaf en de heer Cu
perus van nr. 14. Mijn vraag aan het college is of het zinvol zou zijn op dit moment dit voor
bereidingsbesluit niet te nemen en alle bezwaren die er zijn te heroverwegen. Daarmee kan
worden voorkomen dat er procedures komen, want die komen er. Binnen de kortste keren
kunnen wij ze tegemoet zien in de Commissie voor de Beroep- en Bezwaarschriften. Mijn
fractie zou er erg content mee zijn als dat zou kunnen worden voorkomen. Wij wachten dan
ook het antwoord van de wethouder af, alvorens een standpunt in te nemen over punt IV
van de raadsbrief.
Het bezwaar tegen punt II van de raadsbrief heeft mijn fractie niet doen besluiten tegen
dit voorbereidingsbesluit te stemmen. Ook de punten I en III leveren bij ons geen bezwaren
op.
De heer Van der Wal: Punt IV, het fietspad langs de spoorlijn. Zoals ook door de heer
Dubbelboer is opgemerkt is al in de Commissie voor de Ruimtelijke Ordening geconstateerd
dat dit voorbereidingsbesluit een zuiver juridisch uitvloeisel is van eerder genomen beslis
singen. Bij die eerder genomen beslissingen zijn ook alternatieven betrokken.
Vanavond liggen er twee deels gelijkluidende brieven op onze tafel. Ik heb geprobeerd
die brieven te begrijpen. De ene brief pleit ervoor het feitspad niet door te laten gaan om
deels bedrijfskundige milieuredenen en omdat het niet nodig zou zijn, in de tweede brief
wordt opgemerkt dat er, als het fietspad niet doorgaat, ergens wel een fietstunneltje moet
komen. Uit de brief en het kaartje kan ik niet opmaken waar dat dan zou moeten komen,
maar ik begrijp wel dat het in de gemeente Menaldumadeel moet worden uitgevoerd. Wij schij
nen ooit eens aangeboden te hebben een en ander voor de helft te betalen, maar Menalduma
deel kon of wilde daar toen geen geld voor vrijmaken, zodat het tunneltje er dus niet is ge
komen. Daarmee is dat alternatief dan ook praktisch van de baan, tenzij de wethouder toch
nog mogelijkheden ziet voor een alternatieve route die veiliger is dan de nu voorgestelde.
Aangezien wij uitgebreid over de eerder genomen beslissing hebben gesproken, zijn wij
vooralsnog geneigd toch voor dit voorbereidingsbesluit te stemmen.
De heer Geerts (weth.): Eerst de kwestie met betrekking tot het schuurtje in Goutum.
Het college acht de situatie, die ontstaat nadat het schuurtje er staat, uit stedebouwkundig
oogpunt niet onaanvaardbaar. Het gaat maar om een klein schuurtje, dat niet van zodanige
aard en omvang is dat het stoort in het geheel van de stedebouwkundige structuur. Dat is
dan ook de reden waarom er is gezegd dat het plan overeenkomt met de wijziging zoals die
zal worden aangebracht in het bestemmingsplan. Ik heb overigens begrepen dat mevrouw
Brandenburg namens zichzelf een stemverklaring met betrekking tot dit punt heeft afgelegd.
Dan het fietspad. Deze kwestie is eerder uitgebreid aan de orde geweest en wel naar
aanleiding van een brief van 1982 van de heer Bongers; die nu ook een brief geschreven
heeft. De raadsbrief van 22 september 1983 zou ik als reactie op hetgeen zojuist naar voren
is gebracht bijna helemaal kunnen voorlezen, want dan was ik helemaal compleet. Ik doe dat
niet. Ik zal heel in het kort vertellen wat de voorgeschiedenis is. Over dit fietspad is vrij
lang gesproken. Er was een viertal tracé's mogelijk. Na langdurig overleg, ook met de Com
missie voor de Ruimtelijke Ordening, is gekozen voor deze oplossing. Er is ook gesproken
met de gemeente Menaldumadeel, waarbij de mogelijkheid aan de orde kwam om via de Lichte-
weg het fietspad aan te leggen. In dat geval zouden de mensen er echter niet meer op kun
nen komen, want dan moest de zuidtangent worden gekruist. Een gelijkvloerse overgang was
niet mogelijk, dus er zou een ongelijkvloerse overgang in de aan te leggen zuidtangent moe
ten worden gecreëerd. Dat zou dan een tunneltje moeten worden. Er waren ook nog andere
problemen. De Spoorwegen waren namelijk van plan de spoorwegovergang in Pypsterbuorren
af te sluiten. Ik heb nu in een van de brieven gelezen dat dat misschien niet meer hoeft. Ik
ben overigens niet op de hoogte van die stand van zaken. Een en ander heeft er uiteindelijk
in geresulteerd dat wij in gesprekken met b. en w. van Menaldumadeel hebben gezegd: Als
jullie nu de helft willen betalen, dan zullen wij bekijken of er binnen de gemeente Leeuwar
den een mogelijkheid is om de andere helft te betalen, omdat de zuidtangent wordt aangelegd