14 want het moet niet zo zijn dat de werkgelegenheidsgelden van het Ministerie van WVC dan voor de gemeente wegvallen. Zou het college kunnen bekijken of die gelden voor het realise ren van accommodaties in andere stadsvernieuwingsgebieden kunnen worden aangewend? Wij willen op dit moment op zich zelf niets afdingen op de noodzaak van een kleinschalige accom modatie in de binnenstad. Maar wij vinden wel dat het zinvol zou kunnen zijn om in ieder ge val een goedkopere oplossing te bedenken en daarbij te bekijken of een combinatie mogelijk is van reeds in eigendom van de gemeente zijnde panden en reeds bestaande accommodaties. Als met deze aanpak een aanzienlijke hoeveelheid geld vrijgemaakt zou kunnen worden, dan zouden wij graag willen dat eens bekeken wordt of er in onze stad plaatsen zijn waar het hoognodig tijd wordt een sociaal-culturele accommodatie te realiseren, maar waarvoor wij tot op heden niet voldoende middelen hebben. In dit verband zouden wij willen wijzen op de ge dachte lokatie van een sociaal-culturele accommodatie in Bilgaard - de plannen daarvoor schijnen klaar te liggen, maar de financiering is een moeilijk punt -, die niet erg is afge stemd op de problematiek van de Meenthe. Wellicht is een andere lokatie in dat kader zinvol ler. De heer Van der Wal: Aan de orde is de Nota Decentralisatie Stadsvernieuwing. Per één januari 1985 is de decentralisatie van een belangrijk, zo niet het belangrijkste, beleidsveld van de gemeente ingegaan. De heer Timmermans heeft terecht opgemerkt dat dat ook een noodzaak is. Wij zijn ook erg blij dat de decentralisatie nu zo ver is. Decentralisatie van rijkstaken gaat onvermijdelijk gepaard met minder geld en dat is helaas ook bij deze operatie te constateren. Wat de financiën betreft moeten wij fors inleveren. Het is zelfs zo dat er, om allerlei andere overgangsmaatregelen te kunnen financieren, dit en volgend jaar extra fors moet worden ingeleverd. De Nota Decentralisatie Stadsvernieuwing draagt het karakter van een soort overgangs nota, namelijk de overgang van het oude beleid op grond van de Interim Saldo Regeling (ISR) naar een gedecentraliseerd, lokaal stadsvernieuwingsbeleid. In de nota is gepoogd om de gewekte verwachtingen in de oude ISR-wijken voor 1985 overeind te houden. Wij kunnen constateren dat dat vrijwel geheel is gelukt. Daar staat tegenover dat er weinig of geen aan dacht is besteed aan toch ook belangrijke zaken, met name het totale stadsbeheer dat naar onze mening sterk op ons afkomt. Het gaat dus om het beheer van de stad na de stadsver nieuwing en het opnemen in de prioriteitsstelling van de na-oorlogse wijken de Meenthe, Lekkumerend, enz. Tijdens de discussie in de Commissie voor de Ruimtelijke Ordening is de bereidheid bij het college gebleken om deze punten mee te nemen bij de stadsvernieuwings nota 1986 en te betrekken bij de prioriteitsstelling. Wij hebben daar op dit moment vrede mee en wij zullen een en ander met argusogen volgen. Er zijn, vergeleken met het beleid zoals dat tot nu toe is gevoerd, accentverschuivingen nodig in de richting van grotere aandacht voor na-oorlogse wijken, minder aandacht voor infrastructurele werken en meer aandacht voor woning- en woonomgevingsverbetering. In de Nota Decentralisatie Stadsvernieuwing wordt betrekkelijk weinig aandacht besteed aan het nieuwe instrumentarium dat tegelijk met de Wet op de stads- en dorpsvernieuwing van kracht is geworden, namelijk de leefmilieuver ordening, de Wet voorkeursrecht gemeenten en de mogelijkheden bij het aanwijzen van stadsvernieuwingsgebieden tot een sloopverbod, het treffen van tijdelijke voorzieningen speelplaatsen, groen en dergelijke - en onteigening bij afwijkend gebruik. De wethouder heeft in de commissie toegezegd dat daarover in een tussentijdse nota rond de zomer wordt gerapporteerd. Wij nemen daar op dit moment genoegen mee. Zoals al eerder gezegd lopen de rijksmiddelen fors terug; dit jaar tot grofweg 8 miljoen gulden en volgend jaar ook een teruggang. Daarna lopen de middelen weer op tot een bedrag van ongeveer 10 miljoen gulden. De jaarlijkse storting van de gemeente in het fonds stads vernieuwing bedraagt in 1985 miljoen gulden. De nota noemt een netto-investeringsruimte ten laste van de gemeente voor 1985 van 6 miljoen gulden. In de commissie heb ik de sugges tie gedaan om, nu de rijksmiddelen de eerste twee jaar sterk teruglopen, dat te compenseren door een hoger investeringsbedrag voor dit en volgend jaar op te nemen en daarna iets te zakken. Ik houd daarbij in het achterhoofd dat na 1994 in de financiële planning maar heel weinig rijksmiddelen zijn begroot. Het valt te verwachten dat de rijksmiddelen, die de ko mende jaren gemiddeld 10 miljoen gulden zullen bedragen, terug zullen lopen, maar evenwel nooit naar het bedrag van één miljoen zoals dat in de planning is aangegeven. Wij hebben in dat kader een overzicht in klad gekregen. Bovendien hebben wij de toezegging gekregen dat wij bij de volgende nota een beter inzicht zullen krijgen in de financieringsscenario's tot in de buurt van het jaar 2.008. Wij kunnen dan een betere afweging maken tussen het investe ringsvolume dat wij op korte en middellange termijn kunnen besteden en het binnen dat ka der stellen van bepaalde prioriteiten. Deze discussie komt eigenlijk pas goed van de grond bij de toegezegde financieringsscenario's bij de stadsvernieuwingsnota 1986. Op dit moment kunnen wij instemmen met een investeringsruimte van 6 miljoen gulden uit eigen middelen. Wij kunnen in grote lijnen akkoord gaan met de verdeling van het investeringsbedrag van 19 miljoen gulden in de stadsvernieuwing 1985. Wij gaan ook akkoord met het uitstel van de restauratie van de walmuur en met het voorstel om de gelden die daardoor vrijkomen te bestemmen voor tegenvallers bij de particuliere woningverbetering. 15 Bij de behandeling in december j.l. van het beleidsplan hebben wij een extra storting van twee ton in het fonds stadsvernieuwing voorgesteld om met name de pot onrendabele toppen te versterken. Wanneer bestaande panden worden gerenoveerd en daaraan eventueel een nieuwe bestemming wordt gegeven, dan vloeien daar in veel gevallen tekorten uit voort, de zogenaamde onrendabele toppen. Deze onrendabele toppen worden dus gebruikt om bestaan de bebouwing een nieuwe functie te geven. Voor de verhuur wordt een redelijk bedrag ge vraagd. De kosten die niet uit de huuropbrengst kunnen worden gedekt, worden a fonds perdu bijgepast. Wij hadden daarvoor in ons alternatief dekkingsplan een dekking aangege ven, maar dat voorstel heeft het niet gehaald. Wij hebben daarom nogmaals gekeken waar in het verdelingsvoorstel te herverdelen valt. Wij menen dat dat kan in de post sloopkosten. Sloop betreft het tegen de grond helpen van bestaande gebouwen. Hoe je het wendt of keert, sloop is structurele kapitaalvernietiging. Onlangs heb ik bij de afdeling Ruimtelijke Ordening en Volkshuisvesting (ROV) gevraagd hoe de sloopkosten zijn opgebouwd. Het meest opvallende is dat er voor de Schoolstraat en omgeving - wij hebben daar net een haal baarheidsonderzoek voor vastgesteld - f. 150.000,voor sloopkosten is opgevoerd en ik dacht ongeveer twee ton om het binnenterrein tussen Droevendal en de Tuinen geheel te slo pen. Ik heb ergens horen verluiden dat een partij in deze raad nog wel eens wat wil in dat gebied en dat er dientengevolge minder gesloopt zal moeten worden. Als ik het bedoelde ge bouw zo bekijk, dan is er in 1985 in verhouding sprake van een bedrag van f. 50.000,dat niet te besteden is. Wij zouden genoemde twee ton graag willen toevoegen aan de pot onren dabele toppen. Deze herverdeling doet aan het totaalbedrag niets af. Wij zijn principieel van mening dat je zoveel mogelijk bestaande gebouwen moet renoveren en zo weinig mogelijk, met name in de binnenstad, moet slopen. Er valt natuurlijk nooit helemaal aan sloop te ontkomen. Een verschuiving van sloopkosten naar onrendabele toppen is dus zeer wenselijk. Ik dien daarvoor de volgende motie in. Motie I "De raad van de gemeente Leeuwarden, in vergadering bijeen op maandag 28 januari 1985, behandelende de vaststelling van de Nota Decentralisatie Stadsver nieuwing (bijlage nr. 41), besluit het verdelingsvoorstel 1985 (bladzijde 25) van de stadsver- nieuwingsgelden als volgt te wijzigen: de post A5 sloopkosten met f. 200.000,te verlagen en de post AIO onrendabele toppen met f. 200.000,te verhogen." De motie is mede-ondertekend door de heer Niemeijer. (De Voorzitter: De motie is voldoende ondersteund en maakt deel uit van de beraadslagingen.) In veel van de brieven, die door de wijkorganisaties aan ons zijn gestuurd naar aanlei ding van het verschijnen van de Nota Decentralisatie Stadsvernieuwing, wordt onder ande ren de noodzaak bepleit om geldmiddelen op te nemen voor het maken van alternatieve verbe teringsplannen voor complexen huurwoningen, voor deskundige hulp voor het beoordelen van door de eigenaar voorgestelde verbeteringsplannen en voor de informatie en voorlichting ten behoeve van de bewoners door de bewonersorganisaties. In de raadsbrief staat dat men dat maar uit eigen middelen moet bekostigen. Met andere woorden, met moet die kosten maar met de bierpomp verdienen, want daar komt het wel op neer. Verder wil en kan het college geen gebruik maken van de mogelijkheid om een deel van de subsidiegelden die bestemd zijn voor de woningbouwverenigingen af te zonderen voor de bewonersorganisaties. Wij zien de noodzaak van dergelijke middelen voor de doelen die ik zonet genoemd heb wel. Op dit mo ment kunnen wij niet bepalen hoe groot die middelen zijnwant die staan niet in de brief ge noemd. Vandaar dat ik met de volgende motie kom. Motie II "De raad van de gemeente Leeuwarden, in vergadering bijeen op maandag 28 januari 1985, behandelende de vaststelling van de Nota Decentralisatie Stadsver nieuwing (bijlage nr. 41), overwegende dat er vanuit diverse wijkorganisaties op is aange drongen geldmiddelen beschikbaar te stellen voor het maken van al ternatieve verbeteringsplanning voor (complexen) huurwoningen, voor deskundige hulp voor het beoordelen van door de eigenaar voorgestelde verbeteringsplannen en tevens ten behoeve van infor matie/voorlichting aan de bewoners door de bewonersorganisatie, besluit er bij het college van b. en w. op aan te dringen bij de op stelling van de Nota stadsvernieuwing 1986 middelen voor bovenom schreven doelen in het verdelingsvoorstel op te nemen." De motie is mede-ondertekend door de heer Niemeijer. (De Voorzitter: De motie is voldoende ondersteund en maakt deel uit van de beraadslagingen.)

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1985 | | pagina 8