8
kun je iemand, buiten de rechter om, opleggen de toestand van voor de overtreding weer te
herstellen. Weigert degene dat, dan kun je door middel van bestuursdwang de toestand laten
herstellen op kosten van de eigenaar. In dat geval zullen de kosten aanmerkelijk hoger wor
den. In Leeuwarden zijn wij echter niet zo gewend om dat soort zaken aan te zwengelen. Ik
ben van mening dat deze mogelijkheid, wanneer er sprake is van een duidelijke overtreding
van het eventueel gewijzigde artikel van de Bouwverordening, zeer krachtdadig moet worden
uitgevoerd. Ik verwacht dat er wat dat betreft ook een precedentwerking vanuit zal gaan.
De mensen, die van dit soort mazen in de verordening gebruik maken, zullen wel twee keer
nadenken voordat zij onze "bouwpolitie" straal in het gezicht uitlachen. Als de "bouwpolitie"
nu bij dergelijke zaken komt, dan worden de schouders opgehaald en wordt er gewoon door
gegaan. Per ongeluk wordt er dan een bulldozer tegen het pandje aangezet. De mensen la
chen dan, omdat zij weten dat er toch niets gebeurt. Dat idee moet worden weggenomen en
dat is mogelijk via de weg die ik heb aangegeven. Ik heb daarvoor een motie gemaakt, die
als volgt luidt.
"De raad van de gemeente Leeuwarden, in vergadering bijeen op
maandag 18 februari 1985,
behandelende het sloopvergunningstelsel in de Bouwverordening
(bijlage nr. 55)
overwegende dat ook het al dan niet moedwillig vernielen van essen
tiële bestanddelen van een bouwwerk, waardoor totale sloop van het
bouwwerk op termijn onontkoombaar wordt, onder het zogenaamde
sloopregime dient te vallen en dat de artikelen 304 en volgende van
de Bouwverordening hieromtrent kennelijk onduidelijk zijn,
besluit het college van b. en w. op te dragen een zodanige wijziging
van de artikelen 304 en volgende van de Bouwverordening voor te
bereiden en aan de raad voor te stellen dat het zonder meer duide
lijk is dat ook vernieling van essentiële bestanddelen van het bouw
werk onder de werking van deze artikelen valt."
De motie is mede-ondertekend door de heer Niemeijer. Wij vinden dat je de artikelen 304 en
volgende van de Bouwverordening eigenlijk nu ook al op deze manier kunt lezen, maar b. en
w. betogen omstandig dat daar interpretatieverschillen over mogelijk zijn. Wij zouden daar
een eind aan willen maken.
Het is mij niet duidelijk, zoals in de raadsbrief staat, waarom het keren van destructieve
veranderingen door middel van het bouwvergunningsysteem dit systeem op zijn kop zou zet
ten. Vervolgens wordt gewezen op interpretatieverschillen die kunnen opdoemen betreffende
de vraag welke handeling wel en niet onder dit regime zou vallen. Wij geven het college door
middel van de motie in overweging om de criteria - wij beschikken namelijk niet over de
technische en juridische kennis om een en ander tot in de puntjes in de motie op te nemen -
dienaangaande uit te werken. Uit contacten met Bouw- en Milieutoezicht is mij gebleken dat
de dienst daar in ieder geval wel mogelijkheden toe ziet.
Op bladzijde 2 van de raadsbrief schrijft het college vervolgens: "Een reële mogelijkheid,
om ongewenst intern te slopen van bouwwerken te ondervangen, ligt in een actieve aanpak
door middel van toepassing van de artikelen 25 e.v. van de Woningwet (aanschrijvingsinstru
mentarium)." Uit contacten met Bouw- en Milieutoezicht is mij gebleken - ik heb dat ook al in
de commissie gezegd - dat de dienst daar geen reëel instrument in ziet, omdat in dat kader
altijd weer het criterium van het al dan niet lonend zijn van een aanschrijving om de hoek
komt kijken. In de gevallen waar wij hier over spreken is het maar de vraag of het over wo
ningen gaat. Een projectontwikkelaar of een andere ontwikkelaar zal alles op alles zetten om
te bewijzen dat een en ander niet lonend is. Bij hem ligt dan ook het voordeel van de twijfel,
zo is uit de jurisprudentie gebleken. Het instrumentarium waar wij het nu over hebben is
met betrekking tot dit soort gevallen praktisch niet uitvoerbaar. Vandaar dat wij terugvallen
op een ruimere interpretatie van de artikelen 304 en volgende van de Bouwverordening, ge
koppeld aan het sanctiebeleid via artikel 152 van de gemeentewet. Wij hebben dit verwerkt in
de ingediende motie.
Mijn opmerkingen over de motie van de PvdA bewaar ik tot de tweede instantie.
De Voorzitter: Ik had nog niet geconstateerd dat de door de heer Van der Wal ingedien
de motie voldoende is ondersteund en deel uitmaakt van de beraadslagingen. De oorzaak
daarvan was gelegen in het feit dat mij net werd gezegd dat de voorzitter van de Vereniging
De Friesche Elf Steden zojuist voor de televisie heeft meegedeeld dat donderdag a.s. de Elf
stedentocht wordt gereden. Wie dus nog in training wil, moet opschieten. (Applaus)
De heer Sijbesma: Wij hebben in een aantal vergaderingen van de Commissie voor de
Ruimtelijke Ordening uitvoerig over deze materie gediscussieerd. Er was zo nu en dan spra
ke van een heel juridisch steekspel en dan moet je van goede huize komen om daar een lijn in
te kunnen vinden. Uit de discussies in de Commissie voor de Ruimtelijke Ordening is wel ge
bleken dat het intern slopen niet te vangen is onder het sloopvergunningstelsel zoals dat in
onze Bouwverordening is opgenomen en dat alleen het aanschrijvingsinstrumentarium hier
voor kan worden gebruikt. Ik begrijp ook dat de fractie van de PvdA tot deze conclusie ge
komen is, gezien het feit dat zij - in tweede instantie wordt er waarschijnlijk van die kant
een motie ingediend - een meldingsplicht in wil voeren. (De heer Timmermans: Dat heb ik
niet gezegd. Ik heb gezegd dat de drie instrumenten, te weten de bouwvergunning, de
sloopvergunning en de meldingsplicht, op zich zelf denkbaar zijn, maar dat onze voorkeur
uitgaat naar de meldingsplicht.) Wij concluderen naar aanleiding van het gestelde in de
raadsbrief dat het intern slopen niet te vangen is onder het sloopvergunningstelsel, maar
wel onder het aanschrijvingsbeleid. Dat laatste zal echter ook grote problemen en moeilijkhe
den geven. Ook wij willen geen vrijbrief geven om zo maar intern te slopen. Wij moeten dan
wel een instrument hebben dat effect heeft. Ik wacht eerst de reactie af van de wethouder
wat betreft een eventuele meldingsplicht.
De heer Dubbelboer: De VVD-fractie heeft in het verleden geen behoefte gehad om dit
onderwerp nader te regelen. Op verzoek van de PAL-fractie is dit onderwerp aan de orde
gekomen. Er is uitvoerig over gesproken in de Commissie voor de Ruimtelijke Ordening. Je
ziet ook hoe gelijksoortige zaken verschillend geïnterpreteerd worden. De heer Timmermans
noemt de gedegen uiteenzetting van een van onze ambtenaren in de Commissie voor de Ruim
telijke Ordening juridische scherpslijperij. Vervolgens dankt hij hetzelfde ambtelijk apparaat
voor diezelfde scherpslijperij die hem geholpen heeft om de motie tot stand te brengen. Zo
zie je maar hoeveel verschillende interpretaties er zijn.
Van regelgeving die uitvoerbaar en controleerbaar zou zijn en die zou functioneren, zegt
onze fractie: dat moet je doen, dat is een goede zaak want daar besturen wij onze gemeente
mee. Over het nu aan de orde zijnde onderwerp willen wij het volgende zeggen. Wij moeten
bedenken dat regelgeving als zodanig en om wille van de regelgeving veelal de maatschappe
lijke problemen die er zijn of die verondersteld worden er te zijn niet oplost. Dat impliceert
vervolgens dat met die regelgeving grote terughoudendheid bedreven moet worden.
Wij zijn het eens met het standpunt zoals dat verwoord is in de raadsbrief. Fatsoenshal
ve zal ik de wethouder gelegenheid geven om zijn mening over de beide moties kenbaar te
maken. Daarna zal ik ons standpunt kenbaar maken.
Mevrouw De Jong: Wij zijn vaak geconfronteerd met de gevolgen van sluipende sloop.
Het Amelandshuis is daar een schrijnend voorbeeld van. Vaak is over deze problematiek ge
discussieerd in de Commissie voor de Ruimtelijke Ordening en de raad; dat is blijkbaar niet
vaak genoeg gebeurd. De raadsbrief hanteert namelijk in feite nog steeds dezelfde argumen
ten en dat ondanks het feit dat het neerhalen van een bouwwerk en, zoals het er zo mooi
staat, het wegnemen van interne elementen van een bouwwerk hetzelfde effect hebben op
korte of iets langere termijn, namelijk kaalslag. Afbraak kan vervelende gevolgen hebben
voor aangrenzende panden en het leefklimaat van een omgeving aantasten. Ik zie dan met de
beste wil van de wereld niet in dat wij de interne en passieve sloop niet beter zouden kun
nen tegen gaan. Een actief aanschrijvingsbeleid lost volgens mij niet voldoende op en biedt
te weinig handvaten om het probleem effectief te bestrijden. Waar het neerhalen van een
bouwwerk en het wegnemen van interne elementen daarvan tot hetzelfde resultaat leiden,
moet een en ander volgens mij onder hetzelfde regime te brengen zijn. Ik ben mij ervan be
wust dat tegen moedwillig sluipende sloop geen waterdichte regeling valt te ontwerpen, maar
dat laat onverlet dat wij wel moeten proberen een en ander zo sluitend mogelijk te maken. Ik
denk ook, mijnheer de voorzitter, dat wij dat aan ons zelf verplicht zijn. Want Leeuwarden
geniet nog steeds de zeer twijfelachtige eer de eerste Nederlandse stad te zijn waar een na
oorlogse wijk aan de slopershamer ten offer viel.
Mijnheer de voorzitter, u zult wel hebben begrepen dat ik de conclusie van de raads
brief niet onderschrijf. De motie van PAL zal ik zonder meer van harte ondersteunen.
De heer Ceerts (weth.): Door een aantal sprekers is gezegd dat er over deze materie
uitgebreid gesproken is in de commissie. Er zijn woorden gevallen als "juridische scherpslij
perij" en "juridisch steekspel". Gevraagd wordt of er een effectieve wettelijke mogelijkheid
is om de interne sloop tegen te houden. Voor de beantwoording van die vraag is er studie
gepleegd naar de ontstaansgeschiedenis van de artikelen in de Bouwverordening. Een en an
der heeft als objectief resultaat gehad, zo begrijp ik het tenminste, dat de artikelen over
sloop in de Bouwverordening toch op een andere wijze geïnterpreteerd moeten worden, dat
ook in de nieuwe Wet op de stads- en dorpsvernieuwing een interpretatie gegeven is die niet
passend is voor het interne slopen en dat het dus niet goed mogelijk is een en ander op te
nemen in het sloopartikel. De heer Timmermans heeft gezegd dat wij deze materie onder het
regime van de bouwvergunning zouden kunnen brengen. In de raadsbrief staat daarover
- ik vind ook dat dat zo is -"Het keren van destructieve veranderingen door middel van
het bouwvergunningssysteem zou dit systeem op z'n kop zetten." Je kunt je dan afvragen of
dat zo erg is. Ik vind dat je in verband met de rechtszekerheid uit moet gaan van een vast