30 1. de intentie om daadwerkelijk een manege te realiseren; 2. een bod uitbrengen boven het mede op taxateursadvies gestel de minimum van f. 325.000, - er sprake is van het onzorgvuldig omspringen met gemeenschaps gelden nu de manege (en inventaris) voor f. 75.000,minder ver kocht is aan de op een na hoogste bieder, spreekt zijn afkeuring uit over het door b. en w. gevoerde beleid met betrekking tot het afwikkelen van het faillissement van de Leeuwarder manege." De motie is mede-ondertekend door mevrouw De Jong van D'66. (De Voorzitter: De motie is voldoende ondertekend en maakt deel uit van de beraadslagingen.) Mevrouw De JongHet is mij in de commissie ook nooit duidelijk geworden - dat is ook nooit zo gezegd - dat het bedrag van minder belang zou zijn. Ik dacht integendeel en zeker in een tijd van vergaande bezuinigingen. Bovendien, als wij bekijken hoeveel er in de mane ge-put is blijven zitten, dan is het voor mij een vanzelfsprekende zaak - zo is het volgens mij ook altijd wel naar voren gekomen - dat daar zoveel mogelijk uit wordt gehaald. Het be drag was wel degelijk van behoorlijk belang; ik hoef maar naar de notulen in de krant te verwijzen en dat feit is ook in de commissie duidelijk naar voren gekomen. Het feit dat er vertrouwelijke gegevens uit de besloten commissievergaderingen naar buiten zijn geglipt vind ook ik een zeer betreurenswaardige zaak. Dat zou niet mogen gebeu ren, maar het is gebeurd. Ik vind dat het college zich daar echter niet achter mag verschui len. Uit de verslagen in de krant is heel duidelijk naar voren gekomen dat regelmatig en steeds weer de persoon van de hoogste bieder in het geding is gebracht. In de eerste ver gadering is op een gegeven moment een unaniem advies uitgebracht. Het bod voldeed aan het gestelde dat er op advies van taxateurs uitgerold was. De hoogste bieder had ook zeker de intentie om daar een manege te realiseren. Het advies van twee commissies was unaniem. Mijnheer de voorzitter, een week later, namelijk op 20 februari, werden in allerijl weer twee commissies bij elkaar geroepen. Daar is - ik hoef niet uit vertrouwelijke gegevens te putten, want, zoals ik al eerder heb aangekaart, die zijn gemeengoed geworden - op de per soon gespeeld. Naderhand zijn verschillende zaken steeds weer achterhaald. Ik verwijs even gemakshalve naar een artikel in de Leeuwarder Courant van 6 maart, waarin toch wel de zeer kwalijke gang van zaken aan de orde komt en bepaalde insinuaties zijn ontzenuwd. Het punt blijft dat het college blijkbaar heeft gemeend een unaniem advies van twee commissies te moe ten afwegen tegen de mening van anonieme zegslieden. Anonieme zegslieden zijn niet aan spreekbaar en bovendien kunnen wij de waarde van hun mening niet toetsen. Maar die me ning is blijkbaar van dusdanig doorslaggevend belang gebleken dat het unanieme advies van democratisch ingestelde gemeentelijke commissies van generlei belang meer is. Het is natuur lijk een wat vreemde vorm van privatisering, maar het kan in ieder geval helpen als wij dus de democratisch gekozen gemeentelijke commissies over boord gooien om f. 75.000,boven de gemeentelijke tafel te tillen, f. 75.000,is in deze tijd van vergaande bezuinigingen bepaald geen kattepis. Wij vinden dat het hier gaat om een zaak die de moeite van het interpelleren waard is. In deze raad hebben wij wel over heel wat lagere bedragen gepraat! De gang van zaken en alles daaromheen tart werkelijk alle woorden en verbeelding. Het is uiterst bescha mend! De Voorzitter: Wenst iemand van de andere raadsleden aan de discussie deel te nemen? De heer Meijerhof: Beide aanvragers van de interpellatie hebben de opmerking gemaakt dat deze materie zakelijk en nuchter bekeken had moeten worden. Wij moeten dat ook met de ze interpellatie doen. Daarom twee opmerkingen. Beide sprekers hebben nogal geciteerd uit de krant. Een besloten vergadering is min of meer openbaar gemaakt. Daardoor wordt mijns inziens met name de eerste vergadering van de commissie in een verkeerd daglicht geplaatst. Wat was er in die eerste vergadering in fei te voor keuze voor de commissieleden? Aan de ene kant was er het bod van de heer Kreuze, aan de andere kant zou, als de commissie om wat voor reden ook zou adviseren niet met dit bod akkoord te gaan, tot een openbare verkoop worden overgegaan. In dat geval bestond het risico dat de manege daar niet zou blijven, hoewel het uitgangspunt was dat dat wel zo zou moeten zijnDe gemeente had natuurlijk de mogelijkheid gehad om zelf als hoogste bieder tijdens de openbare verkoop op te treden. De consequentie daarvan was geweest dat de ge meente de manege zelf had moeten exploiteren. Wat betekent dat financieel? Een jaarlijkse subsidie van anderhalve tot twee ton. De keus die de commissie in de eerste vergadering moest maken was: of ingaan op het bod, dat niet exact bekend was maar boven de f. 325.000,zat, of zelf de manege in exploitatie nemen. Ik zal verder niet uit de besloten vergadering klappen, maar ik wil wel zeggen dat daar ook kritische opmerkingen gemaakt zijn en dat het niet zo is geweestzoals nu door beide aanvragers van de interpellatie naar 31 voren wordt gebracht, dat de commissie unaniem akkoord was. Dat was wel zo, maar na het plaatsen van deze kanttekeningen en het afwegen van de zojuist door mij geschetste keuze mogelijkheden. Een ander punt waar ik op in wil gaan is het volgende. De heer Duijvendak en mevrouw De Jong hebben een tweetal criteria ontwikkeld, dat ook in hun brief staat, waarvan ik vind dat dat hun criteria zijn. Ik vind het geen onlogische criteria. Maar een element als de toe komstige ontwikkeling en het vertrouwen wat men daarin heeft - de wethouder is daar ook op ingegaan - is volgens mij niet helemaal hard te maken. Ik wil in dit verband liever spreken van "gevoelsargumenten". De wethouder heeft in zijn toelichting gezegd dat het college is uitgegaan van een positieve benadering en dat het toen is uit gekomen bij de groep Popma. Ik vind dat een goede benadering in een openbare vergadering. De wethouder is niet verder op de agendapunten ingegaan. Hij heeft wel gesproken over een zorgvuldige afweging. Ik denk dat je daar van mening over kunt verschillen in de zin van: als ik alle afwegingen zou kennen, dan zou ik aan dat element zwaarder tillen dan aan dat element. In dat geval kun je hooguit spreken van een interpretatie-verschil. Ik kom dan in feite ook bij de motie. In deze motie wordt gesproken over onacceptabel en in de brief van de aanvragers van de interpella tie wordt gesproken over laakbaar gedrag. Het zal uit mijn verhaal duidelijk zijn dat ik het daar totaal mee oneens ben. Ik zal de motie dan ook niet steunen. De heer Boelens: Wij zijn ook van mening dat er een bestuurlijk verantwoorde besluit vorming in de commissievergadering heeft plaatsgevonden. Wij kunnen ons vinden in het be toog van de heer Meijerhof, ook wat betreft zijn toelichting op de discussie in de eerste com missievergadering waar alleen een bod van de heer Kreuze lag. In de tweede commissiever gadering kon nader worden ingegaan op de vragen naar aanleiding van het overleg dat het college met de andere bieders gehad heeft. Wij vinden dat de besluitvorming volkomen be stuurlijk verantwoord is. Onze fractie zal de motie van PAL en D'66 niet steunen. De heer Buurman: Of de handelwijze van het college laakbaar is in deze zaak, zoals in- terpellanten stellen, staat voor mij wat de personen betreft die belangstelling hadden voor aankoop van de manege niet zonder meer vast. Een zorgvuldige afweging van de ene gega digde naast de andere mag wel degelijk plaatsvinden; dit gebeurt elders ook. Zodoende kom je, of je het nu wilt of niet, toch bij de personen terecht. Dit blijkt ook wel uit het betoog van de heer Duijvendak en mevrouw De Jong. (De heer Duijvendak: Nee, hoor!) De wijze waarop verschillende namen in de publiciteit zijn gekomen is echter een slechte zaak en dat is het college ook aan te rekenen. De Leeuwarder Courant, dat is al even aangehaald, van 2 maart j.l. citeert uit de notulen van de besloten vergadering van de beide commissies d.d. 13 februari. Met dat soort lekken zullen wij dus voortaan rekening moeten houden. Ik dacht dat het goed was dat deze zaak nog eens besproken wordt in de Commissie voor Bestuurlijke Aangelegenheden. Uit het ver slag van de Leeuwarder Courant valt op te maken dat er geen overwegende bezwaren waren bij de commissies tegen het accepteren van het bod van de heer Kreuze. Het college besliste anders. Intussen is dan de vergadering van 20 februari gehouden, waar ik niet aanwezig kon zijn. De notulen van die vergadering zijn nog niet verschenen. Ik vind dat wij dus ook een gebrek aan officiële informatie moeten vaststellen. Nu beroept de betrokken wethouder zich in een later stadium naar mijn smaak wel eens wat teveel op adviezen die hem hebben bereikt. Ik vind dat hij ook in dit netelige geval de moed dient op te brengen te verklaren dat b. en w. van mening zijn dat het zo en zo moet. Adviezen vallen dan niet weg, maar de politieke verantwoordelijkheid komt dan meer uit de verf. Uit het voorgaande moge blijken dat ik de motie van PAL en D'66 niet zal steunen. Ik heb wel kritiek op onderdelen, maar weiger afkeuring uit te spreken over het totale beleid van het college. De heer Bijkersma: In deze kwestie kunnen wij twee aspecten als hoofddoelen beschou wen. Het ene aspect is dat de financiële schade voor de gemeente in de manege-affaire zo klein mogelijk moet zijn. Het andere aspect is dat de hele raad en de commissies die hierover vergaderd hebben de intentie hebben gehad dat de manege in stand moet blijven. Ik wil dui delijk onderkennen dat deze twee aspecten wel met elkaar parallel kunnen lopen, maar dat zij ook wel eens tegengesteld kunnen werken. Beide aspecten spelen namelijk een eigen rol in dezen Iets anders is dat deze interpellatie eigenlijk een gevolg is van de naar mijn gevoel vol strekt onvolkomen wijze van openheid van de zijde van het college in de manege-affaire. Ik constateer dat er in de commissievergaderingen teveel is verzwegen. Maar het is ook zo dat het college in commissievergaderingen niet gehouden is aan een totale openheid. Echter de gemeentewet bepaalt in een artikel dat het college dat in deze raad wel moet doen. Dan is het ook een goede zaak dat deze interpellatie plaatsvindt, opdat iedereen in deze raad en de in woners van Leeuwarden weten waar zij aan toe zijn. Want tot nu toe waren vele mensen in

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1985 | | pagina 16