32
Leeuwarden niet op de hoogte met de feiten. Velen moesten uit de krant vernemen wat er
loos was. Maar wat nog erger was: erbij betrokken mensen moesten uit de krant lezen waar
om zij niet acceptabel geacht werden door de gemeente. Ik heb aan het begin van mijn ver
haal al gezegd dat het college a meer acceptabel vindt dan b. Dat is volstrekt te aanvaarden.
Maar ik vind wel in onze open democratie dat het college, wanneer het mensen afwijst, de
moed moet hebben die mensen dat mede te delen en wel op een zodanig tijdstip dat zij de mo
gelijkheid hebben zich te verweren en dat zij niet achteraf voor een voldongen feit worden
gezet. Dat is onjuist geweest, maar ik denk dat het college dat nu ook wel inziet. Maar de
zaken zijn zo wel gebakken. Ik heb al gezegd dat het onbegrijpelijk is dat het college in deze
tijd van open democratie geen oog voor dat feit heeft gehad. De VVD-fractie wil toch nog
een paar vragen stellen naar aanleiding van deze interpellatie en hetgeen de wethouder in
eerste instantie heeft gezegd.
De eerste vraag is deze. Heeft het college de uitbrenger van het eerderbedoelde hoogste
bod, de heer Kreuze, van zijn afwijzing op de hoogte gesteld en wel op een zodanig tijdstip
dat hij daar eventueel bezwaar tegen kon inbrengen?
De tweede vraag. Zijn de motieven omtrent de afwijzing gestoeld op eigen inzichten van
het college en op voorhanden zijnde bewijsstukken? Zo ja, wil het college die dan aan ons
overleggen? Ik doe daarbij een beroep op de gemeentewet.
De derde vraag. Was het afwijzen door het college van het bod van de familie Kreuze een
unaniem collegestandpunt of was dat een meerderheidsstandpunt? Ik wil graag weten welke
fracties het betreft, wanneer er geen sprake was van een unaniem standpunt. De stukken
dienaangaande hebben namelijk tot nog toe niet ter inzage gelegen.
Dan nog een hypothetische vraag. Veronderstel dat de curator wel het hoogste bod had
aanvaard, wat was dan de houding van het college geweest?
Overigens wil ik opmerken, mijnheer de voorzitter, dat ik in deze affaire blij ben dat het
particulier initiatief over wil gaan tot het in stand houden van de manege. Daar staan wij al
lemaal achter. Het gaat hier om een gebeurtenis waarbij particulieren, wie dat dan ook mogen
zijn, op zich nemen een manege in Leeuwarden in stand te houden.
Ik zou de heer Duijvendak via u, mijnheer de voorzitter, willen vragen wat de intentie is
van de door hem ingediende motie. Is het een motie van wantrouwen? Ik vind dat de heer
Duijvendak daar wat duidelijker over moet zijn. (De heer Duijvendak: Het is een motie van
afkeuring.) Het is dus een motie van afkeuring. Na het antwoord van de wethouder in twee
de termijn, zou ik graag schorsing van dit beraad willen hebben, mijnheer de voorzitter. Ik
wil deze toch wel zeer belangrijke zaak even binnen mijn fractie overleggen. (De Voorzitter:
Dat leidt dan hoogstens tot het afleggen van een stemverklaring.) U heeft mij goed begre
pen, mijnheer de voorzitter.
De heer Van der Wal: Namens de fractie wil ik nog even reageren. Ik zal niet ingaan op
hetgeen de wethouder heeft gezegd, want dat heeft de heer Duijvendak al gedaan. Ik zal mij
beperken tot het geven van een reactie op de stellingname van de andere fracties. Boven
dien is aan onze fractie een vraag gesteld over moties.
Er is duidelijk gesteld dat wij wel een manege in Leeuwarden willen houden, maar dat wij
dienaangaande geen subsidie willen verstrekken. De heer Meijerhof heeft gezegd - de heer
Boelens heeft zijn verhaal overgenomen - dat er in de eerste commissievergadering maar één
keuze was en dat daar wel wat kritiek op was. Ik heb de notulen van die vergadering gelezen,
maar ik vond de kritiek zeer licht. Unaniem komt de commissie tot het acceptabel zijn van het
bod. (De heer Meijerhof: Ik heb die notulen niet gezien. Zij zijn nog niet vastgesteld in de
commissie. Dus wat betreft hebt u weinig houvast.) (De heer Duijvendak: Er is toch una
niem geadviseerd? Daar gaat het toch om?) (De heer Meijerhof: Ik heb een bepaalde toelich
ting gegeven; ik dacht dat die wel duidelijk was. De heer Van der Wal gaat even op die
overwegingen in en zegt dat hetgeen daaromtrent is gezegd heel licht was.) Wat dat betreft
is er hoogstens sprake van enige irritaties bij gebruik van onroerend goed jaren terug. Maar
goed, dat feit wil ik nu niet oprakelen. Ik vind dat er sprake was van zeer lichte kritiek.
Daarna is het aanvaardbaar van de enige en hoogste bieder uitgesproken. Dan doet het er
niet toe of dat in een keuze is tussen openbare verkoop en verkoop aan de eerste bieder.
Nee, men spreekt het acceptabel uit.
Pas in de tweede commissievergadering is er een tweede keuze gecreëerd. Hoe is die ge
creëerd? Door het verstrekken van een eenmalige subsidie van f. 75.000,Wij kunnen dat
niet anders zien dan het creëren van een tweede keuze. De heer Meijerhof brengt als motiva
tie voor de eenmalige subsidie - de CDA-fractie neemt zijn verhaal over - vertrouwens- c.q.
gevoelsargumenten in het geding die niet zo gemakkelijk naar buiten zijn te brengen. Met
andere woorden, die zijn ook onmogelijk te toetsen. Als ik het goed beluisterd heb dan is het
voor de raad en de publieke opinie, die hier nogal bij is betrokken, niet te controleren - dat
vind ik een zeer kwalijke zaak - op grond waarvan exact is besloten tot een subsidie van
f. 75.000,en daarmee tot een andere gecreëerde keuze. Ik kan mij niet voorstellen dat de
twee grootste fracties in deze raad op basis van gevoelsargumenten subsidie gaan verstrek
ken. Want dat is de consequentie hiervan.
33
De heer Meijerhof heeft ook gezegd dat wij in onze motie twee argumenten hebben ge
noemd die wij achteraf zouden hebben bedacht. Ik wil hem er op wijzen dat dit exact de ar
gumenten zijn - dat blijkt ook uit de ter inzage gelegde stukken - waarop de ambtelijke ad
viezen zijn geformuleerd. Niks meer en niks minder! (De heer Meijerhof: Ik heb gezegd dat
er in de motie twee criteria staan, waarvan ik vind dat dat criteria van PAL en D'66 zijn. De
wethouder heeft in zijn beantwoording nog een derde argument genoemd. U moet mij nu wel
goed citeren, mijnheer Van der Wal, en niet beginnen te zwammen!) Daarmee brengen het
college en, tot mijn verbazing en spijt, de twee grootste raadsfracties persoonlijke gevoels-
achtige elementen in het spel, die op geen enkele manier te toetsen zijn en voor de belang
hebbende geen enkel beroepbaar argument opleveren. In de hele rechtsgang - wij spreken
hier toch over behoorlijk forse belangen - vinden wij dat een volstrekt onacceptabele zaak.
En dat blijven wij vinden. Vandaar ook onze motie.
De heer Bijkersma heeft met name gevraagd naar de bedoeling van de motie. In de poli
tiek - ik wil ook wel spreken over ongeschreven wetten - is er een zeer duidelijk onder
scheid tussen een motie van afkeuring en een motie van wantrouwen. Een dergelijke discus
sie hebben wij hier al eens eerder gehad. Als er sprake is van een motie van wantrouwen
- dat is onlangs nog gebeurd - tegen een college of een lid van het college, dan dient in het
politieke gebruik zo'n college of collegelid af te treden als de motie wordt aangenomen. Er is
hier geen sprake van een motie van wantrouwen. Hier wordt duidelijk op een klein onderdeel
bij motie de afkeuring van de raad gevraagd. De motie heeft per se geen enkel karakter van
een motie van wantrouwen.
De heer De Vries (weth.): Er is van de kant van interpellanten op gewezen dat de ge
meente de huidige kopers subsidieert met een bedrag van f. 75.000,--. Dat is op zich zelf
niet juist, het gaat om f. 10.000,De rest van het bedrag heeft betrekking op de inventaris
waar de gemeente geen aanspraak op kan laten gelden. Als men dan min of meer suggereert
dat wij daarmee onverantwoord omspringen met gemeenschapsgeld, dan wil ik er op wijzen
dat de intentie is om deze voorziening in stand te houden. De gemeenschap offert daar geen
f. 65.000,aan op. Wij hebben eerder dienaangaande vijf ton a fonds perdu bijgedragen.
Bovendien zullen wij straks nog het verschil tussen de garantie en de opbrengst moeten ver
gelden. In dat opzicht is er dus nogal sprake van gemeenschapsmiddelen. Het is juist de be
doeling dat deze voorziening in stand kan blijven. Wij hebben bij de afweging van de hele si
tuatie dit aspect voortdurend voor ogen gehad. Vandaaruit hebben wij ook geconcludeerd
dat het het belangrijkste is dat wij redelijke zekerheid hebben ten aanzien van de mogelijk
heden om deze instelling verder in private handen te kunnen laten functioneren, zodat die
voor de burgerij van Leeuwarden bereikbaar blijft. Het is niet zo dat wij hier met geld heb
ben gesmeten. Wij hebben heel bewust deze keuze gemaakt.
Overigens was ook het bedrag van de taxatie op zich zelf arbitrair. De curator kreeg
een drietal taxaties. De laagste taxatie was f. 175.000,De andere taxaties lagen hoger.
Eén taxatie lag zelfs aanmerkelijk hoger. Maar daaruit blijkt wel dat de marktwaarde van de
ze manege aan sterke verschillen van inschatting onderhevig was.
Er is gevraagd waarom wij de zaak zo hebben geregeld en niet anders. Wanneer wij de
zaak op een gegeven moment aan de hoogste bieder hadden overgelaten, dan zouden wij - die
toezegging lag bij de curator - het land rondom de Kinderboerderij ook verhuren bij de ma
nege. Dat is een randvoorwaarde geweest die in dit hele proces meespeelt. Op het moment
dat dan de manege toch niet in stand kan blijven, hadden wij met de situatie gezeten dat wij
ten aanzien van het pachtcontract geen enkel middel hadden gehad om daarin nog verande
ring aan te brengen. (De heer Bijkersma: Dat heeft u nu ook niet!) Nee, maar het maakt wel
verschil welke status de bezitters van de manege hebben. Gaat het om mensen die zelf ver
der gaan met paarden of gaat het om mensen die verder geen belang meer bij dat land heb
ben? Want op het moment dat onverhoopt de manege weer opnieuw op de verkooplat zou ko
men, dan zouden wij met een onmogelijke situatie zijn geconfronteerd. Tegen deze achter
grond hebben wij de zaak over en weer afgewogen.
De heer Bijkersma heeft gezegd dat b. en w. de commissies vertrouwelijk hebben geraad
pleegd. De heer Duijvendak heeft gezegd dat er twee keer een advies van de commissie aan
de kant is gelegd. Ja, dat is best, maar het ging om een advies aan b. en w. Als zodanig
hebben b. en w. toch hun eigen verantwoordelijkheid.
De heer Bijkersma heeft gevraagd hoe de verhoudingen binnen het college lagen over
deze kwestie. Een b. en w. beslissing is een b. en w. beslissing. Het is dan verder niet meer
interessant hoe de verhoudingen liggen. Wanneer het gaat om een motie die naar Den Haag
moet en de VVD-fractie wil aantekening dat zij ten aanzien van die motie een ander stand
punt heeft ingenomen, dan is dat een andere zaak dan wanneer beslissingen binnen b. en w.
worden genomen. Als wij beslissingen hebben genomen, dan wordt er verder niet meer over
gesproken hoe de verhoudingen liggen. (De heer Bijkersma: Mijnheer de voorzitter, ik wil
dan toch even wijzen op artikel 129 van de gemeentewet, waarin staat dat u verantwoording
schuldig bent over het door het college gevoerde bestuur. Ik vind dat het hier duidelijk
gaat over een zaak van bestuur. Ik heb daar vragen over gesteld. Als de wethouder weigert
die te beantwoorden, dan neem ik daar acte van.) (De Voorzitter: Maar als er sprake is van