4 kei 48, tweede lid, van de Bouwverordening. Uit een nadere toelichting bleek dat dat ge beurd was, omdat genoemd artikel naar de mening van b. en w. als niet geschreven moest worden beschouwd. De commissie was het met dat standpunt niet eens en heeft daarom toen gezegd dat b. en w. nog eens dienen te bekijken of en in hoeverre zij aan artikel 48, tweede lid, van de Bouwverordening - vooropgesteld dat dat wel beoordeeld moet worden - uitvoe ring willen geven. Dit gegeven is eigenlijk ook de grondslag geweest van het advies dat de commissie heeft uitgebracht, omdat haar de overwegingen in de beslissing - deze waren zeer schetsmatig en er stond alleen maar in dat artikel 48, eerste lid, van de Bouwverordening geen toepassing kon vinden - als onvoldoende voorkwamen. Op deze grond moest in zoverre het beroep gegrond worden verklaard. De commissie heeft b. en w. verzocht om op dit punt een nader standpunt in te nemen en alsnog een beslissing te nemen. Welke beslissing is in eerste instantie een zaak van b. en w. zelf. Ik moet er, misschien min of meer ten overvloe de, nog wel bij zeggen dat bij de commissie enige twijfel bestond of, naar aanleiding van de opvattingen die b. en w. voor de commissie kenbaar maakten, hier een algemene opvatting, die in geen enkel bestemmingsplan is neergelegd, bij de overwegingen moest worden betrok ken. In dat opzicht heeft de commissie gezegd dat zij van mening is dat men een dergelijke nergens op schrift staande duidelijke overweging van een bestemmingsplan niet mee mag tel len. Maar overigens is deze zaak in de allereerste plaats om genoemde reden terugverwezen. Wellicht ten overvloede wil ik ook nog zeggen dat hierbij tevens speelde het feit dat zelfs bij gegrondverklaring geen bouwvergunning had kunnen worden verleend, omdat ook nog een verklaring in verband met de Monumentenwet ontbrak. Deze verklaring zal er voorlopig waarschijnlijk ook niet komen, gezien het uitstel dat de minister dienaangaande blijkbaar ge nomen heeft. Een en ander leek ons een uitstekende gelegenheid om b. en w. te verzoeken op de punten waarop zij geen oordeel hadden gegeven dat alsnog te doen. Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van de Raadsadviescommissie voor de Beroep- en Bezwaarschriften. De heer Keuning heeft inmiddels de vergadering verlaten. Punt 3. Rondgezonden mededelingen. Sub A t.e.m. I. De berichten, het besluit en de brieven worden voor kennisgeving aangenomen. Sub J. De verzoeken worden in handen gesteld van b. en w. om preadvies. Sub K. Besloten wordt overeenkomstig het voorstel van b. en w. Sub L. De Voorzitter: Dit punt luidt: Brief van 22 januari 1985 van de City Club Leeuwarden inzake het schoonhouden van de stad. De heer Burg: Ik wil graag namens de VVD-fractie waardering en instemming uitspreken voor het feit dat er nu daadwerkelijk actie wordt ondernomen tegen het opvallend toenemen van de vervuiling van de stad. De heer Bijkersma heeft deze problematiek jarenlang in zijn algemene beschouwingen gesignaleerd. Zelf heb ik hier ook al een aantal keren op gewezen in de Commissie voor de Dienst voor Reiniging en Brandweer. Maar kennelijk kan een ver zoek om actie beter vanuit de burgerij komen dan vanuit de politieke hoek. In dit geval heeft het midden- en kleinbedrijf gevraagd aandacht te besteden aan genoemde problematiek. Hoe dan ook, er wordt nu een grote schoonmaakactie opgezet in een deel van de binnenstad. Ho pelijk zal dit de eerste van een aantal van dergelijke acties zijn. Ik wil hiervoor namens de VVD-fractie mijn waardering uitspreken aan het adres van de wethouder, de Dienst voor Reiniging en Brandweer en de Plantsoenendienst. In het voorgestelde antwoord op de brief van de City Club Leeuwarden staat vermeld dat aan deze actie de nodige publiciteit zal worden gegeven. Een deel van de burgerij zal worden gevraagd zijn medewerking te verlenen. Zo zal de bewoners in de binnenstad worden ge vraagd om op met name maandag 25 maart geen auto's te parkeren langs de veegroutes en te vens de gevels en portieken van hun panden te reinigen en te ontdoen van ontsierende op 5 schriften, plakkaten en wat dies meer zij. Ik heb bovendien in de Overlegcommissie voor het Midden- en Kleinbedrijf en de Commissie voor de Dienst voor Reiniging en Brandweer voor gesteld om aan verschillende scholen te vragen om in de omgeving van de scholen en met na me in parken en plantsoenen medewerkers van de Plantsoenendienst assistentie te verlenen. De afgelopen ijsperiode heeft juist in de parken, singels en plantsoenen een aanzienlijke ex tra vervuiling opgeleverd. Ik stel een en ander nog even aan de orde, omdat de wethouder heeft toegezegd dit onderwerp in het college te zullen bespreken en dat de Dienst voor Rei niging en Brandweer de mogelijkheden ter zake zal onderzoeken met de Plantsoenendienst. Ik wil ook nog aandacht vragen voor de toekomst. In de brief van de City Club Leeu warden wordt niet alleen gewezen op het schoonmaken en schoonhouden van de binnenstad, maar van de gehele stad. Wanneer Leeuwarden zich, met het oog op de extra belangstelling voor Friesland als gevolg van de Elfstedentocht en in het kader van Leeuwarden-700graag wil presenteren door middel van het op de voorgrond plaatsen van alle sectoren van de be volking en het op touw zetten van veel activiteiten, dan vinden wij dat wij ons juist de ko mende maanden zullen moeten inspannen om de bezoekers een zo schoon mogelijke stad te presenteren. In de Commissie voor de Dienst voor Reiniging en Brandweer is al gezegd dat er gewerkt wordt aan meer van dit soort bliksemacties. Ik zou willen voorstellen om in dat kader, naar het model van "himmeldagen" in de recreatiegebieden, ook de vrijwillige mede werking van de Leeuwarder bevolking in te roepen. Ik denk bijvoorbeeld aan scholen, jeugdclubs, sportverenigingen en eventueel individuele vrijwilligers. Met daarbij een stuk publiciteit kunnen wij dan misschien over enkele maanden, als de feestelijkheden eenmaal goed op gang komen, onze bezoekers een schone of in ieder geval een veel schonere stad presenteren De heer Niemeijer: Onze fractie vindt het hier voorgestelde prachtig. Als wij bovendien nog afspreken dat wij voor elke te verwijderen leus met de tekst Plat die stad het pand dat niet weg had gemoeten weer opbouwen in de oorspronkelijke staat - onze binnenstad wordt dan echt mooi -, dan is onze fractie helemaal tevreden. De heer Miedema (weth.): Ik zal de dank van de heer Burg overbrengen aan mijn mede werkers. De heer Burg heeft in de commissie een lans gebroken voor het heel nauwgezet betrek ken bij de oplossing van deze problematiek van scholen en jeugdclubs. Dat overleg is nog gaande. Wij zullen bekijken in hoeverre wij daaraan tegemoet kunnen komen. Ik heb in de commissie al gezegd dat ik niet erg enthousiast ben over dat plan van de heer Burg. Ik vind dat je best een beroep op scholen kunt doen om zorg te besteden aan de eigen omgeving en daar in het kader van het milieu een les aan te wijden. Maar ik heb er bezwaar tegen om in zijn algemeenheid een beroep op de scholen te doen. Wij hebben over dit onderwerp een korte bespreking gewijd en dat komt nog een keer aan de orde. Ik zeg de heer Burg toe dat deze materie voldoende aandacht krijgt. De heer Burg heeft ook gezegd dat er meer van dergelijke acties in voorbereiding zijn. Dat heb ik niet gezegd. Ik heb alleen gezegd dat de Commissie voor de Dienst voor Reiniging en Brandweer in overleg met de dienst zou kunnen nagaan of een andere aanpak en een an dere inzet van mensen en materiaal op dit stuk van zaken mogelijk is. De stelligheid waarmee de heer Burg dit zegt komt volgens mij voort uit het optimisme waarmee hij over deze zaak praat. Ik heb daar wel waardering voor, maar er moeten geen fabels ontstaan. Hoe jammer het misschien ook is, ik moet de woorden van de heer Burg op dat punt wat afzwakken. Ik heb de overige opmerkingen van de heer Burg goed tot mij genomen. Nogmaals dank voor dé spontane hulde, mijnheer Burg. De heer De Jong: Ik verbaas mij over de uitspraken van de wethouder. Zowel in de Overlegcommissie voor het Midden- en Kleinbedrijf als in de Commissie voor de Dienst voor Reiniging en Brandweer waren wij wild enthousiast over de suggestie van de heer Burg om de scholen hierbij te betrekken. Nu hoor ik de wethouder zeggen dat hij niet enthousiast is. Ik hoop dat door de suggestie van de heer Burg het enthousiasme van de wethouder wat meer volume zal krijgen. De heer Miedema (weth.): Het enthousiasme was bij mij heel klein. En als dat zover weg moet komen, dan zit je niet direct op een redelijk peil. Besloten wordt overeenkomstig het voorstel van b. en w. Sub M. De Voorzitter: Dit punt luidt: Brief van 12 februari 1985 van de medezeggenschapsraad van de gemeentelijke school voor lager economisch administratief onderwijs (leao) inzake leerlingenwerving.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1985 | | pagina 3