12 pleiten voor een regio-omvang die niet extreem afwijkt van landelijk gehanteerde cijfers. De nu voorgestelde drie regio's wijken beslist niet extreem af. Integendeel zelfs. Twee regio's voldoen zelfs zeer royaal aan de landelijke cijfers. Een en ander moet je kenschetsen als een zeer opportunistische benadering. Dit zijn een aantal opwellingen naar aanleiding van het rapport van de werkgroep inzake de grootte van de regio's. Wij hebben wat dat punt betreft duidelijk onze twijfels. Het tweede punt waar ik op in wil gaan betreft de bestaande samenwerkingsverbanden. Wij zijn van mening dat de gegroeide samenwerkingsverbanden in de huidige regio's zoveel mogelijk intact gelaten moeten worden. Zij sluiten ons inziens redelijk aan bij gegroeide en ook gevoelde maatschappelijke samenhangen. Dat is ook weer van belang om de regio's niet als "fremdkörper" te ervaren. Vanuit deze overweging lijkt het samenvoegen van regio's een betere oplossing dan het eventueel opdelen. Op grond hiervan achten wij de vorming van drie regio's in principe acceptabel. Voor onze gemeente heeft deze indeling een bezwaarlijke kant, namelijk dat drie gemeenten die sterk zijn aangewezen op Leeuwarden - mevrouw Brandenburg heeft al gezegd waarom dat zo is - buiten de regio blijven. Anderzijds voelen wij de toevoeging van de Regio Noord-Oost aan de regio Noord niet bepaald als de thuis komst van de verloren zoon. Vanuit die achtergrond achten wij uitbreiding van de Regio- Noord naar het Zuiden veel verkieslijker. Het is een goede zaak wanneer onze gemeente zich niet bij voorbaat neerlegt bij het voorstel zoals dat er nu ligt en haar eigen belangen voor alsnog vooropstelt. In de raadsbrief wordt gewag gemaakt van het opnieuw kunnen ontstaan van discussies omtrent de vraag of in het kader van de herindeling in regio's de huidige re gio's opgedeeld moeten worden. De discussie is nu gaande en het lijkt mij dat wij ons daar nu in moeten mengen. Volgens mij wordt het veel moeilijker om alsnog die optie in tweede in stantie naar voren te brengen. Als ik mij niet vergis dan staat in een van de uitgangspunten van het rapport van de werkgroep dat uiteindelijk misschien individuele gemeenten omwille van het totaalplaatje wat zullen moeten inschikken. Wat let ons om, als ons in een later stadi um alsnog dat verzoek zou bereiken - gelet op een aantal overwegingen en de reacties van andere gemeenten -, enigszins in te schikken? Een en ander betekent dus dat, waar ook me vrouw Brandenburg voor gepleit heeft, de omgekeerde weg moet worden bewandeld en niet de weg die wordt voorgesteld in de raadsbrief. De Voorzitter: Mevrouw Brandenburg is begonnen te verwijzen naar de Wet gemeen schappelijke regelingen. Het is misschien goed om daar even verder op in te gaan. Procedu reel is het zo dat provinciale staten voor één januari een indeling van de provincie in samen werkingsgebieden tot stand moeten brengen. Vooruitlopende daarop is een werkgroep, ge vormd door de Vereniging van Friese Gemeenten (VFG) en gedeputeerde staten, bezig ge weest om een aanzet te geven. Het resultaat daarvan is het rapport dat nu ter tafel ligt. In twee ronden vindt de inspraak plaats. In de eerste ronde gaat het om het meer informele vernemen van de standpunten van de gemeenteraden. Wij zijn daar nu mee bezig. Vervolgens zullen gedeputeerde staten aan de hand van de dan binnengekomen reacties een voorstel moeten formuleren en dat naar provinciale staten moeten sturen. Daarna vindt er op grond van de Wet gemeenschappelijke regelingen nog een formele - de tweede - ronde plaats, waar in bezwaar kan worden gemaakt. Mevrouw Brandenburg zegt - dat is later ook door anderen herhaald - dat haar fractie het bezwaar dat Leeuwarden afgesneden dreigt te raken van drie van de vijf aangrenzende gemeenten zo dominerend vindt dat zij dat voorop wil stellen. Als u de raadsbrief leest dan kunt u daaruit afleiden dat wij eigenlijk hetzelfde gedaan hebben. Wij hebben namelijk ge zegd: "Met deze voorgestelde indeling kunnen wij ons verenigen, hoewel wij het een duide lijk nadeel achten dat drie van de vijf aan Leeuwarden grenzende gemeenten niet zijn gele gen in dezelfde regio als Leeuwarden. Wij beschouwen het als een onbevredigende situatie dat er geen directe bestuurlijke relatie bestaat met gemeenten, waarvan de inwoners niet al leen in het woon-werkverkeermaar ook in velerlei andere situaties rechtstreeks op Leeu warden zijn georiënteerd." Vervolgens zeggen wij: "Wij menen hier echter in te moeten be rusten, nu in de loop der jaren deze ontwikkeling is gegroeid." Daarvoor moet ik u verwij zen naar een aantal gelegenheden waarbij de regio-indeling ook aan de orde is geweest. Reeds in 1976 is gesproken over de vraag hoe je de uitbreiding zou moeten zien. Dege nen van u die al langer in de raad zitten en zeker degenen die ook al langer in de regioraad meedraaien weten dat er ooit een indeling op een kaart is geweest waarop tussen Noord en Noord-Oost een stippellijn getrokken was. De toenmalige stuurgroep achtte het gewenst dat thans reeds, in 1976, wordt aangegeven, terwille van de overzichtelijkheid - zo is het toen geformuleerd - en de doorzichtigheid van de bestuursstructuur in het noord-oosten van Friesland, in welke richting de samenwerking van de in de Regio Noord-Oost Friesland gele gen gemeenten, als die samenwerking een grotere schaal vraagt dan die van de regio, zich dient te richten. Vanaf dat moment is er steeds vanuit gegaan - er zijn ook enkele relatielij- nen die daarop duiden - dat in een voortgaande schaalvergroting de Regio's Noord en Noord-Oost zouden worden samengevoegd. Wanneer wij nu zeggen dat wij ons conformeren aan de driedeling zoals die door de 13 werkgroep wordt gesuggereerd, dan doen wij dat met de nadrukkelijke kanttekening dat wij, als er een blanco kaart zou liggen, dan tot een andere conclusie zouden komen. Vandaar ook dat de laatste zin op de eerste bladzijde van de raadsbrief luidt: "Indien, om welke reden dan ook, opnieuw discussie ontstaat omtrent de vraag of in het kader van de herindeling in regio's, de huidige regio's opgedeeld moeten worden, hetgeen wij een slechte zaak zouden vinden," - wij vinden dat namelijk geen goede zaak omdat dan bestaande verbanden worden doorsneden; de heer Siemonsma heeft daar ook over gesproken - "zijn wij van mening dat het hiervoor gesignaleerde probleem dat drie van de vijf aan Leeuwarden grenzende gemeen ten niet zijn gelegen in dezelfde regio als Leeuwarden, daarbij moet worden betrokken." Ik kom nu bij de keus die gemaakt is en ga daarbij ook in op de opmerkingen van de heer Siemonsma. Wij zullen er rekening mee moeten houden dat in de toekomst geldstromen van de rijksoverheid zich in toenemende mate zullen gaan begeven in de richting van gere gionaliseerde gebieden. De heer Siemonsma zegt dat er sprake is van sluipende normstelling; hij noemt in dat verband de Wet voorzieningen gezondheidszorg en verwijst ook naar een wet op onderwijsgebied. Hij heeft in zoverre gelijk dat op dit moment niet valt te overzien in hoeverre dit proces in het rijksbeleid zal worden doorgetrokken. Maar ik denk dat je er vei lig vanuit kunt gaan dat, waar de Wet gemeenschappelijke regelingen dwingend een indeling van de provincies in geregionaliseerde gebieden voorschrijft - een aantal voorbeelden is reeds aan te wijzen, zoals de geregionaliseerde brandweer -, in toenemende mate de geregio naliseerde indeling normgevend zal zijn voor het ontvangen van financiële handreikingen van de rijksoverheid, zeker gezien in een tijd waarin de middelen schaarser worden. Over de omvang van een regio is nog niet zo verschrikkelijk veel hards te zeggen, be halve dan dat de commissie Versteden in een rapport een aantal indicaties aangeeft. De com missie zegt daarbij dat een groot aantal samenwerkingsverbanden in Nederland qua draag vlak een inwonersbestand beslaat van 200.000 tot 250.000 zelfs 300.000 inwoners. Terecht merkt de heer Siemonsma op dat het niet aangaat een soortgelijke norm in dunbevolkte plat telandsgebieden te hanteren. Ik ben dat volstrekt met hem eens, maar ik zeg er wel bij dat je natuurlijk moet proberen die norm zo dicht mogelijk te benaderen, om te voorkomen dat je later financieel gezien het kind van de rekening wordt doordat je op een te kleine schaal bent blijven zitten. Illustratief hierbij is dat in andere plattelandsprovincies in Nederland, zoals Groningen, Drenthe en Zeeland, een driedeling gans normaal is. In de provincie Zee land werd zelfs nog getwijfeld tussen een twee- of driedeling. Ik denk dat je, als je met kracht van argumenten naar de rijksoverheid toe wilt gaan om te zeggen dat een gedifferen tieerde norm voor de provincie Friesland op zijn plaats is, dan sterker staat wanneer je met een driedeling komt, dan wanneer je komt vertellen dat wij nog altijd op de vier- of vijfde ling zitten, want daarmee zou je je eigen argumenten onderuit halen. Er is nog iets anders, namelijk dat wij in redelijkheid mogen verwachten dat bij het indelen in gebieden voor gede- concentreerde rijksdiensten een beroep gedaan mag worden op de centrale overheid daarbij rekening te houden met de regio-indeling zoals die in de verschillende provincies is. Ook in die discussie sta je zwakker wanneer je je provincie niet hebt ingedeeld conform de indeling die in andere vergelijkbare plattelandsprovincies te doen gebruikelijk is. Dat alles tezamen voegende komen wij tot de conclusie dat een driedeling voor de provincie Friesland het meest voor de hand ligt. Wij onderlijnen dat de gegroeide verbanden in de huidige samenwerkingsverbanden zo veel mogelijk in stand moeten blijven. Wij constateren dat, wanneer wij even kijken in de richting van de gemeente Tietjerksteradeel, sinds jaar en dag de relatielijnen in het samen werken met andere gemeenten - of wij dat nou leuk vinden of niet - naar een andere kant zijn gegaan. Voor wat betreft de gemeenten aan de zuidkant van onze stad en ons gemeente lijk gebied heeft een en ander zijn beslag gekregen na de gemeentelijke herindeling. De ge meenten Baarderadeel en Idaarderadeel zijn naar de nieuw gevormde gemeenten gegaan en de daar aanwezige nieuw gekozen gemeenteraden hebben het besluit genomen in andere richting een samenwerkingsverband te zoeken. Wij kunnen daarover treuren, maar het zijn eigenlijk gepasseerde stations. Ik herhaal dat dat als zodanig kan worden geaccepteerd, zij het met de kanttekening die wij hebben gemaakt: zolang men inderdaad de samenwerkingsverbanden sa menwerkingsverbanden laat en die in totaliteit, daar waartoe aanleiding bestaat, samenvoegt. Op het moment dat daar de hand mee wordt gelicht herleeft de discussie en zullen wij niet om de problematiek heen kunnen - ik kan mij voorstellen dat wij in een reactie naar de provincie, toe ook dit element nadrukkelijk mee laten spelen - dat het als een hoogst ongelukkig erva ren zaak moet worden beschouwd dat Leeuwarden afgesloten is van het merendeel van zijn buurgemeenten De heer Bijkersma heeft nog een hartverwarmende opmerking gemaakt over de regionale opstelling van de gemeente Leeuwarden. Ik neem daar kennis van en doe dat met instemming. Men kan de gemeente Leeuwarden misschien veel verwijten, maar men kan haar niet het ver wijt maken dat zij zich aan haar regionale verplichtingen heeft onttrokken. Ik geloof dat dat een zaak is die weieens wat onder de oppervlakte blijft. Het is op zich zelf goed, al is het nooit zo sterk als je dat zelf moet zeggen, dat dat maar weer eens gezegd wordt. Dat de Regio Noord-Oost niet als de verloren zoon thuiskomt mag zo zijn, maar ik ben

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1985 | | pagina 7