18
vidualiseringsprincipe in de ABW. Andere mogelijkheden worden geboden door het project
Overkreditering, waarbij wordt gestreefd naar een geïntegreerd hulpaanbod. Wij zijn het met
het college eens dat dit project niet mag stagneren nu de GKB de beschikbaar gestelde func
tionaris terug heeft moeten trekken. In dat kader willen wij onze suggestie herhalen om bij
de besteding van herbezettingsgelden 1985 prioriteit te geven aan dit project. Voorlopig zien
ook wij niet de noodzaak van het instellen van een noodfonds. Mocht echter blijken dat de
eerder genoemde maatregelen onvoldoende zijn, dan vinden wij dat de instelling van een der
gelijk fonds opnieuw overwogen moet worden.
Hoofdstuk 5 gaat over het voorkomen en tegengaan van misbruik. Ik wil hierover het
volgende zeggen. Om niet de indruk te wekken dat wij voor oneigenlijk gebruik van sociale
voorzieningen zijn, wil ik beginnen met op te merken dat misbruik niet goed is en dus niet
toegestaan mag worden. Het college noemt in dat kader een aantal redenen, die wij onder
schrijven. Tegelijkertijd wil ik echter opmerken dat er omstandigheden zijn die oneigenlijk
gebruik begrijpelijk maken. In de notitie wordt een aantal maatschappelijke achtergronden
genoemd van misbruik. Ik zou wat dat betreft met name willen benadrukken de toenemende
druk op de hoogte van de uitkeringen en de aard van verschillende overheidsmaatregelen,
die nou niet direct een breed maatschappelijk draagvlak hebben en waardoor steeds meer
mensen in een uitzichtloze positie terecht komen. De beste manier om misbruik tegen te gaan
is ons inziens dan ook gelegen in een werkelijk sociaal beleid van de rijksoverheid, een goed
werkgelegenheidsbeleid, een rechtvaardige inkomensverdeling, een inzichtelijke sociale wet
geving en meer van dat soort zaken. In die zin is een actieve opstelling van de gemeente
naar het rijk zeer belangrijk. Niettemin, misbruik moet voorkomen en zonodig tegengegaan
worden. Ik wil wèl nadrukkelijk opmerken dat er hierbij een goede verhouding moet zijn tus
sen de hoofdtaak van de GSD, een optimale dienstverlening, en de controlerende taak. Be
strijding van misbruik zien wij als een noodzakelijke neventaak. Wij stemmen in met de door
het college op dit terrein voorgestelde maatregelen, met uitzondering van het omgaan met
anonieme berichten. Een minderheid van onze fractie heeft hiertegen onoverkomelijke bezwa
ren. Ik kan mij wat dat betreft aansluiten bij hetgeen zowel de heer Jansma als de heer Sie-
monsma - ik heb begrepen dat ook de heer Burg een en ander ondersteunt - daarover heeft
gezegd.
Dan kom ik bij het sanctiebeleid. Wij zijn het ermee eens dat dit beleid wordt aangepast
en onderschrijven de motieven die daaraan ten grondslag liggen. De meerderheid van onze
fractie stemt in met de uitgangspunten zoals die zijn verwoord op de pagina's 33 en 34 en
met de uitwerking op pagina 35. Twee leden van onze fractie stemmen niet in met het op
bladzijde 33 onder b. genoemde uitgangspunt. Het college zegt in zijn overwegingen het vol
gende: "Wij zien ons zo geplaatst in een groot spanningsveld waarin het erg moeilijk is om èn
in voldoende mate rekening te houden met de ontoereikend geachte inkomenspositie van met
name de minima onder de uitkeringsgerechtigden, èn in voldoende mate tegemoet te komen
aan het rechtsgevoel in de samenleving. Elke beslissing hierin zal dan ook altijd aan kritiek
en discussie onderhevig zijn." Op zich onderkent onze fractie, ook de twee leden die niet
instemmen met genoemd punt b, het spanningsveld. Maar in de\afweging tussen enerzijds het
in voldoende mate kunnen beschikken over middelen om in het bestaan te kunnen voorzien en
anderzijds het rechtsgevoel in de samenleving, hebben twee leden van onze fractie gezegd
dat zij vinden dat de weegschaal door moet slaan naar de eerste overweging en dat het niet
aangaat om mensen beneden het bestaansminimum te laten zakken. Deze twee leden zijn dus
van mening dat een deel van de door PAL ingediende motie ondersteund moet worden.
Over het onderdeel voorlichting heb ik weinig opmerkingen, hoewel ik het wel ernstig
vind dat ambtenaren niet altijd dezelfde en juiste informatie geven en vind dat activiteiten
van de praktijkbegeleider/voorlichter met name gericht moeten zijn op interne kennisover
dracht. Ook hier doet zich de vraag voor hoe lang daarmee de kwaliteit van de dienstverle
ning is gewaarborgd en op welk moment overgegaan moet worden tot uitbreiding van het
personeelsbestand. Wij zouden graag zien dat het college ook op dit punt terugkomt in het
kader van het beleidsplan.
Dan de cliëntenparticipatie. Wij stemmen in met wat het college noemt een voorzichtig op
stapje in de vorm van een regelmatig bijeenkomend gespreksplatform en een verdere uitbouw
in overleg met de cliëntgroeperingen. Wij vinden het daarbij met name belangrijk met cliënten
te overleggen over beleidsvoornemens en over de uitvoering van het beleid. Het in deze no
titie geformuleerde beleid is prima, maar het gaat erom - ik dacht dat ook de heer Jansma
dat gezegd heeft - dat het in de praktijk ook werkelijk zo uitgevoerd gaat worden. In die zin
zijn met name de ambtenaren bij de GSD een belangrijke schakel en kunnen cliënten richting
GSD aangeven wat daarmee in de praktijk hun ervaringen zijn.
Dan kom ik bij het laatste hoofdstuk dat gaat over startende zelfstandigen. Ik wil daar
slechts één opmerking over maken, omdat wij het eigenlijk eens zijn met hetgeen er in dit
hoofdstuk staat. Onze opmerking betreft samenwonende vrouwen die geen recht hebben op
een zelfstandige uitkering. De Rijksgroepsregeling Zelfstandigen behoudt startfaciliteiten
voor aan mensen met een bijstandsuitkering. Dat betekent dat vrouwen die samenwonen en
geen eigen uitkering hebben niet voor deze regeling in aanmerking komen. Wij vinden dat
19
een zeer onjuiste zaak en zouden graag zien dat het college erbij de minister op aandringt de
regeling zodanig te verruimen dat ook vrouwen zonder uitkering daarvan gebruik kunnen
maken.
Ik zal in tweede instantie met name ingaan op de inhoud van de moties van PAL. Ik zou
PAL nu al willen vragen of motie II, die uitspreekt dat anonieme tips niet behandeld moeten
worden en dat het sanctiebeleid niet zodanig toegepast mag worden dat uitkeringen beneden
het geldende minimum dalen, gescheiden in stemming gebracht kan worden. Er zijn in onze
fractie wisselende minderheden die voor één deel of beide delen van de motie willen stemmen.
Ik wil het hierbij in eerste instantie laten, mijnheer de voorzitter.
De Voorzitter schorst, om 15.35 uur, de vergadering voor de pauze.
De Voorzitter heropent, om 15.55 uur, de vergadering.
De Voorzitter: Ik heropen de vergadering en geef het woord aan wethouder Kessler.
De heer Kessler (weth.Ik zal proberen om zo goed mogelijk in te gaan op de gemaakte
opmerkingen en de gestelde vragen. Vooraf wil ik zeggen dat het een goede zaak is dat van
daag de beleidsnotitie GSD in de raad besproken wordt. Ik wil in dat verband twee opmer
kingen maken. In de eerste plaats is het hele gebeuren rond de sociale uitkeringen steeds
meer een politieke zaak geworden. De uitkeringen staan onder druk. Steeds meer mensen
kunnen heel moeilijk of niet rondkomen met hun uitkering. Het college maakt zich wat dat
betreft ook zorgen voor het desbetreffende deel van de Leeuwarder samenleving. In deze
notitie - overigens niet alleen daarin, maar ook in andere raadsstukken, zoals de raadsbrief
ten aanzien van het kwijtscheldingsbeleid - presenteren wij de raad een voorstel hoe wij zo
veel mogelijk met die problemen rekening kunnen houden. In de tweede plaats wil ik opmer
ken dat het vaststellen van deze notitie uiteindelijk een bevoegdheid is van b. en w. Dat be
tekent dat het niet onze bedoeling is dat wij ten aanzien van elke wijziging die in de sociale
wetgeving plaatsvindt en ten aanzien van alle wijzigingen die binnen de GSD aan de orde zijn
met beleidsnotities bij de raad komen. Wij zullen in de raad alleen hoofdlijnen ter discussie
stellen. Voor het overige zullen wij de Commissie voor de Gemeentelijke Sociale Dienst ge
bruiken als een commissie om b. en w. te adviseren.
Ik wil dan nu ingaan op de verschillende opmerkingen en vragen van de diverse spre
kers. Ik constateer bij iedereen waardering voor deze beleidsnotitie. Deze waardering neem
ik graag tot mij en zal die doorspelen naar de mensen die hard hebben gewerkt aan de tot
standkoming van de notitie.
De heer Jansma is zijn verhaal ook begonnen met het uiten van waardering. Zowel hij als
de heer Buurman heeft het feit gemist dat de uitbreiding van het werk van de GSD onder
meer ook een gevolg is van het aantal echtscheidingen. Wij hebben hierover in de Commissie
voor Volksgezondheid en Maatschappelijke Dienstverlening ook gesproken. Wij hebben toen
geconstateerd dat naast de toenemende werkloosheid, die het leeuwendeel voor de toename
van de werkdruk voor zijn rekening neemt, ook de toename van het aantal scheidingen wel
degelijk als een van de oorzaken van de grotere werkdruk valt aan te merken.
De heer Jansma gaat vervolgens door naar hoofdstuk 4 van de beleidsnotitie en is in zijn
algemeenheid akkoord met het meer toepassen van het individualiseringsbeginsel. Vervolgens
gaat de heer Jansma in op de schuldenproblematiek en stelt dat het CDA daarmee in zijn ver
kiezingsprogramma al rekening had gehouden. Nou, dat klinkt heel mooi. Het zou denk ik
een goede zaak zijn dat alle partijen in hun komende verkiezingsprogramma's hier enkele
passages aan zouden wijden.
De heer Jansma vraagt hoe het staat met de functionaris die belast is met het project
Overkreditering. Op dit moment is het zo dat er voor het project Overkreditering een pro
jectleider aanwezig is die uitgeleend is door de Gemeenschappelijke Kredietbank Friesland
(GKB). De GKB heeft het zo druk gekregen dat zij heeft gezegd dat zij de projectleider
weer terug moet hebben. Een en ander betekent dat er momenteel voor het project Overkre
ditering een probleem is. Het college zal zich nog nader beraden op de vraag op welke ma
nier dit probleem moet worden opgelost. Een van de mogelijkheden is - ik denk dat dat op
zich zelf een serieuze mogelijkheid is - om na te gaan in hoeverre uit de herbezettingsgelden
die ons ter beschikking gesteld zijn iemand aangetrokken kan worden. Het betekent wel dat
de betreffende man of vrouw bij een ambtelijke dienst, dus bij de GSD, ondergebracht moet
worden. Het gaat hier om een mogelijkheid die wij zonder meer zouden moeten bekijken.
Vervolgens gaat de heer Jansma door naar hoofdstuk 5 van de beleidsnotitie, waarin ge
sproken wordt over het beleid ten aanzien van fraude en dergelijke, en komt dan al snel bij
het punt van de anonieme tips. Alle fracties zijn op dit onderwerp ingegaan. Ik wil dat dan
nu ook in zijn algemeenheid behandelen. Wij hebben in het college lang gepraat over de
vraag of wij in moeten gaan op anonieme tips of dat wij die, overeenkomstig een van de inge
diende moties, naast ons neer zouden moeten leggen. Wij hebben het beleid ten aanzien van
de anonieme tips geplaatst tegen de achtergrond van de constatering dat, als je niets doet