aan de bestrijding van fraude, dat uiteindelijk funest is voor het hele stelsel van sociale ze kerheid en de geloofwaardigheid daarvan en dat ook de aanvaarding van dat stelsel onder druk komt te staan. Alles afwegende hebben wij een aantal argumenten op grond waarvan wij vinden dat wij toch op anonieme tips moeten ingaan. In de eerste plaats maakt het in essentie niet veel uit of je nou de collectiviteit of de particulier geld afhandig maakt. Bij de particulier komt de politie er aan te pas. Ook daar werkt men al sinds jaar en dag met het verschijnsel van anonieme tips. In die zin zou je moe ten stellen dat je, als je heel consequent bent, niet alleen bij het bestrijden van fraude ano nieme tips moet verwerpen, maar dat in zijn algemeenheid ook het politie-apparaat niet met dergelijke tips zou mogen werken. Wij hebben gesteld dat wij, nu de politie al heel lang met anonieme tips werkt, dat in ieder geval ook kunnen doen. In de tweede plaats - dat is ook al gezegd - zijn er vaak heel begrijpelijke motieven waarom mensen anoniem willen blijven. De gemiddelde burger denkt toch dat hij, op het mo ment dat hij een niet anonieme tip verstrekt, in feite in de publiciteit komt, voor de recht bank moet verschijnen, dat er represaillemaatregelen genomen worden en dergelijke. Men is daar om bepaalde redenen soms bevreesd voor. Het is dus heel goed voorstelbaar dat mensen in bepaalde situaties liever anoniem willen blijven. Meer principieel is het argument dat, op het moment dat je niet anonieme tips buiten be schouwing laat, dan niet het delict zelf de maat wordt of iets wel of niet moet worden aange pakt, maar de vraag op welke manier het delict op het spoor wordt gekomen. Als uit een anonieme tip blijkt dat iemand de zaak voor bijvoorbeeld een ton bedondert - dat zal niet zo vaak gebeuren, maar het zou wel kunnen - dan wordt dat niet aangepakt, terwijl een per soon die voor duizend gulden fraudeert, hetgeen aan het licht komt door middel van een niet anonieme tip, wel wordt vervolgd en een boete krijgt. Om gelijkheid te verkrijgen zou je ge woon de zaak in alle situaties moeten aanpakken. Tot slot hebben wij er heei serieus rekening mee gehouden dat de GSD momenteel voor zichtig met tips omgaat. Op tips waarbij op voorhand sprake is van laster, buurtjepesten of hoe je het ook wilt noemen, wordt niet ingegaan. Dat wil zeggen dat eerst aan de hand van gegevens in het betreffende dossier nagegaan wordt of er aanleiding is daar serieus naar te kijken. Is daar geen aanleiding toe, dan wordt er ook niet op tips ingegaan. Dus een voor zichtig beleid in zijn algemeenheid. Deze overwegingen, geplaatst tegen de achtergrond dat fraude dient te worden bestre den, zijn voor het college aanleiding geweest om te zeggen dat er wel op anonieme tips moet worden ingegaan, zij het op een voorzichtige manier. De heer Jansma gaat akkoord met het in hoofdstuk 6 genoemde sanctiebeleid. Voor wat betreft hoofdstuk 7, waarin gesproken wordt over voorlichting en participatie, vraagt de heer Jansma in hoeverre de communicatie tussen ambtenaren en buitenlanders tot stand gebracht wordt. Op dit moment is het zo dat buitenlanders die moeilijkheden verwach ten met de Nederlandse taal vaak iemand, die onze taal wel machtig is, meenemen naar de dienst. Het gaat daarbij vaak om mensen die bij hulpverlenende instellingen werken, maar het kan ook een buurman zijn of een bekende van de buitenlander. Bij de GSD wordt een nieuwe telefooninstallatie aangelegd. Het wordt dan mogelijk ook een aansluiting te krijgen op de zogenaamde tolkentelefoon. Dat wil zeggen dat, als de buitenlandse cliënt en de bui tendienstambtenaar van de GSD met elkaar praten, dan een tolk kan worden gebeld die het gesprek vertaalt. Deze nieuwe mogelijkheid zal binnenkort in werking treden. Dan kom ik bij de heer Siemonsma. Hij heeft geconstateerd dat er een grote vertraging is in de totstandkoming van deze notitie. Ik ben dat niet met hem eens. Er is enige vertra ging, maar ik vind die niet heel erg groot. Wanneer gesteld wordt dat de notitie op een be paald moment klaar moet zijn en men onder een bepaalde tijdsdruk komt te werken, dan wil het weieens gebeuren dat die tijdslimiet niet wordt gehaald. Dan is er sprake van vertra ging. Op zich zelf is dat niet zo erg. Wij zouden natuurlijk de tijdslimiet ook zo ruim kunnen stellen dat wij ons daar nooit en te nimmer een buil aan zouden vallen, maar volgens mij werkt dat ook niet. Volgens mij moet er altijd sprake zijn van een zekere tijdsdruk om raads stukken zo snel mogelijk klaar te krijgen. De heer Siemonsma gaat vervolgens in op het recente rijksbeleid dat de positie van de uitkeringsgerechtigden aantast. Hij komt dan al snel op de voordeurdelersregeling die mo menteel in den lande in discussie is. De heer Siemonsma vraagt of het college bereid is daar over met een notitie bij de raad te komen. Op dit moment worden er door verschillende socia le diensten in het land, waaronder de GSD in Rotterdam, pogingen in het werk gesteld - de vraag is of ze zullen slagen - om van de voordeurdelersregeling en in ieder geval van de heel ingewikkelde uitvoering af te komen. Wij kunnen dat initiatief ondersteunen, mede gelet op het feit dat ook de Vereniging van Nederlandse Gemeenten VNGvorig jaar al heeft ge steld dat de voordeurdelersregeling een fraudegevoelige regeling is, een regeling is waarin grote risico's zitten dat de privacy wordt aangetast en een regeling is die technisch heel moeilijk is uit te voeren. Wij zullen ons dus moeten aansluiten bij pogingen om de voordeur delersregeling misschien wel geheel en al uit te stellen dan wel een stuk simpeler te maken. Over de door de heer Siemonsma gevraagde notitie het volgende. Het ziet ernaar uit dat de 21 voordeurdelersregeling toch doorgaat. Binnen de GSD is men al bezig met de vraag hoe met de regeling moet worden omgegaan. Ik zeg toe dat wij in ieder geval met een beleidsnotitie ter zake in de Commissie voor de Gemeentelijke Sociale Dienst zullen komen en dat wij een en ander, al naar gelang dat relevant is, ook in de raad aan de orde zullen stellen. Ik kan niet op voorhand zeggen dat wij 1 juni halen, maar wij zullen ons best in ieder geval wel doen. De heer Siemonsma heeft gevraagd hoe het zit met een aantal problemen die op dit mo ment op uitvoeringstechnisch gebied bij de sociale dienst spelen, zoals tijdsproblemen, ver anderende wet- en regelgeving, enz. De dienst komt daarmee onder druk te staan. Op het moment dat er een nieuw stuk wet- en regelgeving van kracht wordt, wordt er zo hard mo gelijk gewerkt - dat is normaliter ook al het geval - om zo spoedig mogelijk een ieder van die precieze regeling op de hoogte te laten komen, opdat er in het contact met de cliënt vanaf het begin zo weinig mogelijk of helemaal geen vergissingen begaan worden. Wij proberen wat meer ruimte te creëren in de tijd die beschikbaar is om feitelijk met de cliënt om te gaan. Dat doen wij - wij hopen dat dat tenminste lukt - door de mogelijkheden die de nieuwe automati seringsinstallatie bij de GSD heeft zo optimaal mogelijk te benutten. Of dat op heel korte ter mijn zal lukken is de vraag, maar er zijn mogelijkheden om in organisatorisch verband extra tijd vrij te maken voor het contact met de cliënt en al wat dies meer zij. Dan gaat de heer Siemonsma in op de schuldenregeling. Het is een tragische zaak dat - ik meen dat de heer Jansma dat ook geconstateerd heeft - driekwart van de mensen met schulden op dit moment al niet meer bij de GKB terecht kan. Dat is voor het college aanlei ding geweest om een aantal maatregelen ter zake aan te geven. Met name wordt daarbij gedacht aan het verder uitwerken van de mogelijkheid om, zoals op bladzijde 21 van de beleidsnotitie onder d. is aangegeven, op uitgebreidere schaal schuldregelingen te treffen en ter zake ook de mogelijkheden van de Algemene Bijstandswet (ABW) te gebruiken. Daarnaast zijn wij ook van plan om met de nutsbedrijven en de woningbouwcorporaties overleg te plegen. Deze instellingen stellen zich op dit moment nog vaak op als preferente schuldeisers, dat wil zeggen dat zij de hele schuld in ieder geval terug willen hebben, dit in tegenstelling tot andere organisaties die vaak nog weieens coulance betrachten en zeggen: als jullie ons een deel van het verschuldigde bedrag geven, zijn wij ook al tevreden. Een discussie met de nutsbedrijven en de woningbouwcorporaties hierover lijkt mij zeker nuttig. Ik denk in eerste instantie aan de NV Frigas, die met reële behoorlijke winsten van in de or de van grootte van drie miljoen per jaar toch nog weieens wat zou kunnen doen om zich in het hele schuldenbeleid niet volstrekt als een preferente schuldeiser op te stellen, maar daarin wat soepelheid te betrachten. Het overleg gaan wij in ieder geval voeren. De heer Siemonsma heeft ook gevraagd hoe het zit met de verhaalbare bijstand. De bij stand wordt in zijn algemeenheid niet verhaald op het moment dat de aflossingstermijn van de schuld langer is dan een periode van drie jaar. Het is een algemene regel dat mensen met wie een schuldsaneringsafspraak is gemaakt niet langer dan drie jaar zullen moeten aflossen en dat dan de schuld afgelost zal moeten zijn, althans een oplossing gevonden moet zijn voor de problemen. Mocht de termijn korter zijn dan drie jaar, dan kan gedurende de resterende tijd een deel van de bijstand teruggehaald worden. Wij weten nog niet welke andere wegen wij zullen gaan zoeken, wanneer de zojuist genoemde maatregelen niet lukken. Het zal duidelijk zijn dat wij, naarmate die schuldenproblematiek erger wordt, naar andere wegen zullen moe ten zoeken. Dan de anonieme tips, sanctie en fraude. Volgens de heer Siemonsma krijgen steeds meer uitkeringsgerechtigden het gevoel tweederangs burgers te zijn en dat er met twee maten ge meten wordt. In dat verband stelt hij dat er niet op anonieme tips zou moeten worden inge gaan. Ik heb de argumenten al gegeven waarom het college daar iets anders over denkt. Tot slot, wat de heer Siemonsma betreft, hoofdstuk 7 met betrekking tot voorlichting en participatie. Er zou een klachtenprocedure ontwikkeld moeten worden. Wel, dat is ook de be doeling. Zoals ook in de notitie staat is het de bedoeling dat een voorstel voor een klachten procedure overgelegd zal worden in het regelmatig bijeenkomende gespreksplatform. Dat wil zeggen dat groepen uitkeringsgerechtigden, die zich gebundeld hebben en die opvattingen hebben over hoe de dienst met deze klachten om zou kunnen gaan, gehoord zullen worden en dat wij de opvattingen zullen meenemen bij het definitief ontwikkelen van een klachtenproce dure De heer Siemonsma vraagt in het kader van hoofdstuk 7 ook om een tweetal beleidsnoti ties/onderzoeken. Een beleidsnotitie waarin nader wordt ingegaan op de organisatorische maatregelen en de tijdelijke noodverbanden die getroffen gaan worden om de gesignaleerde knelpunten in de dienstverlening op te heffen. Wij hebben aan een dergelijke beleidsnotitie geen behoefte. Er zullen permanent organisatorische maatregelen getroffen moeten worden. Dat is ook logisch bij een dienst die in ontwikkeling is. Het personeelsbestand van de dienst is in het afgelopen jaar gegroeid van 110 tot 140 mensen. Bovendien gaat het om een dienst waar permanent allerlei wetten veranderen. Je zult dus steeds aan het denken moeten blijven hoe je het werk het meest effectief kunt organiseren; dat gebeurt ook bij deze dienst. Het

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1985 | | pagina 11