28
voorschriften het een en ander zal worden bekeken. Een notitie daarover in de Commissie
voor de Gemeentelijke Sociale Dienst is voor ons voldoende. Wij hebben dan ook geen behoef
te aan motie I.
Motie II is vervangen door de moties IV en V. Eerst een opmerking over motie IV. De
heer Jansma constateerde enige onduidelijkheid in het antwoord van de wethouder. Hij heeft
mij gevraagd om enige duidelijkheid over het trekken van dezelfde conclusie die hij heeft ge
trokken. De VVD-fractie heeft minder moeite met het trekken van een conclusie, dan kenne
lijk nu de fractie van de heer Jansma. Wij kunnen namelijk met motie IV van PAL instemmen.
Het principe van omgaan met anonieme tips vinden wij geen liberaal principe. Hoewel wij be
grip hebben voor de argumentatie van het college, laten wij de morele bescherming van de
individuele burgers prevaleren. Wij stemmen dus voor motie IV.
Motie III gaat over de voorlichting en het instellen van een nieuw onderzoek. Wij vinden
de redenen waarom de voorlichting aan beperking onderhevig is, zoals in de overwegingen
van deze motie gesteld is, voldoende bekend. Weliswaar zal hier en daar de voorlichting ge-
intensiveerd moeten worden, maar uit de beleidsnotitie blijkt dat het in het voornemen van
het college ligt om de individuele mogelijkheden van de cliënt nauwlettender te bekijken.
Daaruit blijkt ons voldoende dat er dan ook aan de voorlichting - zo valt dat ook uit de noti
tie op te maken - meer aandacht besteed zal worden. Bovendien zullen er, zoals is toege
zegd, gesprekken komen met groeperingen van belanghebbenden. Ook daarin zien wij een
voldoende platform om verbetering in de werkwijze te bevorderen. Wij hebben dan ook geen
behoefte aan motie III.
Motie V. Wat dat betreft kan ik volledig staan achter hetgeen de heer Jansma gezegd
heeft over de hoogte van de officiële minimumuitkeringen. Wij zullen niet stemmen voor motie
V.
Ik wil dan nu nog ingaan op datgene wat de wethouder gezegd heeft over het sanctiebe
leid en dan met name over de hoogte van de sancties. De wethouder heeft gezegd dat op één
subtiel puntje de percentages en het aantal sanctieweken afwijken van het beleid van de
Vereniging van Directeuren van overheidsorganen voor sociale arbeid (Divosa). Ik zou met
het definitief vaststellen van de percentages willen wachten tot daaromtrent een eensluidend
standpunt is ingenomen en is vastgesteld. Wanneer er landelijk eenzelfde maatstaf wordt
gehanteerd, geeft dat ook aan de uitkeringsgerechtigden een stuk duidelijkheid.
Als samenvatting van hetgeen ik in eerste instantie over de gehele notitie heb gezegd
het volgende. Aan het eind van de raadsbrief wordt voorgesteld deze beleidsnotitie voor
kennisgeving aan te nemen. Wij nemen de beleidsnotitie voor kennisgeving aan, maar willen
graag aantekening dat de VVD-fractie tegen de door mij reeds genoemde passages is op de
bladzijden 14, 22 en 23 en vooralsnog, zoals nu wordt voorgesteld, tegen de sancties zoals
genoemd op bladzijde 35 van de beleidsnotitie.
Mevrouw Vlietstra: Ik wil eerst ingaan op het antwoord van de wethouder. Hij zegt dat
in de raad met name de hoofdlijnen aan de orde zullen komen en dat de overige punten voor
gelegd zullen worden aan de Commissie voor de Gemeentelijke Sociale Dienst. Ik kan mij daar
in grote lijnen wel in vinden. Het punt is alleen wat je een hoofdlijn noemt en wat een punt
van minder gewicht. Als ik dan hoor wat de wethouder zegt over de voordeurdelersregeling,
dan verschil ik daarover met hem van mening. Ik vind de voordeurdelersregeling wel dege
lijk een hoofdlijn, want daarin gaat het onder anderen om het principe van de individualise
ring en de zorgplicht. Ik vind deze regeling zo'n belangrijk item dat ik er voor wil pleiten
om die niet alleen in de Commissie voor de Gemeentelijke Sociale Dienst te behandelen maar
wel degelijk ook aan de raad voor te leggen. Ik kan nu meteen even reageren op de betref
fende motie van PAL. Ik heb begrepen dat die motie niet is ingetrokken. De motie lijkt mij
eerlijk gezegd een beetje overbodig, vooral als de wethouder toe wil zeggen dat deze zaak
ook in de raad aan de orde komt. Hij heeft al gezegd dat er in ieder geval op korte termijn
een notitie zal komen over het beleid dat b. en w. op dit punt denken te gaan voeren.
De wethouder is uitvoerig ingegaan op de anonieme tips. Ik heb in eerste instantie al
gezegd dat een deel van onze fractie de argumenten van het college ter zake onderschrijft en
dus vindt dat wel op anonieme tips moet worden ingegaan. Een ander deel van onze fractie
onderschrijft die argumenten niet. Ik heb er wat dat betreft wel even behoefte aan om de ar
gumenten die de wethouder aanvoert langs te lopen. Hij plaatst het hele verhaal tegen de
achtergrond dat niets doen aan fraude het stelsel en de geloofwaardigheid daarvan aantast.
Op zich klopt dat wel. Zijn argument dat de politie ingaat op anonieme tips is ook juist. De
wethouder noemt ook als argument dat het voorspelbaar is dat mensen om wat voor redenen
ook anonieme tips geven. Ik kan mij dat wel voorstellen, maar de vraag is of je die moet ho
noreren; of je die zó belangrijk vindt dat je zegt dat daaraan maar moet worden toegegeven.
Vervolgens zegt de wethouder dat het niet gaat om de wijze waarop de tip binnenkomt, maar
om de inhoud daarvan. Dat ben ik niet met hem eens. Het gaat volgens mij om zowel de in
houd van de tip als om de wijze waarop die binnenkomt. De wethouder memoreert ook aan de
zorgvuldige werkwijze van de Gemeentelijke Sociale Dienst (GSD) op dit punt. Ik ben er wel
van overtuigd dat die werkwijze zorgvuldig is.
29
Maar eigenlijk heeft de wethouder geen argumenten aangevoerd die mij en een aantal an
dere leden van onze fractie aanleiding geven op ons standpunt terug te komen. Een deel van
onze fractie zal dus motie IV van PAL over anonieme tips steunen. De minderheid is namelijk
van mening dat je door het honoreren van anonieme tips het risico loopt dat het aantal ano
nieme tips toeneemt. Wij zouden liever zien dat de overheid bevordert dat het aantal anonie
me tips afneemt. Volgens ons moet je de anonieme tips juist niet honoreren, omdat je mensen
daarmee dwingt om voor het voetlicht te treden. Bovendien ben ik bang dat je op deze ma
nier het gevoel van uitkeringsgerechtigden dat zij toch min of meer vogelvrij zijn bevordert.
Ik zou dat een slechte zaak vinden.
In eerste instantie heb ik al gezegd dat binnen onze fractie ook over het sanctiebeleid
verschillend wordt gedacht.
Over het punt of je mensen die al op het minimum zitten daar onder mag laten zakken
zegt de wethouder ook een aantal dingen. Hij zegt dat je als overheid, wanneer je voorwaar
den stelt ten aanzien van regelingen en wetten, ook sancties nodig hebt en dat je je op glad
ijs begeeft wanneer je de minima zou ontzien. De wethouder legt hierbij opnieuw een verge
lijking met andere straffen die mensen opgelegd kunnen worden en refereert aan de politie.
Hij zegt dan dat een en ander ertoe zou kunnen leiden dat de minima kunnen doen wat zij
willen. Ik vind dat wel een erg boute uitspraak. Ik denk dat wij de zaak moeten beoordelen
zoals die hier voor ons ligt en dat is dat het een feit is - b. en w. constateren dat ook regel
matig in de notitie - dat steeds meer mensen niet kunnen voorzien in de noodzakelijke kosten
van hun bestaan. Een minderheid van onze fractie vindt dan ook dat dat punt het zwaarst
moet wegen. Mensen die op het minimum zitten worden al zwaar genoeg gestraft door het feit
dat zij gedwongen zijn in betrekkelijk armoedige omstandigheden te blijven zitten. In zijn al
gemeenheid is dat ook een vrij uitzichtloze positie. Genoemde minderheid vindt het om deze
reden onaanvaardbaar om mensen beneden het minimum te laten zakken. De meerderheid van
onze fractie is het eens met het college dat mensen op het moment dat zij overtredingen be
gaan gestraft moeten worden en dat de hoogte van de uitkering daarbij geen rol mag spelen.
Dan de starters. De wethouder heeft gezegd dat mensen niet voor de Rijksgroepsrege
ling Zelfstandigen (RZ) in aanmerking komen als zij kunnen voorzien in de kosten van hun
bestaan. Samenwonenden die niet kostwinner zijn - dat zijn heel vaak vrouwen - hebben
geen recht op een uitkering en kunnen dus niet voorzien, althans in mijn opvatting, in de
dagelijkse kosten van hun bestaan, tenzij zij zich noodgedwongen laten onderhouden door ie
mand met wie zij samenwonen. Het gaat hier dus heel nadrukkelijk om het individualiserings-
principe, waarvan met name vrouwen de dupe worden. Wij zouden graag zien dat dit punt
wordt aangekaart bij de minister.
Ik kom dan nu bij de fracties. De heer Jansma heeft een interessante opmerking ge
maakt. Hij heeft geconstateerd dat de koopkracht van de echte minima minstens gelijk moet
blijven en gezegd dat hij heel graag zou zien dat de koppeling tussen minimumuitkering en
minimumloon weer tot stand wordt gebracht als de welvaart aantrekt. Wat dat betreft is er
een discrepantie te bespeuren tussen wat de heer Jansma zegt en de koers die het CDA lan
delijk, in ieder geval de verantwoordelijke bewindslieden en de Kamerfractie, vaart. Ik denk
dat wij dan ook wat van het CDA mogen verwachten richting Den Haag.
De PAL-fractie. De heer Siemonsma heeft een aantal moties ingediend. Motie I. Ik heb al
gezegd dat de toezegging van de wethouder voor ons voldoende is, mits hij ook uitspreekt
dat hij bereid is om de zaak aan de raad voor te leggen.
Motie II is veranderd in moties IV en V. Daarover heb ik al het nodige gezegd. Motie IV
zal door een deel van onze fractie worden gesteund en dat is eveneens het geval met motie
V.
Motie III verzoekt het college ten eerste met een beleidsnotitie te komen over de organi
satorische maatregelen en tijdelijke noodverbanden die getroffen gaan worden om de gesigna
leerde knelpunten in de dienstverlening op te heffen. In eerste instantie heb ik al gezegd
dat ik het inhoudelijk wel eens ben met het feit dat het een voortdurend afwegen is op welk
moment je de ondergrens hebt bereiktwanneer de rek uit de organisatorische maatregelen
is en wanneer je tot uitbreiding van het personeel moet overgaan. Ik voel er niet zo veel
voor om dat in een beleidsnotitie neer te leggenwant ik vind dat het hier gaat om dingen
die je bijna dagelijks in de gaten moet houden en waarop je alert moet reageren op het mo
ment dat er knelpunten zijn die zodanig zijn dat die niet meer op te vangen zijn door maatre
gelen. Dat deel van de motie wijs ik dus af.
Ten tweede wordt in motie III het college verzocht tevens een onderzoek onder de cliën
ten van de GSD in te stellen naar de waardering van de dienstverlening en knelpunten daar
in. Ik heb voorlopig geen behoefte aan zo'n onderzoek. Het lijkt mij een goede zaak dat er
vanuit de GSD gestart wordt met een overleg met cliëntengroepen. In dat overleg zal heel
nadrukkelijk aan de orde kunnen komen hoe cliënten de kwaliteit van de dienstverlening er
varen. Daarnaast, zo heeft de wethouder gezegd, wordt er een klachtenprocedure ontwik
keld die beter is dan de nu fungerende. Ik zou liever eerst de effecten willen afwachten van
deze twee maatregelen, voordat wij besluiten om een onderzoek in te gaan stellen.
De heer Siemonsma heeft nog de opmerking gemaakt dat de GSD een repressief beleid