35
zij de ruimtelijke relatie tussen de Wirdumerdijk en het Wilhelminaplein buitengewoon moei
zaam vinden. De wat problematische rol van de Mercuriusfontein is daarbij niet onbesproken
gebleven. Er is dan ook voor gepleit om de westelijke wand van de Wirdumerdijk door te
trekken, opdat op die manier de relatie tussen het plein en de Wirdumerdijk wat sterker zou
kunnen worden. Daarbij mogen wij constateren dat het plan van de groep de Echte Neder
landse Fietsers Bond, het Vormgeverscollectief, Bewaakte Fietsenstalling Zaailand en PAL op
zichzelf een voortreffelijke vertaling geeft van die ruimtelijke problematiek. Alleen - dat is
dan het volgende probleem -, men wil volstaan met het doortrekken van de bebouwing langs
de Wirdumerdijk en men staat pleinvorming rond de Mercuriusfontein voor. Mijn fractie pleit
er voor dat idee in de planconceptie van het plan Ellerman te integreren. Met andere woor
den: bezie of het mogelijk is om vanuit het plan zoals het hier nu ligt een zodanige omarming
van de Mercuriusfontein te krijgen en tegelijkertijd een aanzet tot een uitbouw van de Wir
dumerdijk-westzijde. De eventuele toename van het vloeroppervlak, die daarmee gepaard zou
kunnen gaanzou naar onze mening kunnen worden gecompenseerd door het kleiner maken
van de noordwestelijke uitbouw van het huidige plan.
Een ander punt is dat wij van mening zijn dat het plan een wat te autonoom, een in zich
zelf gekeerd karakter heeft. Het is onzes inziens wenselijk om met name de wand gericht op
het Ruiterskwartier een wat meer open karakter te geven door daar een aantal toegangen tot
winkels te realiseren.
Dan het laatste punt. Het thans voorliggende plan van Ellerman heeft in feite alleen be
trekking op het hoofdgebouw. In de ontwerpfase is naar onze mening terecht door de ont
werper veel aandacht gegeven aan de opbouw van het plein. Hij heeft daarvoor een zoge
naamde pleinbegeleidende bebouwing gecreëerd. Ik heb al aangegeven dat wij een zelfde
soort gedachte in de richting van de Wirdumerdijk zeker voorstaan. Mijn fractie vindt echter
ook dat het van het grootste belang is dat tegelijk met de verdere ontwikkeling van het ge
bouw een integraal inrichtingsplan voor het hele Wilhelminapleingebied moet worden gemaakt,
uiteraard met inachtneming van de belangen van de weekmarkt.
Erfpacht. Mijn fractie heeft zich uitvoerig beraden op het voorstel van het college om
toch over te gaan tot verkoop van de gronden, terwijl in principe grond in de binnenstad
slechts in erfpacht wordt uitgegeven. De motieven van mijn fractie om in het algemeen te
kiezen voor uitgifte in erfpacht waren en zijn nog steeds dat de waardevermeerdering van de
gronden op termijn ten goede komt aan de gemeenschap en dat er een zodanige greep op het
gebruik van gronden is dat ongewenste ontwikkelingen kunnen worden tegengegaan. Het
eerste punt, de waardevermeerdering, blijft ook bij verkoop van de grond gelden, hoewel
een en ander afhankelijk is van de verkoopprijs. Niet uitgesloten moet worden dat aan de
verkoop het risico is verbonden dat de meerwaarde niet ten goede van de gemeenschap komt.
Aan het tweede punt, greep op het gebruik van gronden, kan in belangrijke mate worden
tegemoetgekomen door het bestemmingsplan waarin de bestemming en het gebruik van de
gronden kunnen worden geregeld. Niet ontkend kan worden dat de combinatie bestemmings
plan/erfpacht het sterkst is. Daarom blijft uitgifte in erfpacht voor mijn fractie leidraad, ze
ker voor een binnenstad waarin de panden zo dicht naast elkaar liggen. Het laatste argument
geldt in dit verband wat minder, omdat het hier gaat om een min of meer vrijliggend gebouw
met een zelfstandig karakter. Daardoor is het risico van overlast voor naastgelegen functies
wat minder groot.
Conclusie: wij blijven voorstander van uitgifte in erfpacht, maar de grote waarde die wij
hechten aan de realisatie van dit gebouw in combinatie met de zekerheid van het bestem
mingsplan weegt in dit geval zwaarder dan de mogelijke waardevermeerdering van de grond
op termijn.
Ik heb al even gesproken over het bestemmingsplan. Wij vinden het voorstel om tot rea
lisatie van dit bouwplan over te gaan op basis van anticipatie op grond van artikel 19 van de
Wet op de ruimtelijke ordening een te lichte procedure. Wij achten het uit het oogpunt van
rechtszekerheid voor belanghebbenden - in dit verband is iedere Leeuwarder belanghebben
de - en gezien de opmerking die ik zojuist heb gemaakt ten aanzien van de erfpacht noodza
kelijk tenminste een ontwerp-bestemmingsplan ter visie te hebben gehad voordat een antici
patie-procedure wordt gestart.
Tenslotte een enkele opmerking over de inhoud van het plan. Aan de lokatie en de reali
satie van een bewaakte fietsenstalling moet naar onze mening duidelijk aandacht worden ge
geven. De upgrading functies dienen zo nauwkeurig mogelijk in het plan te worden beschre
ven en vastgelegd, onder meer door een maximum vloeroppervlak per vestiging aan te ge
ven.
De heer Van der WalUit het standpunt van PAL bij het distributie-planologisch onder
zoek (dpo) en bij eerdere discussies over het pleinafsluitend gebouw is al gebleken dat wij
op dit moment geen voorstander zijn van het realiseren van een pleinafsluitend gebouw met
de hoofdfunctie upgrading winkelcentrum, wat dat dan ook moge zijn. Bij de dalende toon
bankbestedingen zien wij geen voldoende draagvlak voor een extra 4.500 a 5.000 m2 winkel
vloeroppervlak op dit moment. Het gevaar dreigt dat er ongewenste ontwikkelingen in het
36
bestaande winkelgebied in de binnenstad op gang komen: leegstand eventueel gevolgd door
verpaupering. Daarbij loopt het meest de Voorstreek in het oog, maar zelfs het Naauw en de
Nieuwestad-noordzijde worden in dit verband genoemd. Door een upgrading centrum op het
Wilhelminaplein te realiseren, waarbij nog maar moet worden afgewacht of het upgrading
- normaal upgrading heet dat dan - wordt, wordt het risico gelopen dat elders in de binnen
stad downgrading optreedt. Dat gevaar is in de rapportage nauwelijks onderzocht, er is vrij
licht overheen gestapt en het is onzes inziens niet weerlegd. Tijdens de behandeling in de
commissie noch in de raadsbrief zijn geen nieuwe of betere argumenten naar voren gebracht.
Wethouder Miedema heeft alleen gezegd dat je er in moet geloven, terwijl wethouder Geerts in
iets andere bewoordingen in de Commissie voor de Ruimtelijke Ordening ongeveer hetzelfde
heeft opgemerkt. Je gelooft er in of je gelooft er niet in. Wij vinden dat geen basis om zulke
verstrekkende beslissingen op dit moment te nemen. Op zich hebben wij geen overwegend
stedebouwkundige bezwaren om bebouwing op het Wilhelminaplein te realiseren, maar dan
niet op dit moment en op deze manier.
Wij vragen ons af wie er behalve de PvdA en een gedeelte van het CDA eigenlijk nog ge
loven in de realisering op dit moment van het pleinafsluitend gebouw. Alle deskundige be
trokken belangenorganisaties en hun adviseurs hebben zich tegen de realisering op dit mo
ment van het gebouw uitgesproken. Veel van de bezwaren worden onzes inziens onvoldoende
weerlegd. Hierbij komt ook weer de aanname om de hoek kijken dat Leeuwarden zou voldoen
aan de trendprognose ten aanzien van de bevolkingsgroei. Dat wordt in de stukken ook weer
realistisch en haalbaar genoemd. Al meer dan tien jaar blijkt dat de trendprognoses wat de
bevolkingsgroei betreft totaal niet worden gehaald en dat er juist sprake is van een negatie
ve trend. Als dan ook nog de ontwikkelingen rond het rijksspreidingsbeleid en het werkge
legenheidsbeleid in ogenschouw worden genomen, dan mogen wij heel blij zijn dat het bevol
kingsaantal ongeveer op peil blijft. Wij achten zo'n positieve trendprognose met betrekking
tot de bevolkingsgroei allerminst realistisch. Dit is maar een voorbeeld en zo zijn er nog wel
meer voorbeelden te noemen van aannames. De heer Miedema kan wel zeggen dat je er in
moet geloven, maar op dit moment geloven wij er niet in! Overigens vind ik dat over dit
soort zaken ook niet op basis van geloof moet worden beslist, maar daarover denkt de heer
Miedema vanuit zijn achtergrond misschien anders, hoewel ik altijd heb gedacht dat dat meer
over geestelijke waarden ging, maar goed.
Het plan Ellerman, waarnaar de voorkeur van het college van b. en w. uitgaat, geeft on
zes inziens een te eenzijdig commerciële en grootschalige invulling van dit bijzondere gebied.
Bovendien wordt een van de grootste knelpunten op het Wilhelminaplein, namelijk de zeer
ongelukkig gesitueerde inrit van de parkeergarage, hierbij niet opgelost. Wat moet er dan
wel gebeuren? Zoals het plein er op het ogenblik bij ligt kan het ook niet blijven. Het zal u
niet ontgaan zijn dat PAL samen met de ENFBBewaakte fietsenstalling Zaailand en Vormge
verscollectief een alternatief plan heeft opgesteld. De heer Niemeijer is vanuit zijn ontwer
persachtergrond verreweg het meest bij die plannen betrokken geweest en hij zal straks dat
plan dan ook van enige toelichting voorzien. Ondertussen dien ik wel alvast de volgende mo
tie in.
Motie 1.
"De raad van de gemeente Leeuwarden, in vergadering bijeen op
maandag, 1 april 1985,
behandelende realisering van een pleinafsluitend gebouw aan het
Wilhelminaplein (bijlage nr. 101),
overwegende dat
uit het distributie-planologisch onderzoek niet onomstotelijk valt af
te leiden dat de aan het pleinafsluitend gebouw toegekende functie
(upgrading winkelcentrum van 4.500 a 5.000 m2) voor de binnenstad
van Leeuwarden haalbaar is;
uit de reacties op de plannen en raadsbrief is gebleken dat alle ter
zake deskundigen, betrokken belangenorganisaties en hun advi
seurs het als ongewenst oordelen op dit moment over te gaan tot re
alisering van het pleinafsluitend gebouw met deze hoofdfunctie;
realisering van het pleinafsluitend gebouw op dit moment, gezien de
daling van toonbankbestedingen, tot ongewenste gevolgen voor het
bestaande winkelbestand in de binnenstad zal leiden;
de bijzondere plaats die het pleinafsluitend gebouw in de binnenstad
wordt toegedacht een veelzijdiger invulling vraagt dan een louter
commerciële, zoals culturele en recreatieve functies;
de Leeuwarder binnenstad en het Wilhelminaplein in het bijzonder
niettemin goed een opkikker kunnen gebruiken
besluit
aop dit moment af te zien van de realisering van het pleinafslui
tend gebouwzoals door het college in de raadsbrief wordt voor
gesteld;