37
b. plannen te ontwikkelen voor herinrichting en bebouwing van het
Wilhelminaplein volgens de uitgangspunten en schetstekeningen
van het door ENFBBewaakte fietsenstalling Zaailand, Vormge-
verscollectief en PAL ingediende voorstel."
De motie gaat vergezeld van het plan en is mede-ondertekend door mijn fractiegenoot, de
heer Niemeijer. (De Voorzitter: De motie is voldoende ondersteund, maakt deel uit van de
beraadslagingen en krijgt volgnummer 1.)
Ik ben mij er van bewust dat ik een hele hoop details over economische achtergronden
nu achterwege laat. Over een en ander is echter uitvoerig gediscussieerd in allerlei commis
sies en de hoofdlijn heb ik in het zojuist gehouden betoog dacht ik wel aangegeven.
Erfpacht. Tot onze grote schrik zijn b. en w. al te gemakkelijk afgestapt van de uitgifte
van de grond in erfpacht. De Nota erfpacht 1980, vastgesteld op 16 december 1980, geeft
overduidelijk als hoofdregel aan dat uitgifte van gronden in de binnenstad op basis van erf
pacht moet geschieden. Tijdens de discussie in de raadsvergadering van 16 december 1980 is
vrij uitgebreid gesproken over de uitzonderingsbepaling die het college van b. en w.nadat
de nota in feite al was opgesteld, nodig vond om in te brengen. Deze bepaling hield in: Af
wijkingen van deze hoofdregel zijn slechts mogelijk in bijzondere gevallen, die met duidelijk
omklede redenen aan de raad worden voorgelegd. Ook is in die discussie het pleinafsluitend
gebouw met name door en namens de PvdA-fractie aan de orde gesteld. De heer Knol heeft
daarover namens de PvdA-fractie de volgende niet mis te verstane woorden gesproken: "Ook
de mogelijke realisering van een pleinafsluitend gebouw op het Wilhelminaplein zal ons inziens
geen enkel motief geven om niet het erfpachtsprincipe te hanteren." De PAL-fractie vond
op dat moment al dat sowieso geen uitzonderingen op deze regel zouden moeten worden toe
gestaan, omdat dat oneigenlijke dilemma's tot gevolg zou hebben. In ieder geval sprak een
meerderheid van de raad zich er voor uit een en ander voor het pleinafsluitend gebouw vast
te leggen. Niemand heeft dat verder tegengesproken, noch het college noch de andere frac
ties in de raad. Het verbaast mij dan ook hogelijk dat de PvdA-fractie zo gemakkelijk van
een van de socialistische grondprincipes - in dubbele betekenis - afstapt, met de motivering
die al eerder maar nu weer door de heer Timmermans wordt gegeven. De Nota erfpacht 1980
vraagt om duidelijk omklede redenen. De raadsbrief op dit punt nalezende worden die rede
nen niet gegeven. Er staat gewoon dat men het van belang vindt dat het gebouw gereali
seerd wordt, dat de projectontwikkelaar de grond wil kopen en onoverkomenlijke bezwaren
heeft tegen uitgifte van de grond in erfpacht. Dus moet het maar! Doordat deze afwijkingen
zijn toegestaan - overigens met uitsluiting van het pleinafsluitend gebouw - wordt natuurlijk
wel uitgelokt dat een willekeurig financier zegt: Wij hebben onoverkomenlijke bezwaren tegen
uitgifte van de grond in erfpacht en omdat jullie die uitzonderingsbepalingen hebben is er
dus een gaatje te vinden. En die buit dat dan vervolgens geheel uit! Wij vinden dat met na
me voor dit gebied die uitzondering niet mag worden gemaakt. Er zijn ook geen duidelijk om
klede redenen aangegeven. Ik neem tenminste aan dat zaken die in achterhoofden van colle
geleden enigszins meespelen niet vallen onder de noemer "duidelijk omklede redenen" - ik
haal nu een citaatje aan uit de Leeuwarder Courant van zaterdag jl. -, maar als dat wel zo is
dan hoor ik dat nog wel. (De Voorzitter: Waardevolle achterhoofden!) Daar twijfel ik geen
moment aan. Het is echter de vraag of daaruit duidelijk omklede redenen voortvloeien. U
krijgt overigens nog de kans dat te bewijzen. Over dit onderwerp dien ik de volgende motie
in
Motie 2.
"De raad van de gemeente Leeuwarden, in vergadering bijeen op
maandag, 1 april 1985,
behandelende de realisering van een pleinafsluitend gebouw aan het
Wilhelminaplein (bijlage nr. 101),
gelezen de Nota erfpacht 1980 en de notulen van de raadsvergade
ring over deze nota dd. 16 december 1980,
overwegende dat
de hoofdregel van de Nota erfpacht stelt dat gronden in de binnen
stad alleen in erfpacht worden uitgegeven en dat "afwijkingen van
deze hoofdregel slechts mogelijk zijn in bijzondere gevallen die met
duidelijk omklede redenen aan de raad worden voorgelegd";
uit de discussie rond deze uitzonderingsbepaling in de raad van 16
december 1980 duidelijk is gebleken dat (de meerderheid van) de
raad bij voorbaat heeft uitgesproken dat de mogelijke realisering
van een pleinafsluitend gebouw op het Wilhelminaplein geen enkel
motief zal geven om niet het erfpachtsprincipe te hanteren;
overigens in de onderhavige raadsbrief geen duidelijk omklede re
denen worden aangegeven op grond waarvan er in dit geval wel zou
moeten worden afgezien van het hanteren van het erfpachtsprinci
pe,
38
besluit
dat er voor uitgifte van gronden op of om het Wilhelminaplein geen
uitzondering geldt op de hoofdregel uit de Nota erfpacht 1980 dat
gronden in de binnenstad alleen in erfpacht zullen worden uitgege
ven.
De motie is mede-ondertekend door mijn fractiegenoot, de heer Niemeijer. (De Voorzitter: De
motie krijgt volgnummer 2.)
Dan nog iets over het bestemmingsplan. Wij vinden dat voor een zo ingrijpende stede-
bouwkundige ontwikkeling, die hoe dan ook toch wel eens op het Wilhelminaplein zal plaats
vinden, een bestemmingsplan moet worden vastgesteld. Daartoe dien ik de volgende motie in.
Motie 3.
"De raad van de gemeente Leeuwarden, in vergadering bijeen op
maandag, 1 april 1985,
behandelende de realisering van een pleinafsluitend gebouw aan het
Wilhelminaplein (bijlage nr. 101),
overwegende dat
gezien de te verwachten ontwikkelingen op en rond het Wilhelmina
plein het noodzakelijk is dat op korte termijn publiekrechtelijke ze
kerheden voor dit gebied worden geschapen;
de vaststelling van een bestemmingsplan voor dit gebied daartoe het
geëigende middel is,
besluit
dat de gronden op of om het Wilhelminaplein niet eerder zullen wor
den uitgegeven dan nadat de raad een bestemmingsplan voor dit ge
bied heeft vastgesteld."
Een en ander is in overeenstemming met het vrijwel unanieme advies van de Commissie voor
de Ruimtelijke Ordening. (De Voorzitter: Deze motie krijgt volgnummer 3.)
Dan nog een opmerking over de gevoerde inspraakprocedure. Gebleken is - deze kwestie
is ook aan de orde geweest in de Commissie voor de Ruimtelijke Ordening - dat de inspraak
procedure voor een dergelijke belangrijke ontwikkeling in de Leeuwarder binnenstad door de
gemeente totaal onvoldoende is gevoerd. Door de wethouder is hierover in de betreffende
commissie gezegd dat de plannen niet van de gemeente waren en dat de inspraak aan het
particulier initiatief is overgelaten. Dat mag onzes inziens nooit een excuus zijn om bij der
gelijke belangrijke ontwikkelingen in de binnenstad af te zien van een gedegen inspraakpro
cedure. Het moest nu allemaal op het allerlaatst via de inspraak in de Commissie voor de
Ruimtelijke Ordening en voor de rest is een en ander afhankelijk gesteld van het particulier
initiatief. Dat lijkt mij geen goede zaak. Er had in een veel eerder stadium in ieder geval een
informatie-avond door de gemeente georganiseerd moeten worden, waarin alle aspecten aan
de orde hadden kunnen komen, eventueel gevolgd door een formele inspraak in de Commissie
voor de Ruimtelijke Ordening. De nu gevoerde procedure had niet mogen plaatsvinden. Ik
heb hierover geen voorstel gemaakt, want ik neem aan dat bij de vaststelling van het be
stemmingsplan de inspraakprocedure wordt gevoerd die normaliter altijd bij de vaststelling
van bestemmingsplannen wordt gevoerd. Wat dat betreft komt er dan dus nog een herkan
sing.
Tot zover mijn bijdrage.
De heer Niemeijer: Tijdens de openbare vergadering van de Commissie voor de Ruimtelij
ke Ordening is een plan ingediend in het kader van de inspraak, dat zojuist bij motie is in
gediend en waarvan ik graag de hoofdlijnen wil samenvatten. Het plan sluit een beetje aan
bij en reageert grotendeels op het plan dat op dit moment onder de naam "pleinafsluitend ge
bouw" bij de raad ter beslissing voorligt. Een van de in het alternatieve plan opgenomen
punten, dat ook voor het pleinafsluitend gebouw geldt, is dat de binnenstad van Leeuwarden
best een opkikker kan gebruiken. In de discussie rond het pleinafsluitend gebouw valt het
nare woord "upgrading". Wij hebben dit vervangen door het woord "opkikker". Wij hebben
geprobeerd een plan vorm te geven dat die rol zou kunnen spelen, met daarbij nog een aan
tal andere uitgangspunten. Een van die uitgangspunten is dat het pleinafsluitend gebouw
- mijn fractiegenoot heeft het al gezegd - bij ons geen stedebouwkundige bezwaren ontmoet.
Wel hebben wij functionele bezwaren tegen realisatie van het gebouw, met zijn winkelvloerop
pervlak, op dit moment. De tijd is niet rijp daarvoor. Vandaar dat wij binnen het plan reke
ning hebben gehouden met toekomstige ontwikkelingen, omdat in een later stadium de tijd
misschien wel rijp wordt voor een pleinafsluitend gebouw. De vormgeving van ons plan is zo
danig dat het gebouw in de toekomst altijd nog kan worden gerealiseerd. Verder heeft ons
plan een overwaarde ten opzichte van het pleinafsluitend gebouw, dat alleen een commerciële
functie kent. Het alternatieve plan voegt functies en openbare ruimtes toe aan de binnenstad
van Leeuwarden, die aanleiding kunnen geven tot velerlei activiteiten. Het gaat dus niet al-