39
leen om een vorm van bebouwing met een commerciële functie - dit komt op heel kleine schaal
voor maar ook om openbare ruimtes - ik zal daar straks meer in detail op ingaan die
aan het bestaande open ruimte areaal van de Leeuwarder binnenstad iets toevoegen, zowel in
oppervlakte als in mogelijkheid tot functie. Een ander uitgangspunt is de fietsenstalling, die
op dit moment op de plek aanwezig is, en in een functie blijkt te voorzien. Een betere plek is
niet voorstelbaar. Bij een wezenlijke inrichting van het Wilhelminaplein moet onzes inziens
rekening worden gehouden met een plaats voor de fietsenstalling. Een laatste belangrijk uit
gangspunt betreft de hoek Wilhelminaplein/Wirdumerdijk. Deze hoek is op dit moment stede
bouwkundig gezien minder fraai. De fontein staat op een minder gelukkige plaats. Binnen de
plannen voor het pleinafsluitend gebouw is dit een ruimte die niet mee ingericht is. De hui
dige onduidelijke vorm blijft bestaan. Naar onze mening kan met name voor het winkelcircuit
Wirdumerdijk/Wilhelminaplein stedebouwkundig gezien een uitdrukkelijk betere oplossing
worden gevonden, hetgeen wij in ons plan hebben meegenomen.
Hiermee heb ik de functionele elementen in ons plan weergegeven. Ik wil nog even op
het laatste punt ingaan. Het betreft hier een bouwblok waarbij de oppervlakte niet principi
eel is. Op dit moment praten wij over ongeveer 500 m2 verkoop vloeroppervlak op de begane
grond, die binnen onze visie grotendeels kan worden gevuld met een horecafunctie. Wat dit
betreft werd ik onlangs nog weer geïnspireerd door een fotootje in een van de Nederlandse
dagbladen, dat het Vrijthof in Maastricht liet zien, waarbij een ruime terrasfunctie rondom
een gezellig plein in een wezenlijke behoefte blijkt te voorzien. Ook wij signaleren deze be
hoefte in de Leeuwarder binnenstad. De discussies tussen exploitanten op de Nieuwestad en
de gemeente over de grootte van terrassen laat zien dat deze functie te weinig in het huidige
patroon wordt vervuld. Op deze plek kan door de juiste lokatie van het bouwblok en met als
bekroning de fontein een wezenlijk plezierig plein worden toegevoegd aan de Leeuwarder
binnenstad, hetgeen de eerder genoemde opkikker aan Leeuwarden zou kunnen geven. Dat
daarnaast nog ruimte is voor één of twee winkelelementen staat ter discussie en is niet prin
cipieel. Boven kan gewoond worden, ofschoon in ons rapport ook andere functies worden ge
noemd.
Over de fietsenstalling heb ik al even gesproken. Er zijn enkele studietjes en vergelij
kende onderzoekjes gemaakt, waaruit blijkt dat minimaal 750 stallingsplaatsen nodig zijn om
te komen tot een sluitende exploitatie. Wij zijn van mening dat er wel behoefte is aan een
fietsenstalling van een dergelijke omvang. Wij beseffen dat deze vergroting van de stalling
een onredelijk deel van de bestaande ruimte in beslag neemt en daarom zijn wij gekomen met
het idee om de fietsen in twee lagen te stallen, een meter onder de grond en een meter boven
de grond. Ook dit stedebouwkundig element doet mee aan de pleinvorming, terwijl een en
ander een multifunctioneel karakter heeft omdat op het bovendek de fietsenstallingen kunnen
worden verwijderd. Op deze manier kan het Frysk Orkest of een muziekkorps op die plaats
een muziekuitvoering geven, terwijl het publiek op de opengebleven ruimte kan luisteren. Er
zit een permanent podium aan de fietsenstalling gebouwd, terwijl er tevens een winkelunit in
is gemaakt waar accessoires en dergelijke kunnen worden verkocht. (De Voorzitter: Mag ik u
vragen u wat te beperken, want u bent nu bezig een plan te bespreken dat in feite niet aan
de orde is en dat er later aan is toegevoegd. Over dit plan wordt weliswaar in een motie ge
sproken, maar deze motie tendeert in de richting van uitstel van de beslissing en stelt voor
dit plan mee in de beoordeling te betrekken. Mijns inziens is het beter de stemming over de
motie af te wachten om te beoordelen of het zinvol is om in commissoriaal verband nog eens in
den brede op dit soort details in te gaan. Ik wil u dan ook verzoeken naar een afronding
van uw verhaal toe te gaan.) Ik dacht dat dit plan als alternatief plan op tafel lag en rede
lijkerwijs in de beoordeling mee moest worden betrokken. Binnen de korte inspraakprocedure
die hiervoor is geweest hebben wij geprobeerd een en ander zo maximaal mogelijk naar voren
te brengen. Een toelichting hierbij leek mij op zijn plaats, maar ik zal dan nu mijn verhaal
afronden.
Het laatste punt betreft de openbare ruimte die overblijft tussen de bouwlokaties. Die
ruimte is primair groen gedacht met hier en daar verharding, een ruimte waar Leeuwarders
kunnen verpozen.
Op het financiële plaatje zal ik gezien de tijd maar niet ingaan. Onze fractie wil dit plan
graag als alternatief vierde plan, naast de keuze van de drie plannen die er nu liggen, in
dienen. Er ligt een motie van PAL die aan de raad vraagt hierover een oordeel uit te spre
ken
Mevrouw De Jong: Eerder heb ik opgemerkt dat mijn partij best kan meegaan in de ge
dachte te komen tot realisering van een pleinafsluitend gebouw op het Zaailand. Een gebouw
van allure kan zeker de aantrekkelijkheid van het plein ten goede komen. Ook met het uit
gangspunt van het college de centrumpositie van Leeuwarden op het gebied van voorzienin
gen en verzorging te versterken heeft mijn partij geen enkele moeite. Wij onderschrijven dit
zonder meer. Verder delen wij met het college de mening dat van de drie ontwerpen het plan
MAB/Ellerman uit stedebouwkundig oogpunt de voorkeur geniet. Dit alles zou genoeg moeten
zijn om het collegevoorstel te ondersteunen, ware het niet dat dit gebouw een dominante win-
40
keifunctie is toegedacht. Het is mij volstrekt onduidelijk waarom het college realisering van
het pleinafsluitend gebouw met overwegend winkelfunctie op dit moment wil doorvoeren, ter
wijl de Vaste Overlegcommissie voor het Midden- en Kleinbedrijf, de Leeuwarder Onderne
mers Vereniging (LOV), de Kamer van Koophandel en de rijksconsulent Handel, Ambacht en
Diensten een afwijzend standpunt hebben ingenomen. Dat het college de koopkracht in Leeu
warden wil vasthouden en uit de regio wil aantrekken is uiteraard een prima zaak. Wat mijn
partij echter bevreemdt is dat degenen die hiervan het profijt zouden moeten hebben - de
winkeliers dus - er met goede argumenten tegen zijn en het college daaraan voorbijholt. Dui
delijk wordt gesteld dat de aannames, waarop dit voorstel stoelt, niet kloppen, dat de aan
names ten aanzien van de ontwikkeling van de toonbankbestedingen en de groei van het aan
tal inwoners te hoog zijn en dat de veronderstelde toename van koopkrachtbinding niet on
derbouwd is. Ik moet u zeggen dat de beargumentering van de Leeuwarder ondernemers
mijns inziens van meer realiteitszin getuigt dan de hoop van het college, die ten grondslag
ligt aan dit voorstel. Een goed overleg met betrokkenen - de Leeuwarder winkeliers dus -
voor een dergelijk ingrijpend plan is naar onze mening van essentieel belang. Met "overleg"
bedoel ik niet betrokkenen alleen maar te laten zeggen wat ze te zeggen hebben. Overleg en
inspraak hebben blijkbaar voor mijn partij meer betekenis dan voor het college.
Verder is het voor mijn partij een vanzelfsprekende zaak dat aan een project als dit
pleinafsluitend gebouw een rechtsgeldig bestemmingsplan ten grondslag behoort te liggen. In
Leeuwarden is duidelijk sprake van overbewinkeling. Leegstand spreekt wat dit betreft klare
taal. De realiteit is ook dat er een terugloop is van koopkracht met alle negatieve effecten
van dien. Mijns inziens meer dan voldoende redenen om alle krachten te bundelen om het be
staande winkelarsenaal in stand te houden. Het voornemen van het college echter is op dit
moment een forse uitbreiding van winkeloppervlakte door te voeren en te hopen dat daarmee
de koopkracht in Leeuwarden wel zal stijgen. Hoop is natuurlijk een zeer goed ding, maar
het komt mij wel voor dat het van weinig realisme getuigt om op hoop beleid uit te stippelen,
vooral als ik bedenk dat de prognoses uitgaan van een nog verdere koopkrachtdaling tot
1990. Maar, zo stelt het college, het is juist de kwaliteitstoevoeging die in dit gebouw wordt
gerealiseerd die de omzetten zal doen stijgen. Ik stel daar tegenover dat een ieder die Leeu
warden goed kent wel moet weten dat juist in de beoogde sector de klappen de laatste jaren
zo raak zijn gevallen. Immers, panden waarin sinds mensenheugenis een hoogwaardige win
kelvoorziening was gevestigd zijn juist in de jaren '80 ingenomen door bedrijven waar het
publiek de tering naar de nering zet. Dit is een constatering. Een constatering is ook dat
het college mij niet duidelijk heeft gemaakt dat aan dit soort kwaliteitszaken in Leeuwarden
nieuwe levensvatbaarheid kan worden gegeven, mits maar geconcentreerd in een pleinafslui
tend gebouw. Het college meent dat realisering van dit gebouw het hele winkelcentrum zal
versterken. Mijn partij deelt dat optimisme bepaald niet. Wij vrezen zelfs dat realisering van
dit gebouw op dit moment de doodsteek zal zijn voor vele winkeliers van met name de Voor
streek en omgeving, die bij deze neergaande conjunctuur met de grootste moeite het hoofd
boven water en de winkeldeur open kunnen houden. Een zeer triest gegeven voor de betrok
ken winkeliers, maar niet minder triest voor de Leeuwarder bevolking, want juist de winkel
banaan in zijn huidige vorm is immers een van de factoren die de stad in zijn geheel aantrek
kelijk houdt. In dit kader past dan ook de vraag: Welke functionele herbestemming heeft het
college in gedachte voor dit kwetsbare stuk binnenstad? Wij kunner ons namelijk niet voor
stellen dat het college de noordoostelijke banaan aan verdere verpaupering wil prijsgeven.
Verder nog dit. De ervaring in andere plaatsen met een grotere koopkracht dan Leeu
warden leert dat het concept waarop dit plan is gebaseerd een inmiddels achterhaald concept
is. De argumenten die ik in het verleden heb aangevoerd tegen dit plan blijven voor mij niet
alleen recht overeind staan, ik zie ze zelfs door de economische ontwikkeling van dit moment
nog verscherpt. Voldoende argumenten dus, mijnheer de voorzitter, om tegen dit voorstel te
stemmen.
Volkomen los van deze argumenten staat het volgende. Er is een duidelijk beleid uitge
stippeld aangaande uitgifte van grond in erfpacht in de binnenstad. Het college doet nu het
voorstel om van een zo duidelijk en principieel uitgangspunt af te stappen. In dit geval was
naar mijn mening zeker een grondig vooroverleg in de commissies gerechtvaardigd geweest.
Een laatste punt. Door het Vormgeverscollectief, de ENFPde Bewaakte fietsenstalling
Zaailand en PAL is een alternatief plan ontwikkeld voor de invulling van het Zaailand. Een
plan dat naar mijn mening zeker een nader haalbaarheidsonderzoek waard is. Het verfraait
het plein en geeft het Zaailand niet alleen op vrijdag maar op alle zeven dagen van de week
een functie en kan dienen als het alternatieve attractiepuntzonder dat het het bestaande
winkelarsenaal concurrentie aandoet. Een groot pluspunt vind ik dat het in economisch bete
re tijden de realisering van het pleinafsluitend gebouw niet uitsluit. Ik denk dat een derge
lijk plan de hele binnenstad ten goede zal komen en wil dan ook met klem bij het college be
pleiten een haalbaarheidsonderzoek naar dit plan te laten plaatsvinden.
De heer Buurman: Staande voor de keuze uit de drie plannen, kan ik mij indenken dat
het college de voorkeur heeft gegeven aan het ontwerp MAB/Ellerman. Aan een beoordeling