41 heb ik mij gemakshalve niet onttrokken. Een aantal pluspunten, vermeld in het rapport "Af weging en waardering", is duidelijk aanwijsbaar. Ik wil op enkele wijzen. Op bladzijde 8 staat dat de openbare looproutes niet worden geblokkeerd of onaantrekkelijk worden. Blad zijde 16 vermeldt: "samen met het geplande restaurant, dat op een unieke wijze de storende inrit naar de parkeerkelder corrigeert en hiervoor in de plaats een publiektrekkende alzijdi ge functie terugbrengt, wordt een levendige wand aan het Wilhelminaplein toegevoegd."; de zogenaamde "overbouwing". De slotbeschouwing op bladzijde 24 spreekt mij aan. De conclu sie van Monumentenzorg op de bladzijden 31 tot en met 34 laat aan duidelijkheid niets te wensen over. Ik heb begrepen dat het college de bewaakte, overdekte fietsenstalling een nuttige zaak acht en dat de afsluitbaarheid nog nader zal worden bestudeerd. Op bladzijde 19 wordt gerapporteerd dat de gevelarchitectuur tamelijk traditioneel is. Het complex krijgt een enigszins zwaarmoedig uiterlijk. Wellicht is het uiterlijk wat vrolijker en vriendelijker te maken. De op bladzijde 6 genoemde supermarkt moet er natuurlijk niet komen, anders weet niemand meer wat onder "upgrading" moet worden verstaan. Ik vind het beter dat wij ons houden aan hetgeen op bladzijde 2 wordt herhaald, namelijk "een samenhangende concentra tie van winkels met een overwegend hoogwaardig assortiment". Meer dan voorheen wordt dit in de wandelgangen meer concreet weergegeven door te wijzen op een thema, bijvoorbeeld woninginrichting. Veel winkels bij elkaar die ieder iets speciaals te bieden hebben, maar sa men het begrip woninginrichting concreet maken. Een ander thema zou sport en recreatie kunnen zijn. Als een en ander mijnerzijds verkeerd wordt gezien, dan zou ik dat wel graag van het college willen horen. Dit is niet alleen in mijn belang, het zou de duidelijkheid ten goede komen bij alle spraakverwarring. Ik denk ook aan de term "opkikker", die de heer Niemeijer heeft gebruikt. Ik zou graag een aantal opmerkingen willen maken over het PAL-plan, maar ik begrijp dat de voorzitter het een zaak van goede orde vindt om ze nog maar even achterwege te la ten De erfpachtskwestie heeft nogal wat stof doen opwaaien. In het gemeentelijk verkie zingsprogramma 1982-1986 van de Partij van de Arbeid - degene die in 1982 een beetje heeft meegeleefd zal niet verbaasd staan dit ook aan te treffen in het collegeprogramma - is te le zen onder de kop Grondpolitiek"De Nota erfpacht is in beginsel de leidraad voor het grondbeleid. Gronden in de binnenstad dienen dus in de regel in erfpacht te worden uitge geven." De politiek die hieruit spreekt staat lijnrecht tegenover de onze. Wij menen dat de overheid de vrijheid van ambt en beroep op economisch gebied moet ontzien en beschermen. De eigendom van de overheid moet dan ook worden beperkt. Terughoudendheid dient te wor den betracht bij de reglementering van het bedrijfsleven. Wij vinden dat uitgifte van gron den in erfpacht als regel juist geen aanbeveling verdient. Slechts in incidentele gevallen kan toepassing van dit stelsel gewenst zijn. Er wordt nogal eens gewezen op de gevaren van grootgrondbezit. Zouden deze gevaren niet aanwezig zijn als de grootgrondbezitster de overheid is? In wezen is erfpacht dan ook een kapitalistisch instrument bij uitstek. Ik merk dat de PAL-fractie zich kennelijk over dit standpunt verwondert. Socialistische grondpolitiek wordt met behulp van monopolistische en kapitalistische middelen bedreven. Professor P. de Haan noemt deze in "Grondpolitiek in christen-democratisch perspectief" - toch een onver dachte bron, lijkt mij - het "sociale kapitalisme". Het college zal zich herinneren dat ik in de raadsvergadering van 27 juni 1983 onder meer heb gezegd dat, aangezien geen bestemmingsplan voorhanden is en slechts een voorbe- reidingsbesluit is genomen, de realisering niet via de geëigende bestemmingsplanprocedure zal kunnen verlopen, maar dat artikel 50 van de Woningwet het beslissingskader zal moeten zijn. Ook de wijze van inspraak heb ik te berde gebracht. Ik was als enige niet bijster ge lukkig met deze gang van zaken. Wethouder Geerts is uitvoerig en correct op deze zaak in gegaan. Het slot van zijn weerwoord was: "Het gebouw zal een zodanige positieve uitstraling hebben dat de negatieve ontwikkelingen minder zullen zijn als het er komt, dan wanneer het er niet zou komen. Die negatieve ontwikkelingen dienen te worden gestopt en daarom vindt het college dat er niet moet worden gewacht tot het bestemmingsplan rechtsgeldig is. Hier mee is ook de noodzaak tot de anticipatie-procedure, zoals die nu wordt gevolgd, aange toond." Het verbaasde mij toen, gezien het grootse object en dat nog wel in het centrum van het kloppend hart van Friesland, dat niemand, uitgezonderd mijn fractie, hierover sprak en er ook niet na het antwoord van de wethouder op inging. Wie schetst mijn verba zing nu, bijna twee jaar later, te lezen dat praktisch alle leden van de Commissie voor de Ruimtelijke Ordening in volle lengte over de wethouder heen vallen. Nu acht men het nood zakelijk dat tijdig op zijn minst een bestemmingsplan ter visie wordt gelegd. Nu willen ande ren de normale bestemmingsplanprocedure. Dan breekt mij de klomp. (De heer Van der Wal: Is dat zo vreemd?) Ik vind het van mijzelf niet vreemd, maar van de anderen wel. De wet houder heeft toegezegd zich nader te zullen beraden over de tijdelijke tervisielegging van een bestemmingsplan voor dit gebied. Een en ander is afhankelijk van de aard van vertra ging die hierdoor zou kunnen ontstaan. Ik zou het college gaarne willen uitnodigen hierop nader in te gaan. Hoe is een en ander te plaatsen in het ruimtelijk kader? Alles zal toch wel op een rij moeten worden gezet. Monumentenzorg komt er bijvoorbeeld aan te pas. Volgt de grondverkoop direct op het vaststellen van het bestemmingsplan? 44 De heer Miedema (weth.): Ik zal een aantal zaken behandelen, terwijl ik de moeilijkste punten voor collega Geerts laat liggen. Wij hebben onderling afgesproken dat hij de zaken op het gebied van de ruimtelijke ordening behandelt en dat ik de andere zaken voor mijn reke ning neem In de eerste plaats wil ik met name de heer Timmermans en mevrouw Van Dijk dankzeg gen voor de waarderende woorden die zij hebben uitgesproken wat de produktie van de stukken betreft, hetgeen wij gaarne aan onze medewerkers zullen doorgeven. De heer Timmermans heeft de lijnen teruggetrokken naar het begin en gezegd akkoord te gaan met het voorstel. Leeuwarden heeft een impuls nodig, aldus de heer Timmermans. Dat is ook de essentie van de raadsbrief en ik kan hem daar dan ook van harte in volgen. Ver der zegt hij dat er, als wordt gesproken over de voortzetting van het plan, wel een aantal zaken moet worden geregeld. Hij haalt met name de aansluiting Wirdumerdijk/Zaailand aan, hetgeen duidelijk op het gebied van de ruimtelijke ordening ligt. Voorts spreekt hij over het integraal inrichtingsplan en geeft hij een beschouwing over uitgifte van de grond in erf pacht, waarbij hij naar voren brengt dat hij het in dit bijzondere geval met de opzet van het college eens kan zijn. Ik heb van een en ander goede nota genomen. Hij breekt een lans voor de fietsenstalling, in welk standpunt alle andere sprekers hem volgen. Gedurende het laatste jaar is duidelijk aangetoond dat een bewaakte fietsenstalling in dat gebied volstrekt noodza kelijk is. Een en ander zal heel duidelijk worden meegenomen in de verdere afbouw van de plannen. De heer Van der Wal heeft een beschouwing gegeven over het gehele plan. Ik heb ge constateerd dat de toon waarop hij spreekt aanmerkelijk milder is dan bij vorige behandelin gen. Hij zegt het wel een goed plan te vinden, maar niet op dit moment. Hij heeft enkele kri tiekpunten en daarvoor heeft hij een aantal moties ingediend, onder andere over de kwestie van het wel of niet uitgeven van de grond in erfpacht. Hij vindt dat het college, met duide lijk omklede redenen moet aangeven waarom in dit geval de grond niet in erfpacht wordt uit gegeven. Het ontwikkelen van een plan op een dergelijke gevoelige plaats in het hartje van de binnenstad is waarlijk geen sinecure. De raad heeft tijdens vorige behandelingen van de ze kwestie heel duidelijk tegen het college gezegd - de heer Van der Wal bleef daarbij niet achter - dat het een erg goed plan moet zijndat er zekerheden moeten worden geschapen en dat er waarborgen moeten zijn. Een en ander is in verschillende toonaarden door de raad tegen ons gezegd, hetgeen waarlijk niet onterecht is. Dat is ook een heel wezenlijk punt ge weest bij de afweging. Een aantal leden van het college heeft zich uitermate serieus verdiept in de mogelijkheden die voorhanden waren. Tijdens alle besprekingen is duidelijk geworden dat niet werd gezocht naar een goede ontwikkelaar of een goede architect of een goede be legger, maar dat werd gezocht naar een goede combinatie, die om een dergelijk project op deze plaats te verdedigen, naar mijn mening van wezenlijk belang is. Bij een eerste afweging was de werkgroep unaniem van mening dat de combinatie MAB /EllermanAegon de beste kans op resultaten gaf, omdat men in die combinatie de grootste deskundigheid in het totale team aantrof. Onzes inziens mag een belegger niet alleen een instelling zijn die kapitaal verstrekt en eenmaal per jaar de rente beurt. Hij moet ook de kwaliteit beheersen en de hele zaak, ook op langere termijn, runnen. Ik wil niets zeggen van andere beleggers, het is een afweging in de smalle marges. Na zeer indringende gesprekken zijn wij van mening dat de Aegon, in combinatie met MAB/Ellermanheel duidelijk voorkeuren bood boven andere goede combina ties. Ik zeg dat met grote nadruk. Toen dan ook in latere besprekingen bleek dat met be trekking tot de erfpachtskwestie een heel duidelijke breuklijn dreigde te ontstaan, heeft het college zich hierop beraden, hetgeen resulteerde in het thans voorliggende voorstel aan de raad. Wij zijn in wezen alleen bereid het plan te verdedigen met deze combinatie, gezien ook de ervaringen die men qua samenwerking met elkaar heeft opgedaan. Men heeft verschillende zaken in den lande gerealiseerd en is thans nog met diverse zaken bezig. Wij hadden er dan ook grote behoefte aan deze combinatie naar Leeuwarden te halen. Dan volgt de afweging of men bereid is een zakelijk voorstel te doen met een goede combinatie en daarbij een uitzonde ring te maken wat betreft het uitgeven van de grond. Het college is van mening dat het ma ken van deze uitzondering volstrekt verantwoord is. Hiermee heb ik de duidelijk omklede re denen gegeven waar de heer Van der Wal om heeft gevraagd. Verder heeft de heer Van der Wal enkele opmerkingen gemaakt over de ontwikkeling van de toonbankbestedingen en de leegstand in andere delen van de stad. De dames De Jong en Van Dijk zijn hem daar later in gevolgd. De kwestie met betrekking tot de toonbankbestedin gen blijft een verschrikkelijk moeilijk punt. Er wordt in de raad erg vlot uitgesproken dat de toonbankbestedingen blijven dalen tot 1990. De nieuwste cijfers, die wij op aanvraag heb ben binnengekregen, geven duidelijk een andere lijn aan. Tijdens een opening deze week in Leeuwarden heeft professor Van Tilburg over deze zelfde materie een college gegeven. Ook hij kwam tot een andere opstelling. Landelijk gezien ziet een en ander er mijns inziens toch iets minder somber uit dan hier wordt gesteld. Dat kan echter niet de basis zijn om de reali satie van dit gebouw te rechtvaardigen. De werkelijke onderbouwing moet zijn de ervaring van jaren dat de koopkracht en de trekkracht van Leeuwarden heel duidelijk teruglopen en dat wij in een provincie zitten met een aantal goede kernen die een groot deel van de koop-

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1985 | | pagina 22