47
Ik wil het nog graag even hebben over de kwestie van het bestemmingsplan. De heer
Buurman heeft mij herinnerd aan het verleden - ik moet eerlijk zeggen dat ik het vergeten
was - toen dezelfde discussie heeft plaatsgevonden. Ook toen is de vraag aan de orde ge
weest of een en ander via de anticipatieprocedure kon verlopen of dat wij andere wegen
moesten bewandelen. De raad is toen akkoord gegaan met de procedure zoals wij die nu ook
hebben voorgesteld. Ik heb echter in de Commissie voor de Ruimtelijke Ordening begrepen
dat men er in de volle breedte van deze raad nu anders over denkt. Dat mag natuurlijk, het
gebeurt mij ook wel eens. Wij kunnen mijns inziens toch wel vaststellen dat het college in de
zen een correct voorstel heeft gedaan, maar dat de raad er nu kennelijk anders over denkt.
Ik heb eens laten nagaan wat de consequenties van een en ander zijn, dus als een bestem
mingsplan ter visie wordt gelegd en wordt vastgesteld, want als dat wordt gedaan dan kan
men de anticipatieprocedure op basis van dat vastgestelde plan laten verlopen en hoeft er
geen voorbereidingsbesluit genomen te worden. Wij hebben een datumschema opgesteld en
daaruit zou kunnen volgen dat de raad dit plan in mei 1986 zal vaststellen. Dan is het dus in
de commissies behandeld inclusief de bezwarenprocedure. Op zich is dat een haalbare zaak.
Nu ik merk dat de raad unaniem zo over deze kwestie denkt, kan ik namens het college zeg
gen dat ik daar op zich geen bezwaar tegen heb. Ik vind het jammer dat de PAL-fractie het
nodig vindt om in eerste instantie moties in te dienen. Deze discussie heeft zich afgespeeld
in de Commissie voor de Ruimtelijke Ordening. In die commissie heb ik gezegd dat wij ons
nader op een en ander zullen beraden. Het lijkt mij goed eerst het antwoord van het college
af te wachten voordat er gezwaaid wordt met moties. Ik kan dan ook zeggen dat ik geen be
hoefte aan de betreffende motie heb, want die is overbodig.
Over de inspraakprocedure denken de heer Van der Wal en ik verschillend. Mijns inziens
is er heel wat inspraak over het pleinafsluitend gebouw geweest. Dat is geen toeval, wij
hebben de procedure zodanig gevolgd dat dat mogelijk was. De apotheose daarvan was dat
wij het in de Commissie voor de Ruimtelijke Ordening heel duidelijk over een en ander heb
ben gehad. Het is inderdaad waar dat het initiatief een aantal keren door particulieren is ge
nomen. Ik zie niet in wat daar voor kwaads in zit. Ik constateer alleen dat de procedure zo
danig was dat iedereen volop de gelegenheid had om in te spreken. Daarom vind ik de op
merking van de heer Van der Wal dat er onvoldoende gelegenheid tot inspraak is geweest
niet juist.
Mijns inziens hoef ik niet te reageren op het alternatieve plan. Het voldoet niet aan de
fundamentele gegevens die de raad heeft vastgesteld toen hij besloot dat er een onderzoek
moest worden gepleegd naar het pleinafsluitend gebouw. Die constatering is genoeg om te
zeggen dat het alternatieve plan niet door moet gaan. Wij hebben overigens aangegeven welk
plan wel moet doorgaan, namelijk het plan MAB/Ellerman. Dat plan vinden wij namelijk het
beste. Ik wil hierbij overigens graag opmerken dat wij veel waardering hebben voor alle drie
plannen. Er is erg veel werk verzet, ook denkwerk. Men heeft erg goede produkten afgele
verd en ik denk dat een woord van waardering daarvoor wel op zijn plaats is.
De Voorzitter schorst, om 21.00 uur, de vergadering voor de eerste pauze.
De Voorzitter heropent, om 21.20 uur, de vergadering.
De Voorzitter: Ik heropen de vergadering. Ik wil graag eerst even met u overleggen hoe
wij het nu verder gaan doen. Ik zie aankomen dat het een hele "hijs" wordt om rond de klok
van twaalf een beduidend gedeelte van de agenda af te ronden. Het zou een mogelijkheid zijn
punt 25, de kwestie van de manege, naar de volgende raadsvergadering te verschuiven,
maar dan zou ik de 22e april wel 'smiddags om 2 uur willen beginnen, anders zie ik aanko
men dat hetzelfde probleem zich herhaalt. Het punt met betrekking tot het pleinafsluitend
gebouw moet worden afgerond, waar gauw nog een goed half uur mee gemoeid is. De punten
18 en 19 nemen naar ik inschat ook de nodige tijd in beslag, terwijl er bij de volgende pun
ten ook nog wel van enig praatwerk sprake is. Ondertussen is het haast half 10 en ik vraag
mij af of wij de knoop maar niet moeten doorhakken en punt 25 tot de volgende raadsverga
dering moeten uitstellen. Uiteraard kunnen wij ook "doorploegen" tot vannacht 3 uur, dat
vind ik ook best. Mijn suggestie is dus de kwestie met betrekking tot de manege te laten lig
gen tot de volgende vergadering en dan om 2 uur beginnen. Ik constateer dat de raad hier
mee instemt. Ik begrijp dat er door het nemen van deze beslissing groot verdriet op de pu
blieke tribune ontstaat. Er moet echter een afweging worden gemaakt tussen het tot diep in
de nacht hier blijven zitten en het bij een volgende gelegenheid terugkeren. Het is overi
gens ook nooit weg om de democratie van dichtbij te hebben meegemaakt!
Thans is aan de orde de tweede termijn met betrekking tot het pleinafsluitend gebouw.
Punt 17 (vervolg).
De heer Timmermans: De antwoorden van het college geven mijn fractie op zich geen
aanleiding tot een reactie. Onduidelijk blijft wel het moment van verkoop in samenhang met
48
de vaststelling van het bestemmingsplan. Wij zouden er de voorkeur aan geven om over te
gaan tot verkoop nadat het bestemmingsplan is vastgesteld.
Ik kan verder volstaan met het geven van een reactie op de moties van de PAL-fractie.
Van motie 1 wordt de vijfde overweging door ons graag onderschreven. Deze overweging
gaat over de opkikker van de Leeuwarder binnenstad. Wij zijn het daarmee eens, maar dan
moet het wel een echte opkikker zijn en niet een opkikkertje zoals PAL zelf voorstelt. De
eerste drie overwegingen zijn uitvoerig besproken. Ik wil er echter toch nog een opmerking
over maken. Als het zo is dat het de kant opgaat dat pas besluiten worden genomen nadat
iets onomstotelijk vaststaat, dan denk ik dat wij in deze stad niet erg ver meer komen. Ten
aanzien van de terugloop van de koopkracht wil ik opmerken dat het niet zozeer gaat om de
herwinning van de toonbankbestedingen. Ik ben namelijk van mening dat wij dat lokaal nau
welijks kunnen sturen. Waar het om gaat - wethouder Miedema heeft er ook terecht op gewe
zen - is de aan de regio verloren koopkracht terug te winnen. Het zal duidelijk zijn dat mijn
fractie deze motie niet zal steunen.
De tweede motie heeft betrekking op de erfpacht. De heer Van der Wal heeft gewezen op
de Nota erfpacht 1980. Het is mijns inziens goed ons te realiseren dat 5 jaar geleden voor het
gebied van de binnenstad nog geen enkel bestemmingsplan was vastgesteld, hetgeen zeker
als argument heeft gegolden in de stellige uitspraken die toen zijn gedaan. Een tweede op
merking is de volgende. Ik heb het gevoel dat de PAL-fractie, als gesproken wordt over een
socialistisch principe, dat snel vertaalt als socialistisch dogma. In eerste instantie heb ik
aangegeven waarom mijn fractie in dit geval bereid is van de erfpachtregeling af te stappen.
Aan de door mij genoemde argumenten heeft het college ook nog enkele toegevoegd. Ook deze
motie steunen wij niet.
De derde motie - de wethouder heeft het al aangegeven - is overbodig.
De heer Van der Wal: Ik begin met een reactie op het betoog van de wethouders. Het lijkt
erop dat er in de persoon van de heer Miedema een profeet in ons midden is opgestaan; de
heer Miedema als ziener van het college. (De heer Janssen: Het is Jeremia niet.) Het is al
leen wel jammer te constateren dat de amusementswaarde van de woorden van de heer Miede
ma groter is dan de zakelijke waarde. (De heer Miedema (weth.): Dat heb je altijd met zie
ners! De heer Miedema heeft nog eens omstandig zijn geloof beleden en aangegeven waarom
er voor de combinatie MAB/Ellerman is gekozen. Ik wil op zich best aannemen dat het college
deze combinatie als de meest betrouwbare ziet. De heer Miedema vervolgt zijn verhaal met:
Toen wij dat één keer vonden en de keus hadden gemaakt bleek dat wij met betrekking tot
de uitgifte van de grond in erfpacht tegen een breuklijn aanliepen. Dat begrijp ik dan niet.
De heer Geerts zegt dat op het alternatieve plan niet behoeft te worden ingegaan, omdat het
niet aan de voorwaarden voldoet. En klaar is Kees! (Gelach) Als wij die zelfde redenering
verbinden aan het plan Ellerman, dan voldoet dat niet aan de in de Nota Aanvullende func
ties en randvoorwaarden opgenomen paragraaf over de gronduitgiftewaarin in niet mis te
verstane woorden staat dat er niet over verkoopprijzen behoort te worden gesproken, maar
over de grondwaarde, aangezien de op 16 december 1980 vastgestelde Nota erfpacht 1980 tot
gevolg heeft dat deze grond, als zijnde gelegen in de binnenstad, in erfpacht dient te wor
den uitgegeven. Als dit zo expliciet in de randvoorwaarden is opgenomen, dan begrijp ik
niet waarom men later nog weer tegen een breuklijn aanloopt. Ook de PvdA-fractie heeft,
toen de behandeling van de Nota erfpacht 1980 aan de orde was, duidelijk uitgesproken dat
er ten aanzien van de mogelijke realisering van een pleinafsluitend gebouw geen uitzondering
wordt gemaakt op het erfpachtsprincipe. Ik begrijp nog steeds niet waarom men nu van dat
standpunt afwijkt. Ook bij de voorbereidende discussies is steeds gezegd dat het erfpachts
principe overeind moest blijven. Nu zegt de heer Miedema dat er met betrekking tot de erf
pachtskwestie een breuklijn dreigde te ontstaan en dat er daarom maar van het erfpachts
principe is afgezien. Nu kan ik mij best voorstellen dat hij daar, vanuit zijn politieke achter
grond, niet zo zwaar aan tilt, maar de meerderheid van het college en ook het grootste deel
van de raad komt uit de socialistische hoek. Ik begrijp echt niet dat men zo gemakkelijk van
een principe afstapt, terwijl men zich eerder heel duidelijk anderszins op dit punt heeft uit
gesproken. In de Commissie voor de Ruimtelijke Ordening heeft de heer Geerts gezegd dat
hetgeen het zwaarst is het zwaarst moet wegen. Dan blijkt dat de wensen van een project
ontwikkelaar, betrokken bij een grootschalig project, zwaarder wegen dan socialistische
grondprincipes. Ik constateer dat niet met vreugde, maar met een grote dosis verbazing.
Ik ga nu over naar wethouder Geerts. Ik constateer dat er een vrij brede steun is voor
een aantal hoofdideeën van het PAL-plan. De wethouder heeft toegezegd dat er een bestem
mingsplan moet komen. Ik vind het juist om over dergelijke zaken een motie in te dienen.
Men weet dan exact waarover men praat en de motie kan immers altijd weer worden ingetrok
ken. In de betreffende motie staat onder andere: "besluit dat de gronden op of om het Wil-
helminaplein niet eerder zullen worden uitgegeven dan nadat de raad een bestemmingsplan
voor dit gebied heeft vastgesteld." De heer Timmermans heeft in tweede instantie ook naar
dit punt gerefereerd. In feite wordt hiermee een tijdslimiet aangegeven, of in ieder geval
een koppeling aan de grondverkoopDe wethouder heeft een datum genoemd waarop het plan