53 kende bedrijven, waarvan één lange jaren met MAB heeft samengewerkt. Die goede verhou dingen zijn overgegaan in het nieuwe bedrijf. Verder is dat dacht ik wel duidelijk. Mevrouw De Jong merkt verder op dat er veel is gesproken en geregeld en dat de in spraak erg duidelijk is geweest, maar dat het college toch met een ander voorstel komt en de inspraak niet honoreert. Dat hebben wij vaker gezien. Ook met betrekking tot het verkeers plan waren er groepen die falikant tegen waren. Wij plegen inspraak en de raad doet een uitspraak en dat is op dit moment aan de orde. Er wordt gevraagd het PAL-plan nog te onderzoeken. Wij doen nu een voorstel en daar kan over worden gestemd. De heer Geerts (weth.Het bestemmingsplan moet worden vastgesteld en dan kan de anticipatieprocedure ook gevolgd worden. Wij trachten nog voor het einde van deze raadspe riode de zaak rond te krijgen. Synchroon daaraan zal de hele bouwplanontwikkeling plaats vinden. De verkoop van de grond zal niet gebeuren dan nadat de raad het bestemmingsplan heeft vastgesteld. Ik stel mij voor dat het volgende punt op de agenda dan zou luiden: Vast stelling van het bestemmingsplan door de raad. Het daarop volgende punt zou dan zijn: Ver koop van de grond door de raad. Dan weet iedereen hoe het zit. De Voorzitter: Aan de orde is de stemming. Ik vraag de PAL-fractie of zij alle drie mo ties handhaaft. (De heer Van der Wal: Motie 3 is overgenomen, dus er is geen reden die te handhaven. Ik trek motie 3 dan ook in.) Aan de orde is de stemming over de moties 1 en 2. De gewijzigde motie 1 van de heren Van der Wal en Niemeijer wordt verworpen met 25 te gen 12 stemmen. (Voor de motie stemmen van de fractie van de PvdA mevrouw Wielinga-Graansmaalsmede de leden van de fracties van VVD, PAL en D'66.) Motie 2 van de heren Van der Wal en Niemeijer wordt verworpen met 32 tegen 5 stemmen. (Voor de motie stemmen de leden van de fracties van PAL en D'66.) De Voorzitter: Aan de orde is de stemming over punt 17. De heer Dubbelboer: Mag ik voordat u tot stemming overgaat nog een procedurevraag stellen? Vanavond is al eerder ter sprake gekomen dat de voorzitter er geen voorstander van is besluiten gesplitst in stemming te brengen. Mijn fractie hecht er echter wel aan om duide lijk tot uitdrukking te laten komen dat wij - mevrouw Van Dijk heeft het ook al gezegd - wel instemmen met het rapport Het pleinafsluitend gebouw, afweging en waardering. Mevrouw Van Dijk heeft ook gezegd dat wij derhalve wel voor het plan MAB/Ellerman zoals dat nu voorligt zijn. Als u het besluit in drie delen in stemming zou willen brengen of desnoods in twee delen - het eerste aandachtsstreepje en de twee volgende aandachtsstreepjes gezamen lijk -, dan zouden wij voor het eerste aandachtsstreepje stemmen. Als u dat niet wilt, dan ziet mijn fractie zich genoodzaakt tegen het besluit te stemmen. De Voorzitter: Ik heb wel wat moeite met uw vraag. U hebt nu kenbaar gemaakt welke aantekeningen u hierbij plaatst. U vindt het een mooi plan, maar u stemt tegen, als ik het goed heb begrepen. Mijns inziens ligt de door de verschillende sprekers aangebrachte nuan cering voldoende in de verslaglegging vast. Ik hecht er dan ook aan het voorstel als één ge heel in stemming te brengen. (De heer Dubbelboer: Ik ben u zeer erkentelijk voor het feit dat ik nog een keer naar voren mocht brengen hoe mijn fractie over een en ander denkt.) Zo beroerd ben ik nou ook weer niet! Het voorstel van b. en w. wordt aangenomen met 23 tegen 14 stemmen, met inachtneming van de door het college gedane toezeggingen. (Tegen het voorstel stemmen van de fractie van de PvdA mevrouw Wielinga-Graansma, van de fractie van het CDA de heer De Jong, alsmede de leden van de fracties van VVD, PAL, D'66 en GPV/RPF/SGP. De heer Jansma heeft inmiddels de vergadering verlaten. De Voorzitter: Ik stel voor de agendapunten 18 en 19 tegelijk te behandelen. Ik consta teer dat dat uw instemming heeft. Punten 18 en 19 (bijlagen nrs. 112 en 113). De Voorzitter: Punt 18 luidt: Organisatie-onderzoek Dienst Stadsontwikkeling (DSO)/ Bouw- en Milieutoezicht (BMT). Punt 19 luidt: Personele invulling directiestructuur Dienst Stadsontwikkeling. 54 De heer Pruiksma: Wij spreken vanavond over de afloop van het reorganisatie-onderzoek DSO voor zover althans het Raadgevend Bureau Twijnstra Gudde NV bij dit onderzoek be trokken is geweest. Ik wil maar meteen beginnen met het rapport van Twijnstra Gudde. Het is een dun rapport, het leest gemakkelijk en je bent er gauw mee klaar. Dat is ongeveer het enige positieve wat ik er van heb kunnen bedenken. In de Commissie voor het Grondbedrijf heb ik gezegd - dat wil ik hier in het openbaar wel herhalen - dat wij alles wat in het rap port staat zelf ook hadden kunnen bedenken en opschrijven. Waarschijnlijk was dan de ach terkant van een postzegel net niet groot genoeg geweest. Het rapport van Twijnstra Gudde neigt wat ons betreft een beetje in de richting van het willen bewijzen dat het donker wordt als het licht uitgaat. Ik zou willen herhalen wat ik namens onze fractie in het verleden heb gezegd, toen de vraag aan de orde was of wij zeven ton zouden moeten uitgeven aan het on derzoek bij de DSO of dat wij onze eigen afdeling Economische Zaken, Beleidsplanning en Organisatie (EBO) zouden moeten vragen om dat te doen. Wij hebben toen onze voorkeur uit gesproken voor de afdeling EBO, omdat dat goedkoper en efficiënter was. Bovendien was dat een uitstekende leerlingenwerkplaats geweest voor organisatie-onderzoeken binnen de eigen gemeentelijke diensten, die ons wellicht in de toekomst nog boven het hoofd zullen blijken te hangen. Naar het oordeel van onze fractie is het in ieder geval zo dat de Werkgroep 7 ton, zoals die is gaan heten, heel wat degelijker te werk is gegaan dan het Raadgevend Bureau Twijn stra Gudde, althans degelijker dan de eindrapportage van dit bureau laat vermoeden. Niet onvermeld mag blijven in dat verband dat de huidige structuur van de DSO evenzeer in het verleden door hetzelfde Bureau Twijnstra Gudde is uitgebracht en geadviseerd. B. en w. stellen in de raadsbrief een structuur voor die ten opzichte van het model van Twijnstra Gudde nog enigszins is aangescherpt en vooral in die zin dat weliswaar wordt uitgegaan van collegiale verbanden tussen de drie leden van de directie van de DSO, maar dat toch aan de hoofddirecteur, die dan door Twijnstra Gudde nog als algemeen directeur wordt aangemerkt, de eindverantwoordelijkheid wordt opgedragen. Het voorstel van b. en w. ten opzichte van dat van Twijnstra Gudde komt de broodnodige duidelijkheid ten goede, het strookt met de hedendaagse beproefde managementsprincipes en het biedt de mogelijkheid om te komen tot een strakkere organisatie binnen nieuwe kaders. Met het standpunt van b. en w. in de raadsbrief stemt onze fractie dan ook van harte in. Wij willen een paar opmerkingen maken over detailkwesties in de raadsbrief, bijlage nr. 112. Op bladzijde 3 wordt gesproken over herwaardering van taken van de DSO. Ik denk dat ik niet teveel zeg als ik beweer dat het Streekplan Friesland in deze zaal niet meer helemaal serieus wordt genomen waar het de streefcijfers aangaande de bevolkingsontwikkeling van Leeuwarden betreft. Dat zal denk ik betekenen dat de taakomvang en de werkwijze van de DSO waarschijnlijk een nominale teruggang zullen vertonen naar gelang in het economisch herstel vertraging optreedt of blijft optreden. Het is dan ook niet eerlijk om net te doen als of het hier niet om noodzakelijke bezuinigingen gaat. De benaming Werkgroep 7 ton gaf dat overigens ook al aan. In dat verband is het misschien goed om op te merken dat de door b. en w. voorgestelde stuurgroep - zie bladzijde 7 van genoemde raadsbrief - voor een deel waarschijnlijk de functie van efficiencybureauwaarover in deze raad al vaker is gesproken, zal moeten en kunnen vervullen. Met name denk ik daar waar taakomvang van de DSO, her waardering van taken en uitbestedingsbeleid in eikaars verlengde liggen. Op bladzijde 8 van de raadsbrief spreekt het college over interne begeleiding van het vervolg van de reorganisatie van de DSO. Dat zal ons als gemeente Leeuwarden per jaar een bedrag van f. 87.000,gaan kosten, omdat wij in dit kader een extra man moeten aantrek ken. Het college spreekt de verwachting uit dat er voor die mijnheer in kwestie na afronding van het hele reorganisatie-onderzoek DSO voldoende werkaanbod zal zijn. Dat vonden wij als CDA-fractie al eerder, toen wij voorstelden om onderzoek te doen naar integratie van dienst onderdelen. Het is goed dat daaraan nu wordt gewerkt. Het spreekt vanzelf dat wij instemmen met het uitgangspunt van het college van b. en w. dat er geen gedwongen ontslagen zullen mogen vallen. Maar aan een ingrijpend verande ringsproces valt niet te ontkomen als de voorliggende rapportage als leidraad wordt geno men. En dat zal zeker op personeelsgebied af en toe fricties geven. Wij hechten er groot be lang aan dat aandacht zal worden besteed aan de belangen van het personeel. Een goed per soneelsbeleid vraagt meer creativiteit bij krimpende omstandigheden dan een eenvoudige tel machine biedt. Met de personele invulling zoals het college die voorstelt in de raadsbrief, bijlage nr. 113, kunnen wij geheel en al instemmen. Het is goed hier te zeggen dat wij waardering en respect hebben voor de loyaliteit waarmee de twee blijvers, als ik het zo mag uitdrukken, gevolg hebben gegeven aan de uitnodiging van b. en w. om ook in de toekomst hun werk zaamheden bij ons voort te zetten. De rest van de procedure wachten wij graag af. Maar dat onderdeel heeft onze instemming. Mevrouw Visscher-BouwerNa een ruim twee jaar durend onderzoek naar de taakom vang, de structuur en de efficiency van de sector ruimtelijke ordening, wordt vanavond aan

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1985 | | pagina 27