61 wij bepaalde doelstellingen niet moeten nastreven. Maar wij vinden het maatschappelijk nood zakelijk dat wij bepaalde doelstellingen wel nastreven. Afhankelijk ook van de doelstellingen zullen wij de toekomstige taakstelling van de dienst moeten bepalen. Ik ben mij er in dit ver band heel goed van bewust dat wij ook nog een bezuinigingsopdracht hebben, die bij vorige bezuinigingsoperaties aangegaan is. De heer Pruiksma heeft instemming betuigd met het feit dat wij van plan zijn de zaak vanuit de gemeente te begeleiden en gezegd dat de organisatie-deskundige ook intern moet gaan werken en toegevoegd zou moeten worden aan de afdeling Economische Zaken, Beleids planning en Organisatie (EBO). Een en ander is ook het gevolg van een al wat langere dis cussie in de raad. Daarbij is gezegd dat ervoor moet worden gezorgd dat de organisatie - dat geldt dan niet alleen voor de DSO, maar ook voor andere diensten, enz. - vrij constant wordt geëvalueerd, opdat fouten, die in de loop van de tijd in een werkorganisatie sluipen, eruit kunnen worden gehaald en er met een grotere efficiëntie kan worden gewerkt. De heer Buurman heeft gevraagd of degene die in dit verband wordt aangetrokken wel voldoende werk heeft. Dit onderzoek is natuurlijk niet zo maar klaar. Er is bovendien nog een aantal andere onderzoeken. De relatie met de afdeling Ruimtelijke Ordening en Volks huisvesting (ROV) is wat dat betreft genoemd. Wij hebben gezegd dat wij die relatie niet di rect willen leggen, omdat wij dan de afdeling ROV op zijn kop zetten. In de toekomst zullen wij ons toch eens af moeten vragen of de organisatie op een aantal gebieden wel goed is. Het zal de raad bekend zijn dat nog steeds aan de orde is de integratie van het groenonderhoud Dienst voor Sport en Recreatie (DSR)/DSO. Het gaat daarbij om een onderwerp dat heel ge makkelijk is uitgesproken. Wij hebben daarvan gezegd dat wij dat, nadat wij een beetje zicht hebben hoe het met de DSO gaat, gaan aanpakken. Bedoelde integratie zal ook nog de nodige consequenties hebben. Ik kan zonder veel fantasie een groot aantal eventuele andere onder zoeken noemen. Ik zal dat niet doen, omdat dat mogelijk onrust zal veroorzaken. De raad kan wat dat betreft de eigen ideeën volgen en zal dan begrijpen waarom het college zegt dat er werk genoeg is en dat het noodzakelijk is dat wij een organisatie-deskundige aantrekken. Het standpunt dat er geen gedwongen ontslagen zullen vallen zal moeten blijven gelden. Een en ander staat in het collegeprogramma en het college zal dat standpunt toepassen; dat mag duidelijk zijn. Ik ben erg blij dat genoemd standpunt in het collegeprogramma is opge nomen, want dat heeft toch, na alle onrust die er was, een stabiel punt gegeven. Iedereen kon er op rekenen dat er bij dit proces geen gedwongen ontslagen zouden vallen. Dat uit gangspunt is door de raad destijds uitgesproken en dat wordt ook vanavond weer gedaan. Ik ben blij met dat standpunt, want dat is ook het standpunt van het college. De heer Pruiksma heeft gezegd dat wij bij de personele invulling van de directiestruc tuur DSO moeten kunnen rekenen op de loyaliteit van de blijvers. Ik durf te stellen dat wij daar zeker op zullen kunnen rekenen, want ik ken beide blijvers goed. Hun opstelling zal zodanig zijn dat wij wat betreft de loyaliteit alle vertrouwen mogen hebben. Mevrouw Visscher heeft een beschrijving gegeven van datgene wat zich in de afgelopen jaren heeft afgespeeld. Zoals ik al heb gezegd zijn wij begonnen met een bezuinigingsonder- zoek. Toen wij daarmee bezig waren begonnen wij steeds duidelijker te beseffen - als wij dat al niet deden - dat er toch een groot aantal verbanden was. Als je het een deed, zou dat re percussies hebben voor andere zaken. Dat het onderzoek wat integraler werd aangepakt, kwam mede door de situatie van de dienst. Al pratend zijn wij in 1983 tot het idee gekomen dat wij een volwaardig reorganisatie-onderzoek zouden moeten verrichten. Ik moet achteraf zeggen dat ik blij ben dat wij dat gedaan hebben. Mevrouw Visscher heeft gezegd dat de mogelijkheden van uitbesteding niet zijn geanaly seerd. Dat is inderdaad een van de manco's van dit rapport. Het getal van 30% dat genoemd is, is een redelijk gemiddelde van wat er momenteel gebeurt, maar is niet onderbouwd op ba sis van doelstellingen. Overigens wil ik er op wijzen dat wij daar gezamenlijk ook nog nooit in geslaagd zijn. Het gaat hier om een politiek probleem bij uitstek. Het zou een goede zaak zijn om in de toekomst een wat algemener beleid te formuleren met betrekking tot uitbeste ding. Ik voorspel wel dat dat geen eenvoudig probleem zal zijn. De genoemde 30% is een richtgetal. Er is ook nog overwogen om helemaal geen cijfer te noemen. Wij hebben dat niet gedaan, omdat wij van mening zijn dat wij ons toch ergens op moeten richten. Het percenta ge kan natuurlijk voor de ene maatregel wat hoger of lager zijn dan voor de andere maatre gel. Mevrouw Visscher is van mening dat de aanbevelingen, om te komen tot een verminde ring van personeel, niet voldoende zijn onderbouwd. Uit de raadsbrief mag men opmaken dat wij het wat dat betreft wel met haar eens zijn. Wij zullen trachten in het plan van aanpak daar veel duidelijker stellingname in te kiezen. Mevrouw Visscher zegt voorts dat vermindering van dienstverlening aan het publiek niet aanvaardbaar is. Nou vraag ik mij even af wat moet worden verstaan onder "dienstverle ning". Als wordt bedoeld: er komt iemand aan het loket die vriendelijk en uitgebreid wordt geholpen, dan kan ik het eens zijn met die term. Maar tot de dienstverlening aan het publiek behoort natuurlijk ook het maken van bestemmingsplannen. Ik kan mij voorstellen dat me vrouw Visscher dat aspect ook rekent tot bedoelde dienstverlening. Een en ander geeft een 62 stuk rechtszekerheid. Wij zullen dienaangaande niet te snel uitspraken moeten doen. Straks zullen wij het gaan hebben over de toekomstige taakomvang van de dienst en de toekomstige taakinvulling. Het probleem waar wij het nu over hebben zal daarbij nader moeten worden bekeken. Mevrouw Visscher is het eens met de aanscherping van de taakstelling van de directie. Het is de bedoeling dat er op basis van de verantwoordelijkheid van de hoofddirecteur in on derling overleg met de beide directeuren een directiestatuut gemaakt wordt. Dat statuut kan worden gezien als een afspraak tussen de directieleden hoe zij zullen werken en waarin een aantal zaken aan de orde zullen komen die in de raadsbrief en de werkdocumenten zijn ge noemd. Het maken van het directiestatuut zien wij als een taak voor de hoofddirecteur. Maar wij rekenen er natuurlijk op dat hij in collegiaal verband, op goede wijze en in overleg met de andere directeuren tot deze afspraken komt. Tot die afspraken behoren een aantal man daten aan de directie. Daarover moeten goede afspraken worden gemaakt. Mevrouw Visscher vindt de horizontale samenwerkingsverbanden prima, maar eigenlijk zou er moeten worden gekomen tot een wat zuiverder projectorganisatie waar de verantwoor delijkheden wat duidelijker liggen. Wij hebben vroeger nogal wat gepraat over de projector ganisatie. Overigens is de projectorganisatie maar een vrij gering onderdeel van het hele functioneren van de dienst. Ik heb destijds al gezegd dat wij met deze materie nog eens kri tisch aan het werk moeten. Het is ook niet voor niets dat het college in de raadsbrief zegt dat het erg hecht aan de uitbouw van de samenwerkingsverbanden. Intern zal de discussie daarover nog een keer moeten plaatsvinden. Dat zal kunnen wanneer het nadere plan van aanpak aan de orde komt. Mevrouw Visscher heeft ook gevraagd naar de tijdsplanning van het plan van aanpak: wanneer komt het college met voorstellen bij de raad en hoe is de behandeling daarvan. Ik durf nauwelijks data te noemen, want ik heb dat in het verleden met betrekking tot het or ganisatie-onderzoek ook wel eens gedaan en dan ging ik steeds de mist in. Laat ik zeggen - ik wil geen dingen zeggen die ik niet waar kan maken - dat in de loop van volgend jaar de resultaten toch wel bekend moeten worden. Ik denk dan eerder aan de tweede helft dan aan de eerste helft van volgend jaar. Wat dat betreft ben ik zo vaag als ik maar zijn kan, maar ik durf niet meer te zeggen. Ik voorspel dat er heel wat gepraat moet worden, dat er heel wat onderzoek moet worden verricht en dat er heel wat overleg moet plaatsvinden. Er is wat dat betreft tijd nodig; dat hebben wij in het verleden ook gemerkt. Eén ding kan ik de raad zeggen: wij hebben er alles aan gedaan om dit onderzoek zo snel mogelijk te laten verlopen. Men kan dan zeggen dat wij daar niet erg in zijn geslaagd. Nou dat weet ik niet. Wanneer wij met deze kwestie bezig konden zijn, dan waren wij er ook mee bezig. Wij hebben alleen ge constateerd dat dit soort werk veel tijd kost. Wat dat betreft is enige voorzichtigheid met het noemen van data wel gezond. Het plan van aanpak, de resultaten, enz. zullen in de Com missie voor het Grondbedrijf aan de orde worden gesteld. Formeel gezien is de uitvoering van de organisatie een zaak van b. en w., maar wij zullen natuurlijk de Commissie voor het Grondbedrijf als adviescommissie van b. en w. bij deze zaak betrekken en op gezette tijden informeren. Ik heb het al gehad over de afdeling ROV. Het ligt niet in de bedoeling van het college om op korte termijn ten principale de organisatie van de afdeling ROV te bekijken. Alleen zal het wel kunnen zijn dat een aantal beslissingen die wij met betrekking tot de DSO nemen ook gevolgen heeft voor de afdeling ROV. In eerdere onderzoeken hebben wij al gezegd dat wij een en ander moeten bekijken, omdat het niet zo mag zijn dat het werk twee keer gedaan wordt. Mevrouw Visscher heeft gezegd dat de nieuwe hoofddirecteur betrokken moet worden bij de voorstellen tot wijziging. Dat is ook de bedoeling. In de opvatting van het college is het zo dat de invulling van de nieuwe organisatie vooral in hoofdzaak getrokken zal moeten wor den door de hoofddirecteur. Het zal dus niet zo zijn dat wij allerlei principiële beslissingen nemen voordat die nieuwe hoofddirecteur benoemd is. Wij kunnen wel iets in de inventarise rende sfeer gaan doen. Maar ik denk dat pas echt goed met het plan van aanpak begonnen kan worden wanneer de nieuwe hoofddirecteur er is, want die zal de spil zijn waar alles om draait en ook de coördinator zijn. Mevrouw Visscher pleit voorts voor een goede personele begeleiding en een goede aan dacht voor persoonlijke aspecten. Dat zal sowieso gebeuren, omdat wij werken met de Lei draad bij Organisatieveranderingen. In die leidraad zijn afspraken gemaakt hoe men in een geval als dit met elkaar omgaat en hoe het personeel behandeld/benaderd wordt. De leidraad en de afspraak dat wij daar volgens werken zijn een goede garantie dat aan bedoelde aspec ten voldoende aandacht gegeven wordt. Tot slot heeft mevrouw Visscher gezegd dat wij niet moeten vergeten dat er door de DSO veel tot stand is gebracht. Ik zeg haar dat na. Ik heb kortgeleden de cijfers op papier gezet wat de dienst de afgelopen jaren gedaan heeft. Dat is natuurlijk indrukwekkend. Ondanks alle kritiek die je misschien op het functioneren van de dienst kunt hebbenkun je ook con stateren dat er veel werk is verzet en veel goede dingen zijn gedaan. Het doet mij dan ook genoegen dat daarop vanuit de raad in positieve zin. gereageerd wordt.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1985 | | pagina 31