63
De heer Van der Wal heeft ook een opmerking gemaakt over het analytisch onderzoek en
wat dat nu geworden is. Hij heeft ook zijn oordeel gegeven over het eindresultaat. Ik heb
daar zojuist bij mijn antwoord in de richting van de heer Pruiksma al commentaar op gege
ven.
Vervolgens zegt de heer Van der Wal dat één aspect nog niet aan de orde is geweest,
namelijk de rol van het college en met name die van de toenmalige portefeuillehouder. Ik vind
het moeilijk om daarop te reageren. De heer Van der Wal zal straks wel zeggen dat ik nu
verantwoording moet afleggen voor hetgeen het college gedaan heeft, ook eventueel voor
voorgaand beleid. Twijnstra Gudde heeft daarover een aantal kritische opmerkingen ge
maakt. De heer Van der Wal vraagt of het college daar een les uit heeft getrokken, met name
wat betreft het feit dat het college de neiging had teveel op de stoel van de hoofddirecteur
te gaan zitten. Gesteld kan worden dat wij, met de wijze waarop wij de taak van de hoofddi
recteur hebben ingevuld, goede garanties verschaffen dat de hoofddirecteur ook met zijn
dienst goed uit de voeten kan. Daarom zal de portefeuillehouder zich veel minder met de
dienst hoeven te bemoeien, zeker na de interne organisatie. Anderzijds blijft natuurlijk de
politieke verantwoordelijkheid van het college bestaan met betrekking tot deze organisatie.
Een en ander zal gezamenlijk ingevuld moeten worden, maar - dat is ook sterk afhankelijk
van degene die op de post van hoofddirecteur wordt benoemd - dat zal wel lukken.
Op de rol van de raad in 1972 ga ik niet meer in; dat is geweest.
Wat betreft het plan van aanpak heb ik al gezegd hoe wij ons dat voorstellen.
De heer Van der Wal wil graag dat de Commissie voor het Grondbedrijf op een goede wij
ze wordt ingeschakeld. Ik wil het misverstand wegnemen dat deze zaak op korte termijn weer
in de raad aan de orde zal komen. Het gaat hier om de invulling van de organisatie en dat is
een bevoegdheid van b. en w. Ik heb reeds gezegd dat wij de Commissie voor het Grondbe
drijf daarbij zullen betrekken. Wij zullen dus overleg plegen, maar ik zie voorlopig geen
aanleiding om bij genoemde invulling ook de raad te betrekken.
Dan de sectorindeling. De heer Van der Wal gaat akkoord met de opheffing van het
Grondbedrijf. De plaats van de afdeling Verkeer is voor de heer Van der Wal een moeilijk
punt. Zijn belangrijkste argument is dat een ontwerpafdeling binnen een andere sector
thuishoort. Ik vind dat een veel te absolute stelling. Ik wil er slechts op wijzen dat de afde
ling Plantsoenen, die toch ook een grote ontwerpafdeling heeft, ook in een andere sector zit.
In zijn algemeenheid kun je gewoon niet zeggen dat de ontwerpafdeling in een bepaalde sec
tor thuishoort. Het is ook niet zo dat de uiteindelijke advisering van de mzc negatief is. De
mzc heeft gezegd dat zij, alles afwegende en iedereen gehoord hebbende, het liever anders
had gehad, maar akkoord gaat met de voorgestane plaatsing van de afdeling Verkeer. Er is
een aantal inhoudelijke argumenten die ervoor pleiten het voorstel van b. en w. in stand te
laten.
In de eerste plaats treedt er reeds een stuk verzelfstandiging op bij de afdeling Ver
keer. Deze afdeling zal een zelfstandige afdeling worden en dat is een belangrijk punt om tot
onafhankelijke advisering te komen.
In de tweede plaats hebben wij gezegd - dat hebben wij niet voor niets gezegd - dat wij
groot belang hechten aan horizontale verbanden. Men kan zien dat bij de grootschalige pro
jecten, zoals de binnenstadsoosttangentde Oostergoweg, enz., deze horizontale verbanden
ook gewerkt hebben. In dit verband zijn er interdisciplinaire werkgroepen geweest die voor
stellen hebben gedaan. Het is zeker niet zo dat de afdeling Verkeer binnen de werkgroep
een dominante positie zou hebben ingenomen. Het is zelfs zo dat deze afdeling het voorzit
terschap niet gehad heeft. Een en ander is een goede garantie dat de afdeling Verkeer op
hetzelfde niveau meepraat als de anderen die in de werkgroep zijn vertegenwoordigd, zoals
de afdeling Stedebouw en het Grondbedrijf.
Verder is er natuurlijk van oudsher - daar kun je licht overheen stappen, maar ook
zwaar aan tillen - een nauwe relatie tussen de civieltechnische uitvoering en de verkeers
kundige oplossing. Als je ziet waar de afdeling Verkeer mee bezig is, onder anderen met de
oplossing voor een aantal kruispunten, dan blijkt dat dat ook sterk met de wijze van uitvoe
ring te maken heeft. De wijze van uitvoering heeft weer sterke relaties met bijvoorbeeld de
kosten voor het onderhoud. Er is dus alles voor te zeggen om de afweging in die discipline
te maken. Nogmaals, ten opzichte van de andere discipline moet er dan niet een overwaarde
ring komen en dat kan heel goed gebeuren door te werken met de horizontale verbanden. Wij
moeten geen zaken overhoop halen die absoluut niet overhoop gehaald hoeven te worden. Ik
pleit ervoor de zaak te laten zoals nu het geval is en het voorstel van b. en w. over te ne
men. Het college stemt niet in met de door de heer Van der Wal ingediende motie.
Met betrekking tot fase 6 heeft de heer Van der Wal het over wanprestatie en dat de
raadsbrief daar een correctie op is.
Dan de vraag over de vertegenwoordiging van de mzc in de stuurgroep. Wij vinden dat
de mzc daar niet in vertegenwoordigd moet zijn. Wij moeten uitgaan van een duidelijke struc
tuur. Een eventuele vertegenwoordiging zal mijns inziens ook problemen geven met de terug
koppeling. Het personeel wordt bovendien via allerlei werkgroepen goed ingeschakeld. In
deze werkgroepen zullen niet alleen de bazen komen te zitten. De werkgroepen zullen ook
aandacht schenken aan degenen die in het proces meedoen; zij zullen zich dus niet beperken
tot de bazen. Verder is het zo dat in de Leidraad bij Organisatieveranderingen aan de mzc
een aparte plaats is toegedacht. Uiteraard zullen wij gedurende het proces ervoor zorgen dat
wij die toegedachte plaats ook zullen kunnen waarmaken.
De heer Van der Wal heeft ingestemd met de procedure voor de benoeming van een nieu
we hoofddirecteur. Wij hebben dienaangaande ook een vrij zware procedure gemaakt. Dat
was ook noodzakelijk, omdat wij graag willen dat er een goede persoon wordt aangetrokken.
De wijze waarop de inspraak wat dat betreft georganiseerd is, geeft een behoorlijke garantie
dat wij een goede functionaris krijgen.
Tot mijn genoegen heeft ook de heer Van der Wal gezegd dat hij waardering heeft voor
het vele werk dat verzet is.
De heer Buurman heeft gevraagd of wij nog wel werk hebben voor de organisatie-advi
seur. Ik heb die vraag al beantwoord. Hij heeft ook gevraagd of het college de uitspraak,
dat er een voldoende werkpakket op het gebied van het organisatie-advieswerk zal zijn, wat
meer kan onderbouwen. Er is een aantal zaken waar je wat dat betreft aan kunt denken.
Dan de dekking van dit voorstel. De heer Buurman heeft gezegd dat een en ander ook
door de dienst zou kunnen worden opgebracht. Volgens mij kan dat niet. Wij zitten al met
grote problemen, omdat wij uitgaan van het uitgangspunt dat er geen gedwongen ontslagen
mogen vallen. Dat uitgangspunt beperkt onze mogelijkheden. Daarnaast is er nog een be
hoorlijk grote bezuinigingsopdracht die wij ook nog zullen moeten waarmaken. Ik denk dat
wij onze hand zouden overspelen door te zeggen dat deze f. 450.000,-- ook wel door de dienst
kan worden opgebracht. De bezuinigingen zijn structureel, dus elk jaar, maar nu gaat het
om een eenmalig bedrag. Je kunt die bedragen dus niet helemaal vergelijken. In zijn alge
meenheid is het standpunt van het college dat het thans aan de orde zijnde bedrag nu niet is
toe te voegen aan de taakstelling, omdat dat een te grote wissel zou trekken op de toekomst.
Men kan er echt verzekerd van zijn dat wij goed letten op de efficiëntie en dat wij geen
overbodige dingen zullen doen. Het zal echter nog wel de nodige problemen geven om de
taakstelling ook reëel in te vullen.
Mevrouw Van Dijk vindt de resultaten aan de magere kant. Ik heb daar al op gerea
geerd.
Mevrouw Van Dijk wil uitgaan van een percentage van 30 wat betreft het uitbestedings-
beleid. Zij is het eens met het feit dat het college toch een getal genoemd heeft.
Mevrouw Van Dijk betuigt ook haar instemming met bezuinigingen door verhoogde effici
ëntie, die misschien bereikt kan worden door een globalere opzet van plannen. Wij zullen de
middelen die wij daarvoor hebben bekijken. De werkgroepen zullen zich daar ook mee bezig
houden. Efficiëntieverbetering zal inderdaad hoog in het vaandel geschreven worden.
Mevrouw Van Dijk gaat akkoord met de fusie van DSO en BMT en met de hiërarchische
structuur zoals het college die aangebracht heeft.
Vervolgens stelt mevrouw Van Dijk een interessante vraag, namelijk wat de relatie is
tussen de organisatie-deskundige en de nieuwe hoofddirecteur. Het gaat hier om twee onaf
hankelijke relaties. Het is niet zo dat de hoofddirecteur de baas wordt van de organisatie
deskundige, want de laatste wordt betrokken bij de zaak vanuit zijn kennis met betrekking
tot de organisatie. Als er voorstellen aan het college gedaan worden, dan hopen wij dat de
hoofddirecteur en de organisatie-deskundige het wat dat betreft met elkaar eens zijn. Als
dat niet het geval zou zijn, dan heeft de organisatie-deskundige de mogelijkheid zijn ziens
wijze via de afdeling EBO onder de aandacht te brengen. Maar nogmaals, het concrete ant
woord op de vraag van mevrouw Van Dijk is dat er geen directe hiërarchische relatie is tus
sen de twee mensen.
Mevrouw Van Dijk heeft gezegd dat een voorwaarde is dat geen onvrijwillige ontslagen
plaatsvinden. Wij zijn het daarmee eens. Een actief herplaatsingsbeleid hebben wij nog niet
veel vertoond in onze gemeente. Dat zal de nodige problemen geven, maar wij zullen trachten
dat beleid goed uit te voeren. Wij zullen ervoor zorgen dat de begeleiding van de betrokken
mensen zo optimaal mogelijk zal zijn. Wij hopen dat wij dit herplaatsingsbeleid concreet zullen
kunnen invullen.
Ik ben hiermee op alle vragen en opmerkingen ingegaan.
De heer Pruiksma: Ik heb ontdekt dat ik in mijn eerste instantie iets vergeten ben. Ik
heb tijdens de algemene beschouwingen van december gezegd - toen was ik nog fractievoor
zitter - dat wij op het punt van de automatisering van het Grondbedrijf en wat daarmee an
nex is zouden wachten totdat wij met het organisatie-rapport DSO gereed zouden zijn. Zover
is het dan nu. Ik zeg het college toe dat wij binnenkort in de Commissie voor het Grondbe
drijf op de automatisering van de activiteiten van het thans bestaande Grondbedrijf terugko
men.
Verder bestaat in grote lijnen een grote mate van overeenstemming tussen hetgeen het
college van oordeel is en wat wij daar als fractie van vinden. Ik kom daar niet meer op te
rug.
Ik moet nog wel reageren op de door PAL ingediende motie. Wij zullen die motie niet