65 steunen, omdat wij van oordeel zijn dat naar aard en karakter plaatsing van de afdeling Ver keer in de sector Openbare Werken bepaald niet onlogisch is te noemen. Mevrouw Visscher-BouwerIk wil eerst de wethouder bedanken voor zijn antwoord op mijn vragen en opmerkingen. Wat ik bedoeld heb te zeggen met mijn opmerking over de dienstverlening is het volgen de. Ergens in de rapporten wordt iets gezegd over beperking van openingstijden, tot hoe laat er gebeld kan worden, enz. Dat is geen goede zaak. Maar je moet de dienstverlening na tuurlijk ruimer zien en dat komt in de verdere planning wel aan de orde. Ten aanzien van de motie van PAL ben ik het eens met de motivering van de wethouder dat de afdeling Verkeer in de sector Openbare Werken thuishoort. Met een goede projector ganisatie, waarin de disciplines verkeer en stedebouw even zwaar wegen, is dat volgens ons geen bezwaar. Het is inderdaad ook onlogisch om één ontwerpfunctie daar vandaan te halen. Er is in de organisatiestructuur gekozen voor een dynamische opzet van de dienst. In het verleden hebben wij een structuur vastgesteld, die nooit meer is gewijzigd. Wij moeten dat niet weer doen, maar dat is, als je de stukken leest, ook niet de bedoeling. Daarom zijn wij van mening dat wij de afdeling Verkeer in de sector Openbare Werken moeten laten. Mocht blijken dat de afdeling toch beter ergens anders ondergebracht kan worden, dan is dat volgens ons in dit model mogelijk. Ook voor andere zaken zal dat moeten gelden. Ik heb nog een argument om de afdeling Verkeer in de sector Openbare Werken te laten. Als wij namelijk het organisatiemodel bekijken dan is de taak van de sectordirecteur Ruimte lijke Ordening, Bouw- en Milieuzaken erg omvangrijk. Wat dat betreft is er een grens aan de mogelijkheid tot leidinggeven. Je kunt de taken niet onbeperkt uitbreiden, want dan is het geheel niet meer te overzien door een directeur. Daarom vinden wij dat bedoelde afdeling maar moet blijven op de plaats waar die nu zit. Mocht later blijken dat het toch beter is dat die plaats wordt gewijzigd, dan kan dat alsnog. Ik heb ook nog een opmerking over de benoeming van een hoofddirecteur m/v. In onze fractie kwam het volgende naar voren. Stel dat er zich een kandidaat aanmeldt voor deze functie die vraagt om een 36-urige baan. Wij vinden dat dat mogelijk moet zijn. Hoe is de re actie van het college dienaangaande? De starheid dat het niet anders kan dan dat voor deze baan een 40-urige werkweek geldt zou volgens ons eens doorbroken moeten worden. De heer Van der Wal: De wethouder betitelt de verwachting over een analytisch onder zoek - hij heeft die verwachting destijds sterk verdedigd; op grond daarvan moest Twijnstra Gudde worden ingeschakeld - nu als een illusie. Ik neem dat maar voor kennisgeving aan. Ik heb niet de indruk dat hij die mening destijds ook was toegedaan. Wij wel. De wethouder geeft wel toe dat er uit het onderzoek niet datgene is gekomen wat er destijds van verwacht werd. In die zin kunnen wij elkaar wel vinden. De wethouder vindt het moeilijk om te reageren op de rol van zijn voorganger. De raad heeft als eerste functie mee te besturen, richting college. In het verleden is dat door de op stelling van het college onmogelijk gemaakt. Ondertussen hebben er allerlei wisselingen in de samenstelling van het college plaatsgevonden. Ik kan mij voorstellen dat het dan moeilijk is om te reageren, maar de rol van b. en w. in dit hele proces kun je toch moeilijk onbesproken laten. Vandaar dat ik daar een paar woorden aan heb gewijd. Dan de motie. De wethouder wijst nogmaals op de nauwe relatie met de sector Openbare Werken. Ik ontken die relatie niet, maar ik vind - dat is een beoordelingsverschil - dat die op dit moment niet doorslaggevend genoemd moet worden. De afdeling Verkeer is een afgelei de functie in het gehele planningsproces. Daarmee wordt niet gezegd dat die functie niet erg belangrijk is. Het verleden heeft duidelijk bewezen dat verkeersargumenten een zeer zware rol spelen in het hele planologische proces. Ook de afdeling Verkeer ziet dat zo, gelet op de reacties op de rapporten. De afdeling geeft overduidelijk de voorkeur aan een nauwere rela tie in de planvoorbereiding met de afdeling Stedebouw. Als alles goed gaat dan is dat geen punt. Ik wil niet in details treden, maar er wordt nog steeds dubbel werk gedaan. Als de afdeling Verkeer iets uitwerkt wat later op stedebouwkundige gronden niet aanvaardbaar is, dan moet er weer opnieuw getekend worden. Een en ander belemmert de efficiëntie. Het lijkt mij, met de afdeling en de medezeggenschapscommissie (mzc), beter om deze zaak, nu wij over de nieuwe organisatie praten, dan gelijk beter te regelen. De wethouder zegt dat het college grote waarde hecht aan de horizontale werkverban den. Ik ben dat volledig met hem eens, maar dat geldt dan ook voor de relatie met de sector Openbare Werken. Hetzelfde argument dat de wethouder gebruikt om de afdeling Verkeer in de sector Openbare Werken te laten kan ik gebruiken bij mijn opvatting dat deze afdeling in de sector Ruimtelijke Ordening, Bouw- en Milieuzaken moet worden ondergebracht. Bij me ningsverschillen geeft dat kortere lijnen. Door de aard van het beestje treden die nu een maal vaker op binnen de planvoorbereiding dan binnen de uitvoering. Om deze reden hand haaf ik de motie. Mevrouw Visscher heeft gezegd dat wij binnen een dynamische organisatie altijd nog tot wijziging kunnen overgaan. De wethouder heeft gezegd dat de mzc er mee akkoord is gegaan 68 De heer Schade: Namens onze fractie wil ik enkele opmerkingen maken over de voor ons liggende begroting 1985 van de openbare bibliotheek. Deze opmerkingen richten zich op de opbrengsten van de contributies, gezien in samenhang met de ledenaantallen. Onze fractie maakt zich zorgen over de ontwikkeling van de ledenaantallen. Hoewel bij begrotingen vaak wordt gesproken over getallen, is het lastig wanneer die niet op papier staan. Toch ontkom ik er niet aan om, als illustratie van onze zorg over de ontwikkeling van de ledenaantallen, enige cijfers te noemen. De contributie wordt in 1982/1983 verhoogd van f. 13,tot f. 18,25; een verhoging van 40%. De contributie voor de jeugd en 65-plussers gaat omhoog met 50%, namelijk van f. 6,naar f. 9,--. Het aantal leden loopt terug met 1.870. Een daling van 5%. In 1983/1984 wordt de contributie voor gewone leden nogmaals verhoogd van f. 18,25 tot f. 23,een verhoging van 26%. De contributie voor de jeugd en 65-plussers wordt ver hoogd van f. 9,tot f. 13,een verhoging van 44%. Het ledenaantal loopt terug met 1.383; een daling van 4%. Voor 1984/1985 heeft het bestuur van de openbare bibliotheek gemeend - dat juichen wij toe - de contributie te moeten handhaven op het niveau van 1983/1984. Toch is er een begroting met een ledenterugval van 2.635; een daling van 7,8%. Hoewel ik mij realiseer dat bij een aparte beschouwing de daling van het ledenaantal in elke categorie - gewone leden, jeugd en 65-plussers - er iets anders uitziet, zijn de cijfers in absolute aantallen zonder meer juist. Samenvattend. Een contributie vanaf 1982 voor gewone leden verhoogd met 76% en voor de jeugd en 65-plussers met 116% en een ledenafname met 5.888 oftewel een daling met 15,8%. Genoeg cijfers nu, mijnheer de voorzitter. Deze cijfers illustreren duidelijk dat onze fractie zich terecht zorgen maakt over de terugloop van het aantal leden van de openbare biblio theek. Wellicht moeten wij ons als raad afvragen of het huidige niveau van de contributies niet van dien aard is dat deze contributies voor grote groepen mensen een reden zijn om te be danken als lid van de bibliotheek of om zich niet als lid aan te melden. Het mag toch nooit zo zijn dat de contributie een onoverkomelijk bezwaar zowel voor jongeren als ouderen gaat worden om lid te zijn of te worden van onze openbare bibliotheek? Of een en ander nu wel of niet wordt veroorzaakt door bezuinigingen die Den Haag oplegt, wij hebben daarin een eigen cultuurverantwoordelijkheid Mocht het zo zijn dat de hoogte van de contributies de voornaamste oorzaak is van de opzeggingen, dan zitten wij in een verkeerde spiraal. Een spiraal van hogere contributies, minder leden en misschien met gelijkblijvende totaalinkomsten. Deze spiraal moet dan door broken worden. Wellicht kan het dan nodig zijn om de contributies te verlagen en het lid worden aantrekkelijker te maken en/of om te bereiken dat een ieder in onze gemeenschap lid kan blijven of worden van onze openbare bibliotheek. Gelet op het vorenstaande verzoeken wij het college om, voordat de begroting 1986 van openbare bibliotheek aan ons wordt aangeboden met de daarbij behorende contributievoor- stellen, ons inzicht te geven in de volgende vragen die in onze fractie leven. Welke mensen haken af als lid? Wat is de reden van het bedanken? Is die wel of niet de hoogte van de con tributies? Kan het college ons een prognose geven welke ledenaanwas verwacht kan worden bij welke contributieverlaging? Wat betekent dat voor de begroting van 1986 en de gemeente lijke bijdrage? De beantwoording van deze vragen lijkt ons noodzakelijk om te trachten het ledenverlies van bijna 6.000, oftewel 16% vanaf januari 1983, een halt toe te roepen en dat om te buigen in een weer stijgend aantal leden van de openbare bibliotheek. Deze antwoorden en de contributievoorstellen voor 1986 hebben wij nodig om de begroting 1986 goed te kunnen beoordelen. Hopelijk wil het college ingaan op mijn verzoek om deze gegevens te verstrek ken. Mijnheer de voorzitter, dit waren mijn opmerkingen bij dit raadsvoorstel. De begroting 1985 van de Vereniging Openbare Bibliotheek Leeuwarden kan onze goedkeuring wegdragen. De heer Duijvendak: Ik heb aan hetgeen de heer Schade zojuist gezegd heeft niet zoveel meer toe te voegen. Wij hebben ook grote moeite met de ontwikkelingen bij de openbare bi bliotheek. Wij hebben ook zorgen over de grote groep afhakers, de lange wachttijden de laatste tijd bij de bibliotheek, de contributieverhogingen die gememoreerd zijn door de heer Schade, en het boetesysteem. Al met al heeft dat geleid tot een daling van het ledenaantal de afgelopen jaren met meer dan 5.000. Een niet onaanzienlijk aantal. Als je kijkt naar de mate waarin de contributies de afgelopen jaren verhoogd zijn en naar het effect daarvan, namelijk amper een netto-verhoging van de totale opbrengsten, dan kun je je afvragen - dat heeft de heer Schade ook gedaan - of je niet eerder zou moeten denken aan een contributieverlaging, omdat dan de totaalopbrengst misschien wel eens hoger zou kunnen uitkomen doordat meer mensen lid zouden blijven van de bibliotheek. Je kunt je afvragen wat je met de thans aan de orde zijnde begroting moet. Moeten wij deze nu al niet afkeuren en zeggen: bibliotheekbestuur neem deze begroting terug en over weeg om ook al voor 1985 een verlaging van de contributie door te voeren. Of moeten wij zo'n verlaging per 1986 doorvoeren? Wij hebben hierover binnen de fractie lang gesproken. Wij hebben begrepen dat er ook binnen het bestuur van de openbare bibliotheek mensen zijn

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1985 | | pagina 33