4
als wij zeggen dat wij door een voorbereidingsbesluit te nemen anticiperen op een verande
rende bestemming, in het bestemmingsplan die veranderende bestemming aangeven.
Het advies van de Raadsadviescommissie voor de Beroep- en Bezwaarschriften wordt
aangenomen met 19 tegen 16 stemmen.
(Tegen het advies stemmen van de fractie van de PvdA de dames Brandenburg-Sjoerdsma,
De Haan-Laagland, Jongedijk-Welles, Vlietstra, Visscher-Bouwer en Wielinga-Graansma en de
heren Bron, Janssen, Meijerhof, Schade en Timmermans alsmede de leden van de fracties
van PAL en D'66.
De heer Keuning verlaat hierna de vergadering.
De heer De Jong is inmiddels ter vergadering gekomen.
Punt 4.
Rondgezonden mededelingen.
Sub A, B en C.
De berichten worden voor kennisgeving aangenomen.
Sub D.
De Voorzitter: Aan de orde is de brief van 26 februari 1985 van de heer W.J.H. Drent in
zake toewijzing taxibedrijfsvergunning.
De heer Pruiksma: Uit het verleden is het u bekend dat een groot deel van onze fractie
nogal wat problemen heeft gehad - en nog heeft - met de manier waarop het systeem van
taxivergunningen in onze gemeente functioneert. Eén en andermaal hebben wij dat hier ken
baar gemaakt. In het verleden is gebleken dat wij het college niet hebben kunnen overtui
gen, in die zin dat men tot een beleidswijziging anders dan het nu gevoerde bereid zou zijn
te overwegen. Wij vinden het zo langzamerhand niet meer weigevoeglijk om steeds maar weer
over dezelfde zaak dezelfde discussie te voeren. Onze fractie heeft daarom, gelezen deze
brief, het standpunt ingenomen dat de meerderheid van de fractie die destijds het standpunt
innam dat het anders zou moeten dat standpunt handhaaft, maar met teleurstelling consta
teert dat men het college van b. en w. toch niet meekrijgt. Wij moeten dat andermaal consta
teren, hetgeen betekent dat onze fractie over dit punt in de toekomst niet meer het woord
zal voeren. Het betekent niet dat dat deel van onze fractie thans een ander standpunt in
neemt dan in het verleden het geval was.
De heer Timmermans: Een deel van de opmerkingen van de heer Pruiksma kan door onze
fractie worden gedeeld. Ook wij vinden het niet zinvol de kwestie als zodanig in de Commis
sie voor Bestuurlijke Aangelegenheden en Openbare Orde aan de orde te stellen. Wel maken
wij ons zorgen over de door het college vermoedelijk te volgen procedure ten aanzien van de
concrete aanvraag van de heer Drent als het gaat om een bedrijfsvergunning. Wij hebben de
indruk dat het wel eens de kant uit zou kunnen gaan van: Er is geen sprake van gewijzigde
omstandigheden, dus hoeft er geen nieuwe afweging plaats te vinden, dus krijgt de heer
Drent een dergelijke berichtgeving. Gelet op de tegenstrijdige gegevens die er zijn ten aan
zien van de groeimarkt op dit terrein willen wij er voor pleiten dat het college via de commis
sie nog eens zorgvuldig bekijkt of in de cijfers, met name in die welke door de heer Drent
worden aangedragen, enige grond van waarheid zit.
De heer Van der Wal: Wat de inhoudelijke kant van de zaak betreft kan ik mij aansluiten
bij de woorden van de heer Timmermans. Het is bekend dat wij tot de grote meerderheid in
de raad horen die het beleid van b. en w. in deze kwestie afkeurt. Wij vinden echter dat het
de taak is van de twee in het college vertegenwoordigd zijnde partijen, die wat deze kwestie
betreft in grote meerderheid tegen het door b. en w. gevoerde beleid zijn, het college tot an
dere gedachten te brengen. Het verbaast mij dan ook dat de heer Pruiksma nu namens zijn
fractie verklaart in feite het hoofd in de schoot te leggen, want daar komt het op neer. Hoe
wel de CDA-fractie haar standpunt handhaaft, legt men toch het hoofd in de schoot. Ik
blaak ook niet van enthousiasme om iedere keer weer over een briefje het woord te voeren
maar ik vind dat je voor een bepaalde zaak, als je daarvoor staat, ook moet blijven vechten.
Ik betreur dan ook de houding van de CDA-fractie. Ik zou er bij de andere partijen op wil
len aandringen hun invloed - ik neem tenminste aan dat ze die invloed hebben - te gebruiken
om het college tot andere gedachten te brengen. Wij zijn wat dit punt betreft vrij machteloos.
5
De heer Dubbelboer: Het meeste is eigenlijk al gezegd, mijnheer de voorzitter. Wij heb
ben ons standpunt over de taxivergunningen hier al tot twee of drie keer toe verwoord en
dat wijkt niet zoveel af van het standpunt van de andere partijen in de raad. De heer Tim
mermans en ondergetekende hebben zelfs met cijfers onderbouwd waarom wij vinden dat er
een taxibedrijf bij zou kunnen, althans aan de heer Drent taxivergunningen zouden kunnen
worden verleend. Ik heb dat ten tweede male nog een keer gedaan op theoretische gronden.
Ook daarmee is het college echter niet in zee gegaan. Het doet pijn om te merken dat de
overgrote meerderheid van de raad een bepaalde wil heeft en die wil niet door het college
verwoord ziet, uitsluitend vanwege het feit dat een en ander een autonome bevoegdheid van
het college is. Daarbij merkt het college op dat de raad, als die dat machtsmiddel wil gebrui
ken, die bevoegdheid maar bij het college weg moet halen. Het college zou ook naar de raad
kunnen luisteren en een en ander nog eens in heroverweging kunnen nemen op een wijze zo
als daarop ook door de heer Timmermans is aangedrongen. Ik moet de heer Van der Wal ge
lijk geven als het gaat om de houding van het CDA. Ook ik verbaas mij over die houding.
Wel van de toren afroepen dat het zo belangrijk is dat de heer Drent zijn recht krijgt en
vervolgens zeggen dat de CDA-fractie over deze kwestie in de toekomst niet meer het woord
zal voeren. (De heer Pruiksma: Heeft de heer Dubbelboer mij de naam van de heer Drent ho
ren noemen, mijnheer de voorzitter?) Ik vraag mij af of ik vanwege de "storing" aan mijn
linkerkant mijn laatste woorden moet herhalen. (De Voorzitter: Ik zou mij niet durven men
gen in een discussie, in die zin dat ik ga vertellen wat iemand moet zeggen. Ik neem aan dat
iedere fractie daartoe volledig zelf in staat is.) Ik wilde zeggen dat ik mij hogelijk verbaas
over een fractie die zegt: Het is een onderwerp waarmee wij het helemaal eens zijn, maar wij
spreken er in de toekomst maar niet meer over, omdat een en ander toch niet wordt gereali
seerd. Mijns inziens moeten wij die kant niet op. Mijn fractie zal in elk geval elke keer als
wij de kans krijgen op dit onderwerp blijven hameren.
De Voorzitter: Er is één inhoudelijke vraag gesteld door de heer Timmermans. Wellicht
wil de heer Geerts daarover iets zeggen.
De heer Geerts (weth.): Zoals wij altijd doen, behandelen wij ook deze zaak zorgvuldig.
De Taxi-adviescommissie heeft zich al over een en ander beraden. Zeer binnenkort zal het
college, na zorgvuldige overwegingen en na het advies van de Taxi-adviescommissie te heb
ben gelezen, een beslissing over deze kwestie nemen.
De heer Pruiksma: Om te voorkomen dat de heer Van der Wal zijn hoofd in de verkeerde
schoot legt wil ik nog het volgende opmerken. Ons standpunt is ingegeven door het feit dat
wij, de structuur kennende zoals die op dit moment functioneert, moeten constateren dat het
gaat om een bevoegdheid van b. en w. Wij zijn er in de discussie niet in geslaagd b. en w. te
overtuigen. In deze raadsperiode zullen wij op dit punt niet meer het woord voeren.
Om het geheugen van de heer Dubbelboer op te frissen het volgende. Als hij ook de
raadsstukken van de vorige raadsperiode zou hebben gelezen, dan zou hij hebben kunnen
weten dat op ons verzoek destijds de naam van de heer Drent uit de stukken is geschrapt.
Het ging ons niet om de heer Drent, het ging ons om het systeem zoals dat hier in Leeuwar
den functioneert. Maar de zaken dringen bij de heer Dubbelboer gemiddeld langzamer door!
Besloten wordt overeenkomstig het voorstel van b. en w.
Sub E, F en G.
De beschikkingen worden voor kennisgeving aangenomen.
Sub H.
De verzoeken worden in handen van b. en w. gesteld om preadvies.
Sub I.
De Voorzitter: Aan de orde is een op 15 februari jl. door de NVIH-COCafdeling Fries
land, en de gemeenteraadsfracties van de PvdA, PAL en D'66 opgestelde en aan het college
aangeboden homo-nota.
De heer Duijvendak: In dit punt gaat het om de mede door de fracties van PvdA, PAL en
D'66 opgestelde homo-nota. Namens die fracties wil ik graag een paar opmerkingen maken,
niet zozeer inhoudelijk, want die discussie komt nog, maar over de vraag waar deze kwestie
aan de orde moet worden gesteld voordat de discussie in de raad wordt gehouden. Die vraag
komt naar voren omdat het om een nieuw beleidsterrein gaat binnen de gemeente. Een en an
der wordt extra gecompliceerd, omdat het homo-beleid ook facetbeleid is en daar zitten wij