8 B. en w. honoreerden destijds de bouwaanvraag niet, waarop de commissie adviseerde het wel te doen en nu komen b. en w. met een voorstel aan de raad om daarop terug te komen. Een en ander stuit tegen mijn rechtsgevoel en is mijns inziens ook niet correct. Ik zou het college daarom willen vragen het advies van de vorige keer, waarvan het nu van mening is dat het niet kan, terug te sturen naar de commissie met de mededeling dat zij haar werk niet goed heeft gedaan. De commissie moet fungeren als een neutrale commissie. Aan het hoofd van die commissie zijn zeer bewust twee juristen aangesteld die niet in deze raad vertegenwoordigd zijn. Daardoor kan de commissie een maximale objectiviteit in haar werk tentoonspreiden, hetgeen zij tot nu toe ook heeft gedaan. Als het college nu de heer Hepkema echter de grond onder de voeten vandaan haalt door zelf met een advies te komen, dan denk ik dat dat niet helemaal correct is. Ik zou het college dan ook willen vragen het voorstel terug te nemen, een nader advies te vragen aan de commissie met daarbij de mededeling dat zij iets heeft ge adviseerd wat niet kan en punt I te handhaven. De commissie heeft immers eerst geadviseerd het beroepschrift gegrond te verklaren. Rekening houdend met het rechtsgevoel van ieder een maar zeer zeker met dat van onze fractie, zou het college er goed aan doen een en ander weer voor te leggen aan de commissie. Ik heb er al over gesproken met de voorzitter van de commissie en die zei dat hij helemaal niet vindt dat hij hierdoor voor de voeten gelopen wordt. Hij was de mening toegedaan dat iedereen wel eens een fout kan maken. Het college kan daarna dan alsnog een nader advies van de commissie aan de raad voorleggen. Daarmee zou het college het rechtsgevoel helemaal honoreren. Er is geen haast bij deze zaak, want de heer Hepkema heeft ook nog een procedure lopen in het kader van de Monumentenwet, het geen thans is uitgesteld. Op grond van het objectiviteitsbeginsel vraag ik dus aan b. en w. een en ander naar de commissie terug te sturen en nu geen beslissing te nemen. De heer Buurman: Ik sluit mij wat de procedure betreft aan bij het betoog van de heer Bijkersma. Het zal niet in de lijn van de commissie hebben gelegen om akkoord te gaan met het besluit zoals dat nu aan ons wordt voorgelegd. Het zou elegant geweest zijn wanneer het eerst zou zijn voorgelegd aan de Raadsadviescommissie voor de Beroep- en Bezwaarschriften. Een tweede opmerking betreft de tekst die even boven het midden op bladzijde 1 staat: "Terugverwijzing naar ons college teneinde opnieuw op de aanvraag te beslissen verdraagt zich niet met de in voormeld artikel opgenomen beroepsregeling." Mijns inziens is dat niet helemaal juist, het is niet per se uitgesloten. De Voorzitter: Ik moet zeggen dat wij er weinig aanleiding toe zien om het voorstel terug te nemen en terug te verwijzen naar de commissie. De procedure-verordening voor de be handeling van beroep- en bezwaarschriften voorziet daar ook niet in. Wij hebben de zaak, zoals die in de vorige raadsvergadering aan de orde is geweest, voorgelegd aan de commis sie, die daarover een advies heeft uitgebracht. Het advies is onderdeel van de beraadslagin gen. Met een deel van de besluitvorming konden wij niet goed uit de voeten, vandaar dat het thans weer op tafel wordt gelegd van het orgaan waar het hoort. Het orgaan dat in beroep een beslissing moet nemen dient de aanvraag opnieuw in volle omvang te toetsen aan de rele vante voorschriften en zelfstandig een oordeel over de aanvraag uit te spreken. Dat is aan de orde. Als de raad dat doet - wij hebben daartoe een voorzet gegeven, maar die hoeft u niet te volgen -dan is er een voor beroep vatbare beslissing gekomen en kan de heer Hep kema zich tot de Raad van State wenden en volledig aan zijn recht komen. Het terugverwij zen naar de commissie zou naar mijn smaak een precedentwerking kunnen hebben, die heel bedenkelijke gevolgen kan krijgen. De commissie heeft een advies uitgebracht. Daar kan men wel of niet procedurele en formele bezwaren tegen hebben, maar het advies is uitgebracht en heeft geleid tot een besluitvorming in de raad. Die besluitvorming is voor wat één deel be treft niet uitvoerbaar door het college van b. en w., omdat het orgaan dat in beroep een be slissing moet nemen dat besluit moet nemen. Het college kan niet op de stoel van de raad gaan zitten, vandaar dat wij het hier opnieuw hebben neergelegd. Als de raad nu een beslis sing neemt, die niet door de heer Hepkema als aanvaardbaar wordt ervaren, dan heeft hij een nieuwe rechtsgang en kan hij naar de Raad van State gaan. Het komt ons voor dat dat ook de enig juiste gang van zaken is. De heer Bijkersma: Ik praat niet over de heer Hepkema, ik praat over de raad. Ik vind dat de raad goed moet worden geïnformeerd. De raad heeft een adviescommissie in het leven geroepen die hem van advies dient. De voorzitter zegt dat in het besluit hiervoor geen in gang is gevonden. Er staat echter ook niet in dat het niet kan; ik heb het instellingsbesluit voor mij. Ik vraag niet om een ander advies, maar om een nader advies op grond van datge ne wat het college heeft geconstateerd. Ik zie niet in dat dat niet kan. Ik vind dat wij nu in dezen onzorgvuldig te werk gaan. Als men de stukken nakijkt, dan vind ik dat het college de zaken erg onzorgvuldig heeft bestudeerd. In de stukken staat dat het college de vorige keer van mening was dat het beroepschrift ongegrond moest worden verklaard. Ik vraag nu om zorgvuldigheid, doe één stap terug, hetgeen niets betekent want wij vragen gewoon om een nader advies. Het college zou dan helemaal tegemoet komen aan het rechtsgevoel. Ik heb 9 het dus niet over de heer Hepkema, ik heb het over onze fractie die vindt dat de raad wat dit betreft tekortschiet. De Voorzitter: In tweede termijn antwoordende denk ik dat wij elkaar in het geheel niet zullen overtuigen en kennelijk ook een wat andere beleving van rechtsgevoel hebben. Het vragen van een nader advies over een zaak die in wezen afgeprocedeerd is zou aanleiding kunnen geven tot een soort willekeur, want dan kan steeds weer worden teruggekomen op beslissingen die genomen zijn. Er is een advies uitgebracht door de commissie. Daar is wel wat op aan te merken, maar er is een advies uitgebracht. Op grond daarvan heeft de raad een beslissing genomen. Wat nu gezegd wordt is dat de terugverwijzing naar het college niet juist is en dat de raad zelf een beslissing moet nemen. De raad heeft zelf de bevoegdheid om de aanvraag opnieuw in volle omvang te toetsen en geheel zelfstandig een oordeel te geven. Die vrijheid heeft de raad. Er is mijns inziens volstrekt correct gehandeld door te zeggen dat het ons niet past, omdat wij in eerste linie een oordeel hebben gegeven. De vorige keer is dat er in de besluitvorming niet helemaal uit gekomen, maar dit element hoort op tafel van de raad thuis. Welnu, hier ligt het. Op het moment dat de raad een beslissing heeft geno men, is er een rechtsgang die verder gaat, namelijk naar de Raad van State. Wij zijn van mening dat wat dat betreft aan datgene wat het rechtsgevoel zou moeten bevredigen volledig is voldaan. Ik moet u zeggen dat wij er grote moeite mee hebben als over een dergelijke zaak, die op een bepaalde manier is afgehandeld - ook vandaag is er met betrekking tot de punten 1, 2 en 3 van de agenda een besluit genomen -, bij een volgende gelegenheid de dis cussie opnieuw zou kunnen worden opgetuigd en zou kunnen worden gevraagd om nog eens met een nader advies te komen. Wij zijn nu in een ander vakje terecht gekomen, dat spoort naar een hoger orgaan, namelijk de Raad van State. (De heer Bijkersma: U zegt dat het niet correct is op een eerder genomen beslissing terug te komen. Maar wat doet u in dit geval? Ook nu wordt de raad voorgesteld op een eerder genomen beslissing terug te komen. Dat lees ik toch echt in de stukken. Ik zal er nu verder niet op doorgaan, maar wij verschillen wat dit betreft echt van mening.) Wij hebben de zaak als college op tafel gekregen. Het col lege heeft geconstateerd dat het niet competent is en dat een en ander derhalve bij de raad op tafel moet liggen. Wij zijn er vanuit gegaan dat de raad dat onvoldoende heeft onderkend. Nou, beter ten halve gekeerd dan ten hele gedwaald. Beter kan iets op de tafel van de raad liggen waar de beslissing moet worden genomen dan dat het college pretendeert competentie te hebben op een punt waar het dat niet heeft. Dat alles tezamen genomen brengt ons op het standpunt dat wij geen behoefte hebben aan een nader advies. Wij zijn van mening dat de zaak rijp is om tot besluitvorming te geraken. Mijn vraag is dan ook of iemand stemming ver langt De heer Bijkersma: Mijn fractie wil om redenen van procedurele aard tegen dit voorstel stemmen. Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van b. en w. met aantekening dat de leden van de VVD-fractie wensen te worden geacht tegen te hebben gestemd. De Voorzitter: Ik heb al meegedeeld dat het agendapunt met betrekking tot de beleids notitie Gemeentelijke Sociale Dienst Leeuwarden aan de orde zal worden gesteld na behande ling van agendapunt 16 als punt 16a. Punt 16a (bijlage nr. 129). De Voorzitter: Aan de orde is thans: Beleidsnotitie Gemeentelijke Sociale Dienst Leeu warden (GSD De hear Jansma: Us tank, mynhear de foarsitter, dat dit punt nei foaren brocht is. It is al wer wat jierren lyn dat de CDA-fraksje oantrune hat op it ynstellen fan in Kommisje foar de Gemeentlike Sosjale Tsjinst. Sjoen it tanimmende en yngewikkeld wurdende wurk, it grut te belang fan in goed rinnende tsjinst en foaral de tanimmende belangstelling - dy is'hjoed de dei seis tige grut - fan de boargers foar alles wat de Gemeentlike Sosjale Tsjinst (GST) docht, wie it neffens üs needsaaklik dat der doe sa'n kommisje kaam. It hat nochal wat tiid koste ear't de yn it kolleezje-programma oankundige beliedsnotysje der kaam. Yn de Kommis je foar de GST en yn de iepenbiere gearkomste fan de Kommisje foar Folkssünens en Maat- skiplike Tsjinstferliening is der al it nedige fan sein. Spitich dat op dy iepenbiere gearkom ste noch de boarger, noch groepen boargers, noch ynstellingennoch de parse iennige be langstelling toanden. De reservearre stuollen bleaunen leech. It iennige foardiel foar de oan- wêzige riedsleden wie dat hja jüns al om goed healwei tolven ree wienen. Wat de beliedsnotysje oanbelanget it folgjende. Neffens üs is de notysje sa as dy üteinlik oan de ried presintearre is in goed stik wurk. De gearstallers fertsjinje alle wurdearring. It giet net oan om op alle 51 bledsiden kommentaar te jaan. Dêrom wol ik yngean op de punten

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1985 | | pagina 5