16 men zich in een ambtelijke notitie meent te moeten afzetten tegen andere sectoren van de sa menleving om het gedrag van mensen die de wet overtreden te billijken. Dat is niet de taak van de gemeentelijke overheid en geeft een afglijden naar een situatie waarbij weer anderen het recht zouden hebben om te zeggen: kijk eens naar al die mensen die misbruik maken van een onterechte uitkering. Nu begrijpt u zeker wel, mijnheer de winkelier of mijnheer de rechter, dat ik maar proletarisch ga winkelen. Uit een van de andere partijen is de opmer king gekomen dat deze uitspraken te lezen zouden zijn in een ambtelijke notitie van het mi nisterie. Waar deze uitspraken ook vandaan mogen komen, wij zijn het daar, in de context en de samenhang waar zij hier zijn gebruikt, niet mee eens. Datzelfde geldt voor de uitspraak op pagina 23 van de beleidsnotitie onder punt d. de anonimiteit van de verzorgingsstaat, waarin gesproken wordt van een stuk begrip bij de uit kerende instantie wanneer het overheidsoptreden niet meer vanzelfsprekend als legitiem wordt aanvaard. Dit bedoel ik met mijn opmerking aan het begin van mijn verhaal toen ik sprak over het feit dat de notitie over het geheel genomen teveel is geschreven zittende op de stoel van de uitkeringsgerechtigde. Ik vind dat je als gemeentelijke overheid wel mag constateren, dus zakelijk, dat er bepaalde tendensen in de samenleving bestaan, maar ik ben het niet eens met de wijze waarop in deze notitie een vergoelijkend woord wordt gesproken in de richting van mensen die het met het ten onrechte ontvangen van gemeenschapsgeld niet zo nauw nemen. De bedoelde wetten en beslissingen worden gemaakt en genomen in de Twee de en Eerste Kamer. Wij kiezen onze vertegenwoordigers in beide Kamers. Om dan de ten densen om overheidsbeslissingen als onjuist te ervaren in een notitie als deze goed te pra ten, gaat ons echt te ver. Ik wil dat dan ook afwijzen. Op pagina 24 van de beleidsnotitie wordt gezegd, ik citeer, "Naar ons oordeel zal dan ook geen ongewisheid moeten bestaan over de kontrole van de zijde van het uitvoeringsor gaan en evenmin over de houding ingeval van ontdekking." Op pagina 25 van de beleidsnoti tie staat onder 5.4. Maatregelen: "Naar onze mening kunnen wij niet volstaan met de bestrij ding van misbruik, maar valt van een samenhangend pakket van preventieve en repressieve maatregelen meer en aanvaardbaardere terugdringing van misbruik te verwachten." Naar aanleiding van deze uitspraken sla ik even het omgaan met anonieme berichten over en wil eerst het sanctiebeleid behandelen. In de commissies is het meeste gezegd over het sanctie beleid. Ik wil het wat dat onderwerp betreft hier dan ook kort houden. Wij waren niet tegen het aanpassen c.q. verminderen van de in 1983/1984 in Divosa-verband (Vereniging van Di recteuren van overheidsorganen voor sociale arbeid) vastgestelde sancties, maar blijven, zo als ik tijdens de commissiebespreking voorstelde, voor een grotere uniformiteit, een landelij ke gelijkstelling, van de genoemde percentages en het aantal sanctieweken. Wij zijn het ab soluut oneens met de voorgestelde halvering in de ernstig verwijtbare gevallen - het gaat zelfs om meer dan een halvering - van de voorgestelde straffen. Juist bij de ernstig verwijt bare overtredingen, wanneer men willens en wetens in de fout is gegaan, vinden wij dat zie ke heelmeesters stinkende wonden maken en dat de overtreders dan ook mogen weten dat op een ernstig verwijtbare overtreding een ernstige straf het enig juiste is. Als laatste punt wil ik ingaan op het omgaan met anonieme berichten zoals dat op bladzij de 29 van de beleidsnotitie is verwoord. Bij de behandeling in de commissie heb ik hier niets teveel over gezegd. Dit punt is in onze fractie ook uitgebreid aan de orde geweest. Boven dien heeft PAL dienaangaande een motie ingediend. Ik wil reeds nu in eerste instantie het standpunt van onze fractie over deze materie verwoorden. Wij zijn van mening dat wij met het omgaan met anonieme berichten zo voorzichtig moeten zijn als een kat in de porselein kast. De opsteller van de notitie zet echter de kat wel in de porseleinkast en zegt, nadat de deur is gesloten, beest ga je gang maar. Daarmee is dan de aangerichte schade gelegali seerd. Wij vinden het fout om dit als beleidsuitgangspunt te aanvaarden. Het betoog van de heer Jansma op dat punt kunnen wij wel onderschrijven. Ik zal de PAL-motie over dit onder werp nog nader bekijken en kom daar in tweede instantie op terug. Mevrouw Vlietstra: Ik zal beginnen met het maken van een aantal algemene opmerkingen en daarna de verschillende onderdelen van de beleidsnotitie GSD langslopen. In grote lijnen stemt de PvdA-fractie in met het beleid zoals dat verwoord is in de notitie. Er zijn twee pun ten ten aanzien waarvan dat voor een minderheid van onze fractie niet het geval is, maar ik kom daar bij de betreffende hoofdstukken op terug. Wij vinden het in zijn algemeenheid een goede nota, waarin duidelijk wordt weergegeven welk beleid is en zal worden gevoerd. De vaak uitzichtloze positie van uitkeringsgerechtig den is daarbij uitgangspunt en ons inziens is dat terecht. In die zin ben ik het dan ook niet eens met de heer Burg, die vindt dat b. en w. teveel op de stoel van de uitkeringsgerechtig den zijn gaan zitten. Wij vinden dat een terecht uitgangspunt van b. en w. Uit de inleiding van de beleidsnotitie wordt duidelijk dat het gaat om een momentopname en dat het college, mocht daartoe aanleiding bestaan, in afzonderlijke raadsbrieven op be langrijke onderdelen terug zal komen. Wij zijn het daar van harte mee eens en willen in dit verband in elk geval één punt noemen dat wat ons betreft op korte termijn aan de raad voor gelegd zou moeten worden, namelijk de zogenoemde voordeurdelersregeling waarvan wij vorig 17 jaar bij de behandeling van het minimabeleid al hebben gezegd dat wij die onaanvaardbaar vinden. In de afgelopen week is duidelijk geworden dat deze maatregel niet per één april maar per één juni ingevoerd gaat worden. Bovendien hebben wij in verschillende kranten kunnen lezen dat er nogal wat ambtenaren zijn bij sociale diensten die weigeren de maatregel uit te voeren en cliënten adviseren de wet, overigens op legale wijze, op dit punt te ontdui ken. De GSD Rotterdam heeft zelfs 5.000 exemplaren besteld van "De kleine gids voor de voordeurdeler" om zo zijn cliënten te informeren over de mogelijkheden om de voordeurde lersregeling te omzeilen. Onze eigen sociale dienst heeft, blijkens een bericht in de Leeuwar der Courant van afgelopen vrijdag, nogal lauw gereageerd. Ik heb daar grote moeite mee, zeker in het licht van de in deze notitie verschillende malen genoemde ruime interpretatie van wet- en regelgeving. Ik wil het college dan ook vragen om op korte termijn deze proble matiek mét het door b. en w. voorgestane beleid aan de raad voor te leggen. In de notitie worden verschillende maatregelen voorgesteld die er allemaal op gericht zijn de problemen, waarin veel uitkeringsgerechtigden verkeren, waar mogelijk te verzachten en wet- en regelgeving ruim te interpreteren. Wij hebben er behoefte aan regelmatig geïnfor meerd te worden over de effecten en de wijze van uitvoering van deze maatregelen. Dit zou kunnen door hiervan jaarlijks in het kader van het beleidsplan verslag te doen. Daaraan ge koppeld kan dan bekeken worden in hoeverre bestaande maatregelen bijgesteld en nieuwe maatregelen ingevoerd moeten worden. Dan nog een laatste algemene opmerking. Wij vinden het uiterst vervelend dat deze be langrijke notitie zo laat bij de raadsleden in de brievenbus viel. Wij hebben zelfs overwogen het college te vragen de behandeling van dit punt drie weken uit te stellen. Gezien het feit dat de notitie al veel later is verschenen - ook dat betreuren wij - dan is toegezegd, hebben wij besloten b. en w. niet een dergelijk verzoek te doen. Wel willen wij erbij het college op aandringen voortaan stukken zó tijdig toe te sturen dat de fracties voldoende gelegenheid hebben om een mening te vormen. De zaak waar het hier om gaat is te belangrijk om zo af te doen. Dan kom ik nu bij de verschillende hoofdstukken van de notitie. In hoofdstuk 2 wordt ingegaan op de taken van de GSD en de verschuivingen die daarin hebben plaatsgevonden. Wij stemmen nog steeds in met het zogenaamde financieel plus-pakket. Aan een goede uitvoe ring daarvan is echter een aantal voorwaarden verbonden. Met name is het nodig dat de GSD kan beschikken over voldoende menskracht, zodat niet alleen het "financieel" maar ook het "plus" voldoende kan worden uitgevoerd. Wat dat betreft wordt op verschillende plaatsen in de notitie het spanningsveld aangegeven tussen enerzijds de toenemende werkdruk en de daarmee gepaard gaande druk op de kwaliteit van de dienstverlening en anderzijds het uit gangspunt van het college om de extra werkdruk in eerste instantie op te vangen door orga nisatorische maatregelen. Het college zegt dat er op dit moment een aanvaardbaar evenwicht bestaat tussen deze zaken. Wij hebben onvoldoende inzicht om dit te kunnen beoordelen en gaan er daarom voorlopig vanuit dat de beoordeling van b. en w. juist is. Wel willen wij er op aandringen zeer alert te zijn op dit punt, zowel in het belang van de cliënten als van de werkers bij de GSD. Een regelmatig overleg van cliënten kan hierin een belangrijke signaal functie zijn. Ik kom overigens straks bij de behandeling van de PAL-motie nog op dit punt terug. In hoofdstuk 4 komt het beleid ten aanzien van de minima aan de orde. Wij zijn het eens met een aantal standpunten dat in dit hoofdstuk wordt verwoord en de conclusies die daar aan worden verbonden. Het college constateert dat het huidige minimum in steeds meer ge vallen ontoereikend is om in de noodzakelijke kosten van het bestaan te kunnen voorzien. Wij delen die constatering en ook de beleidsuitgangspunten die daarop volgen: een actief signa- leringsbeleid naar de rijksoverheid, zowel via de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) als rechtstreeks, en een actief eigen gemeentelijk minimabeleid, waarbij alle maatrege len die binnen de gemeentelijke mogelijkheden liggen worden benut. Een groot deel van deze maatregelen is al eerder in de raad aan de orde geweest en ik zal daar dan nu ook niet weer op ingaan. Over twee punten wil ik echter wel wat zeggen. In de eerste plaats het individualiseringsprincipe in de Algemene Bijstandswet (ABW). Dit lijkt ons een erg belangrijk instrument dat ten volle benut moet worden, omdat het meer dan de meeste andere maatregelen mogelijkheden biedt voor een extra financiële ondersteu ning. Wij zijn het dan ook eens met het standpunt van het college zoals dat verwoord is on deraan op bladzijde 17. Wij willen graag te zijner tijd geïnformeerd worden over de effecten van deze maatregel. Het tweede punt is het schuldsaneringsbeleid. Het is afschuwelijk te moeten constateren dat steeds meer mensen dreigen te verzuipen in hun schulden en dat de Gemeenschappelijke Kredietbank Friesland (GKB) in toenemende mate niet in staat is met en voor deze mensen een oplossing te vinden. In dat kader hebben wij grote moeite met de harde opstelling van woningbouwcorporaties en nutsinstellingen ten aanzien van schuldenaren. In feite is de situ atie voor veel mensen met schulden hopeloos en hebben ook b. en w. weinig mogelijkheden om echt te helpen. De mogelijkheden die het college wel heeft moeten dan ook maximaal worden benut. Daarbij valt in de eerste plaats te denken aan een intensieve toepassing van het indi-

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1985 | | pagina 9