18
B. en w. zeggen dat de commissie haar taak maar gedeeltelijk heeft uitgevoerd en dat het
rapport aan vele kanten rammelt. Ik ben het met die opmerking van b. en w. eens. Ik ben
het ermee eens dat de conclusies van de commissie Odinga zwak onderbouwd zijn, maar dat
wil nog niet zeggen dat die conclusies op zich zelf onjuist zouden zijn. Integendeel, ik denk
dat de conclusies juist zijnalleen dat wij met elkaar zullen moeten kijken hoe die onder
bouwd zouden kunnen worden. Wat mis ik in het commentaar van b. en w. op het rapport van
de commissie Odinga? B. en w. hadden volgens mij veel duidelijker moeten zeggen dat de
werkwijze van de commissie niet zo is geweest als die had moeten zijn.
De commissie Odinga schrijft dat zij met allerlei mensen gesprekken heeft gevoerd. Maar
mijn informatie is - en die informatie is ook bij b. en w. uitstekend bekend - dat er amper
gesprekken gevoerd zijn met bijvoorbeeld de personeelsleden. En als je dan naar de op
dracht kijkt die wij gegeven hebben aan de commissie dan is dat een beetje een wonderlijke
zaak. Ik citeer: "Ten aanzien van de personeelsproblematiek merken wij het volgende op. De
door het stichtingsbestuur ter zake beschikbaar gestelde gegevens omtrent het gevoerde
personeelsbeleid geven ons geen aanleiding tot het maken van opmerkingen. Wij zijn ons er
evenwel van bewust dat in de rapportage slechts de visie van één van de in deze problema
tiek betrokken partijen wordt weergegeven i.e. het stichtingsbestuur." Ten einde tot een
meer objectieve beoordeling van de ontstane situatie te kunnen komen moeten wij dus een on
afhankelijke commissie instellen. Eén kant is maar gehoord, de andere kant moet ook gehoord
worden. Het probleem is echter dat de commissie Odinga dat niet gedaan heeft. Zij heeft niet
gesproken met de mensen die ontslagen zijn en ook niet met de mensen die brieven aan de
raad hebben gestuurd. Als je dat als b. en w. constateert, dan is het volgens mij op zijn
minst terecht om te constateren dat de commissie haar taak niet heeft uitgevoerd op een ma
nier zoals wij dat als raad graag gezien hadden.
De wethouder zegt het volgende in de commissie over wat er gebeurd zou zijn als er wel met
die personeelsleden was gepraat. Dan waren alle problemen rondom deze personeelsleden uit
gebreid opnieuw ter sprake gekomen en dat zou zo pijnlijk zijn, aldus de wethouder, voor die
mensen. Dan ga je er al vanuit dat blijkbaar bij die personeelsleden veel problemen zijn die zij
mede zelf veroorzaakt zouden hebben. Dat zou nu juist onderzocht moeten worden en ik vind
niet dat de wethouder daar bij voorbaat vanuit mag gaan. Ik zou één voorbeeld willen geven.
Eén van de dingen die duidelijk naar voren komt is een diefstal van f. 50.000,— Nu blijft vol
strekt in het ongewisse hoe dat heeft kunnen gebeuren. Er wordt niet gezegd dat personeels
leden zelf om een onderzoek gevraagd hebben. Als de commissie Odinga met personeelsleden
had gepraat dan had zij kunnen horen dat de personeelsleden zelf aangedrongen hadden op
een onafhankelijk onderzoek om er achter te komen hoe die f. 50.000,verdwenen is. Nu blijft
er een vaagheid hangen dat personeelsleden dat bedrag weieens verduisterd zouden kunnen
hebben.
Volgens mij moet je constateren dat het onderzoek onzorgvuldig geweest is en dat nu
niet de blaam van de personeelsleden gezuiverd is, maar dat juist allerlei suggesties die in
het rapport staan daarmee zijn blijven hangen. Ik vind dat met de personeelsleden had moe
ten worden gesproken, juist om hen van alle blaam te kunnen zuiveren en er niet bij voor
baat vanuit gaan, wat de wethouder blijkbaar doet, dat er inderdaad blaam zou zijn.
Andere fracties zijn ook ingegaan op het feit dat de wijze waarop het rapport naar bui
ten is gebracht opnieuw schade doet aan de privacy van de betrokken personeelsleden. In
de commissie heb ik daarvan al gezegd dat dat ook volgens mij tegen de afspraken was.
Dan de betrokkenheid van de gemeente en de wijze waarop het college zich zelf tracht
schoon te wassen. De commissie concludeert dat informatie niet tijdig is doorgegeven aan de
raad en aan b. en w. en dat er niet snel en doortastend is opgetreden. B. en w. beweren
glashard het tegenovergestelde. Ik vraag mij af hoe b. en w. dat denken te kunnen volhou
den. Al in de loop van 1983 is er volgens mij door b. en w. niet adequaat gereageerd. De
heer Boelens heeft keurig alle cijfers en financiële tekorten op een rijtje gezet, maar hij
heeft vergeten daarbij de conclusie te trekken dat in september 1983, op het moment dat de
PAL-fractie vragen stelt over de financiële situatie en de personeelsproblemen, b. en w.
doodleuk antwoorden"Overigens merken wij op dat het beleid dat ten aanzien van de mane
ge wordt gevoerd een verantwoordelijkheid van het stichtingsbestuur is. De gemeente is
hierbij slechts direct betrokken voorzover het gevoerde of te voeren beleid aantoonbaar zou
leiden tot financiële problemen." Let wel, dat is gezegd in september 1983. Wat weten b. en
w. dan? Zij weten dat er op 24 maart 1983, een halfjaar daarvoor, een lening van f. 150.000,—
wordt aangevraagd. B. en w. weten op 31 mei, drie maanden daarvoor, dat het tekort over
1982 f. 117.000,is en eind augustus dat het tekort over de eerste helft van 1983
f. 154.000,— is.
Als je als college dergelijke dingen weet, dan kun je toch niet op die manier antwoorden
op vragen van een raadsfractie? Die gegevens zijn toen niet op tafel gekomen en ook niet in
oktober toen hier een brief op onze tafels lag van een aantal werknemers met het verzoek om
een onafhankelijke commissie in te stellen. Ook toen hebben b. en w. weer mooi weer ge
speeld. Je kunt dat niet volhouden als je ziet wat b. en w. op dat moment al wisten. B. en w.
hebben veel te lang getreuzeld met ingrijpen en met het instellen van een onafhankelijke
19
commissie. Daardoor heeft hetzelfde bestuur opnieuw de kans gekregen om met nieuwe voorstel
len te komen en zaten wij hier in februari 1984 voor het blok, omdat wij krediet beschikbaar
moesten stellen zonder dat er goede voorstellen lagen van een onafhankelijke club met be
trekking tot de voortzetting van de manege. Hetzelfde bestuur dat tot dan toe steeds gefaald
had kwam met nieuwe voorstellen. De onafhankelijke commissie is pas in februari ingesteld en
niet, zoals wij hadden voorgesteld, in september 1983. Overigens, dat is nog wel een aardig
detail, heeft ook het stichtingsbestuur erbij het college op aangedrongen om die commissie eer
der in te stellen. Er kan dus niet gesteld worden dat het stichtingsbestuur heeft gezegd dat
met het instellen van een dergelijke commissie moest worden gewacht. Ook het stichtingsbe
stuur heeft in een eerder stadium daarop aangedrongen. Wat dat betreft denk ik dat de fout
volledig bij b. en w. ligt.
Dan nog even de zin waar alles wat mij betreft om draait in de verdediging van b. en w.:
"In het voorgaande zijn wij zo uitvoerig - naar desondanks in hoofdlijnen - op de betrokken
heid van de gemeente ingegaan, om duidelijk te maken dat er sprake is geweest van voortdu
rend en alert reageren op de zich voordoende omstandigheden m.b.t. de manege waar het het
gemeentelijk belang bij de (financiële) situatie betreft." Ik zou graag willen dat de wethou
der een en ander nog eens uitlegt. Bovendien wil ik voorstellen, op grond van de dingen die
ik en andere oppositiepartijen nu naar voren hebben gebracht, de aangehaalde zinsnede uit
de raadsbrief te schrappen, omdat die nog wel erg ongeloofwaardig voorkomt. (De heer Buur
man: Ik behoor niet tot de oppositiepartijen hoor!) Ik ben van mening dat partijen die niet
in het college zitten tot de oppositie behoren, maar daar kun je van mening over verschillen.
Er is nog meer materiaal om aan te tonen dat b. en w. niet alert gereageerd hebben. Want
wat is er gebeurd na februari 1984, toen wij dat krediet verschaft hebben? Via de krant
moeten wij vernemen dat er na februari sprake is van het vullen van het ene gat door het
andere. In mei komt de commissie Odinga dan ook bij wethouder De Vries op bezoek en
vraagt hem om alstublieft een beslissing op dat moment te nemen. De commissie komt pas met
haar rapport na de zomervakantie en het lukt haar niet om daarvoor met dat rapport te ko
men. Bovendien moet niet worden gedacht dat op grond van het rapport van de commissie
Odinga een besluit kan worden genomen om door te gaan met de manege. B. en w. krijgen
adviezen van de afdeling Welzijn en de afdeling Financiën en Belastingen waarin staat: houd
alstublieft op met het uitgeven van het krediet van f. 250.000,wij hebben nog f. 113.000,
in huis, laten wij dat in huis houden en niet alsnog ook uitgeven door nu een besluit te ne
men om de manege failliet te laten gaan. Wat doen b. en w.? Zij besluiten om wel door te gaan
en de commissie Odinga te vragen om toch alstublieft snel met het rapport te komen omdat
daar toch vooral op gewacht moet worden, ondanks dat de commissie zelf zegt dat dat niet
hoeft en ondanks dat de wethouder heel goed weet dat de commissie op vakantie gaat. De
commissie ging namelijk op vakantie nadat zij op bezoek was geweest bij de wethouder. De
wethouder wist dus dat hij het rapport niet op korte termijn zou krijgen.
Daarmee wordt de rol van het rapport eigenlijk ook heel onduidelijk. Eigenlijk had het
rapport in februari op tafel moeten liggen, want dan was het zinvol geweest en dan hadden
wij over die f. 250.000,kunnen praten in het kader van een werkelijk nieuwe structuur van
de manege. In de formulering van de taken van de commissie wordt de personele problema
tiek juist wel naar de voorgrond gehaald; dat heb ik zojuist geciteerd. Alleen het rare is dat
op het moment dat de commissie wordt ingesteld, tenslotte na lang treuzelen van b. en w.in
februari dan de meeste werknemers al ontslagen zijn. Dat is inderdaad niet zo zinvol meer.
Wat bleef dan nog wel over als taak voor de commissie? Aanbevelingen doen voor beheer en
exploitatie van de manege in de toekomst. Maar dan wordt de rol van het rapport nog ondui
delijker
Aan de ene kant benadrukt de wethouder dat hij per se op de eindconclusies van de
werkgroep wil wachten alvorens wel of niet tot een faillissement te besluiten, dit zelfs tegen
het advies van de werkgroep in die in mei met vakantie ging. Aan de andere kant wordt ons
in september in de Commissie voor Financiën verteld dat het besluit tot faillissement genomen
kan worden, want de eindrapportage van de ingestelde commissie zal er niets toe- of afdoen.
Zo ken ik er nog een paar! Als ik in die commissie zou zitten, zou ik helemaal boos zijn.
Want waarom wordt die commissie ingesteld? Aan de ene kant moeten wij wachten op het rap
port, maar aan de andere kant constateert de wethouder een paar maanden later dat dat er
niets toe doet. Ja, dat had ik de wethouder ook al in mei verteld. Ik snap niet hoe de wet
houder en het college omgegaan zijn met dat rapport en hoe zij dat kunnen verantwoorden
naar de commissie toe. Waarom hebben b. en w. niet gekeken naar de opdracht die de raad
heeft gegeven, wat de commissie er van gemaakt heeft en waar zij zelf gefaald hebben. Om
dan alles maar af te schuiven naar het bestuur en helemaal niet te kijken naar de fouten die
b. en w. zelf hebben gemaakt, vind ik op zijn minst zeer onzorgvuldig. Politiek gezien is
daarbij belangrijk dat wij als raad voortdurend buitenspel gezet zijn. Ik kom daar zo meteen
nog op terug.
Dan de opmerkingen van de commissie Odinga met betrekking tot het bestuursbeleid. Ik
ben het ermee eens dat b. en w. zeggen dat het bestuur op een aantal punten gefaald heeft
en dat zij de conclusies onderschrijven die ook door de commissie Odinga al getrokken wor-