22 een bedrag van f. 250.000,de u bekende geldlening. Wij hebben ook in de desbetreffende raadsbrief gezet dat wij daarmee hopen dat het bestuur van de manege deze herkansing kan aangrijpen om schoon schip te maken met de financiële druk van dat moment en dat men ver der kan functioneren. Wij hebben nadrukkelijk gezegd - ten opzichte van de raad hebben wij daar ook geen geheim van gemaakt - dat hier risico's aan waren verbonden. Maar waarom verstrekten wij genoemde geldlening? Wij hadden in de raad en daarbuiten een nadrukkelijke sfeer ontdekt waaruit bleek dat men van mening was dat het hier ging om een sportvoorziening die in Leeuwarden niet kan worden gemist. Bovendien hadden wij redelijke verwachtingen dat het bestuur er in zou sla gen het versoberingsplan ook werkelijkheid te laten worden. Als gevraagd wordt of wij op dat moment niet wisten dat de f. 250.000,bij lange na niet toereikend zou zijn om de finan ciële problemen het hoofd te bieden, dan moet ik daarop antwoorden dat wij dat niet wisten. Wij wisten wel dat f. 250.000,niet toereikend was, maar er speelde nog iets anders mee. Men had namelijk ook nog een bedrag aan premie op grond van de Wet Investeringsrekening (WIR) tegoed. Wij rekenden er op dat men met de WIR-premie en de lening, die onder hypo thecair verband is verstrekt, de zaak rond zou kunnen krijgen. Welnu, dat is niet het geval gebleken. Maar het moment waarop je dan als gemeente kunt ingrijpen is bijzonder moeilijk vast te stellen. Toen in mei 1984 de commissie Odinga kwam zeggen, nadat zij al een eind gevorderd was met haar onderzoek, dat zij het niet meer zag zitten en dat het het beste was om nu maar een beslissing te nemen, hebben wij de volgende twee dingen overwogen. Wij hebben eerst nog gevraagd of het mogelijk was of de commissie op korte termijn rapporteerde, eventueel met een tussenrapport. Dat werd niet mogelijk geacht. Iets anders was dat wij ons afvroegen hoe wij, zonder dat wij over schriftelijke informatie van de kant van de commissie beschikten, naar de raad konden gaan en zeggen dat de commissie mondeling meegedeeld had dat zij het niet meer zag zitten. Maar waarom dat zo is moeten wij nog afwachten, want daarover is nog niet gerapporteerd. Een ander punt in dit geheel was dat wij een indicatie meenden te hebben dat in de zo mermaanden de exploitatielasten van de manege dermate gedrukt zouden kunnen worden dat - de aflossing kon weliswaar niet aan de bank worden betaald, maar daarvoor was de ge meentegarantie aanspreekbaar - men inkomsten en uitgaven in een bepaald evenwicht zou kunnen houden. Maar ook dat uitgangspunt bleek niet haalbaar te zijn. Want nadat men aan vankelijk surséance van betaling had aangevraagd, bleek al gauw dat de curator dat niet zag zitten. Toen is de zaak snel afgegleden naar een faillissement. Wanneer nu gevraagd wordt wat de gemeente had kunnen doen, dan moet ik daarop ant woorden dat wij misschien hadden kunnen bevorderen dat het faillissement er een paar maan den eerder was geweest. Wij hebben de Commissie voor Sport en Recreatie en de Commissie voor de Financiën in het voorjaar van 1984 geraadpleegd. Wij hebben toen gezegd dat het er slecht voor stond met de manege en dat b. en w. vonden dat wij, naast de middelen die al ge ïnvesteerd zijn, niet verder moeten gaan. De commissies is gevraagd wat hun bevindingen daarover waren. Vanuit de commissies is toen duidelijk het signaal gegeven dat er geen ver dere financiële medewerking moest worden verleend. Moest die financiële medewerking wel worden verleend, dan zou dat op dat moment ertoe hebben geleid dat wij er rekening mee moesten houden dat wij minstens f. 100.000,per jaar in de exploitatie van de manege had den moeten bijdragen. Kortom, mijnheer de voorzitter, wij wisten dat er problemen waren, maar het was voor het college een onmogelijke zaak om daar anders op in te schieten dan via de procesgang die zich nu heeft afgespeeld. De positie van de waarnemer. Wij hebben toegezegd dat wij dit onderwerp specifiek aan de orde zullen stellen in de Commissie voor Bestuurlijke Aangelegenheden, omdat het waar nemerschap niet alleen hier speelt maar ook in een aantal andere subsidieverhoudingen in onze gemeentelijke huishouding. Over deze waarnemer - ik ben blij dat mevrouw De Jong dat ook heeft opgemerkt - kan ik alleen maar zeggen dat die alert heeft gereageerd en wel dege lijk alle "ins en outs" rondom de problematiek van de manege op de juiste momenten aan het college en in ieder geval aan ondergetekende heeft gemeld. U heeft ook in de dossiers de verschillende rapportages kunnen aantreffen - die in tijdsvolgorde elkaar volgen - die hier over aan het college van b. en w. zijn gedaan. De heer Meijerhof heeft gevraagd waarom het zo lang heeft geduurd voordat deze zaak aan de orde komt. In maar 1983 komt namelijk het eerste signaal en een goed jaar later wordt een en ander aanhangig gemaakt. Op zich zelf is dat wel juist, maar ik wijs er op dat na het eerste signaal in maart 1983 er een ambtelijk advies moest worden voorbereid, waarbij bleek dat er verschillende gegevens niet voorhanden waren. Tevens lag de vraag om een accoun tantsrapport op tafel. Pas in juni konden de cijfers dienaangaande worden geleverd. Kortom, begin juni 1983 krijgen wij voor het eerst inzicht in de vraag hoe de zaak er voor ligt. Wij staan op dat moment al voor de vakanties van de verschillende medewerkers op de secretarie en ook van de leden van het college. In de eerste vergadering van b. en w. na de vakanties, ergens in augustus, komt de 23 zaak weer aan de orde. Op 20 september wordt besloten om niet verder garanties te verle nen, maar met het bestuur van de manege te gaan overleggen over de gewijzigde structuur. Ik heb zojuist al gezegd dat in november 1983 het bedoelde plan van het bestuur van de ma nege is gekomen. In januari 1984 komt in b. en w. het voorstel aan de orde voor de geldle ning van f. 250.000,Op 31 januari gaat dat voorstel naar de Commissie voor Sport en Re creatie en in februari wordt dat in de raad behandeld. Als ik de tijdsduur zo overzie, dan moet ik zeggen dat het wel lang heeft geduurd, maar dat de omstandigheden daartoe aanlei ding gaven. De informatie die tussen maart en juni boven water moest worden gehaald loog er niet om. Het heeft ook vrij lang geduurd om de hele zaak op een rij te krijgen, namelijk van september tot februari. Maar het is niet zo dat deze zaak niet voortdurend de nodige aandacht heeft gehad. Als in februari de raad een besluit neemt, duurt het nog tot eind april voordat de goedkeuring van gedeputeerde staten er is. In zo'n situatie krijg je een reeks van tijdsverliezenten aanzien waarvan men achteraf zegt dat het wel erg lang heeft geduurd allemaal. Ik geloof niet dat dat veel eerder had gekund. De heer Meijerhof heeft ook het punt aangesneden van het laten onderzoeken van een dergelijke gecompliceerde zaak door een aantal goedwillende vrijwillige amateurs. Achteraf kun je zeggen dat je, wanneer zich zo iets weer eens voordoet, van tevoren goed overweegt hoe je de zaak wilt aanpakken. Maar wij vinden wel dat, wanneer wij hier professionele on derzoekers bij hadden betrokken, dat een vrij kostbare zaak zou zijn geweest. Wij hadden het gevoel en de verwachting dat de huidige commissieleden op grond van bestuurlijke erva ring en financieel inzicht en met behulp van een secretaris uit het secretarie-personeel in staat zouden zijn de zaak vrij goed en exact boven water te krijgen. Mijnheer de voorzitter, de heren Meijerhof, De Beer en Buurman hebben gevraagd wat wij van deze zaak hebben geleerd. Wij hebben er van geleerd dat wij er voor de toekomst ge woon rekening mee moeten houden dat de gemeente, hoe goed de controle en het volgen van instellingen op zich ook is, altijd risico's blijft lopen. Je kunt echter proberen om de spelre gels, die je stelt ten aanzien van de voorwaarden waaronder je een garantie verleent, zo strak mogelijk te volgen en te begeleiden. In eerste aanleg hoor je er vanuit te gaan dat de instellingen waarvoor de garanties gelden stuk voor stuk gemeenschapsdoelen proberen na te streven. Van de instellingen mag je verwachten dat zij volledig te goeder trouw proberen de zaak zo goed mogelijk te runnen. Ik ben ervan overtuigd dat het bestuur van de manege die intentie ook duidelijk heeft gehad. Er waren echter tal van complicerende factoren in het spel die een en ander voor het bestuur extra moeilijk hebben gemaakt. Het stellen van sanc ties hoeft op zich zelf geen probleem te zijn. Je zult echter heel goed moeten afwegen in wel ke gevallen je wel en niet garanties gaat verlenen. De gemeenteraad heeft uiteindelijk ten aanzien van een dergelijke zaak de beslissende stem. Via regelmatige contacten, via een duidelijke verslaglegging, via een goede en tijdige rapportage moet je in staat zijn om de raadscommissies in een dergelijke zaak te betrekken. Ik wil ten aanzien van de verdere uitgangspunten rondom het waarnemersschap volstaan met te verwijzen naar de behandeling hierover in de Commissie voor Bestuurlijke Aangelegenhe den. Mijnheer de voorzitter, er is nog een opmerking over de privacy en over de wijze hoe wij hier met het rapport hebben omgesprongen. Mevrouw De Jong heeft ter zake een vrij scher pe opmerking gemaakt. Zij vindt dat wij deze hele zaak niet goed hebben gespeeld. Ik wil er op wijzen dat wij in de besloten vergadering van december van de Commissie voor Sport en Recreatie en de Commissie voor de Financiën met elkander hebben overwogen - de vergade ring stond onder leiding van de heer Bijkersma - wat hier zou moeten gebeuren. Er is toen inderdaad van verschillende kanten aangedrongen op maximale openheid. Ik heb op dat mo ment reeds gezegd dat b. en w. er grote problemen mee zouden hebben, omdat er sprake was van zo'n verstrengeling van zakelijke en privacy momenten, om het rapport in deze vorm openbaar te maken. Er is toen van de kant van de commissies op aangedrongen om dan maar een samenvatting van het rapport te geven. Daar hebben wij bewust van afgezien, want wij wilden niet het risico lopen dat er later gezegd zou worden dat het rapport een stuk inleg kunde van de kant van het college zou zijn. Bovendien hebben wij van een samenvatting af gezien, omdat wij de raad als zodanig geen enkele informatie wilden onthouden. De stukken lagen voor alle raadsleden ter inzage- Men kon precies nagaan hoe de zaak er voor stond. Nochtans was er een duidelijke hang om ook naar buiten toe een stuk informatie te geven, mede ook omdat deze zaak politiek nogal wat beroering had opgewekt. Toen bleek dat er he laas in de Commissie voor Sport en Recreatie en de Commissie voor de Financiën een duidelijk lek was - iemand heeft de zaak doorgespeeld aan de pers, die dat heeft gepubliceerd - heb ben wij gezegd dat het op dat moment weinig zin meer had om het volledige rapport in de vertrouwelijke sfeer te houden. Het college heeft besloten om alle namen uit het rapport te halen en dat de rest ter kennis wordt gebracht van de buitenstaanders die voor deze materie belangstelling hebben. Als er nu gezegd wordt dat iedere kenner de doorgehaalde namen in het rapport kan invullen dan zal dat misschien wel zo zijn, maar wij hebben niet de indruk gekregen dat de wijze waarop wij het rapport publiek hebben gemaakt schadelijk is geweest voor de betrokken mensen. Signalen in die richting hebben wij althans niet ontvangen.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1985 | | pagina 12