31 Van der Wal: Ik verdedig mij wel als er dergelijke persoonlijke dingen gezegd worden. Ik vind dat de wethouder hier een politieke verantwoordelijkheid heeft. Maar hij geeft zich ook in twee de instantie zelf een bewijs van politiek onvermogen.) Die verantwoordelijkheid hadden wij ook voor de zaak waar de heer Van der Wal voor pleit. Waar het in de praktijk om gaat is het volgende. Wanneer het gaat om subsidiëring van instellingen, dan kun je voorwaarden stel len. In onze subsidieverordening zijn allerlei bepalingen opgenomen. Als een instelling zich daaraan niet houdt, dan kun je het bestuur daarvan op een gegeven moment ter verantwoor ding roepen. Maar dan nog is het in de praktijk dikwijls verschrikkelijk moeilijk in te schat ten waar ie terecht komt. Want wanneer de subsidiëring wordt beëindigd betekent dat ook het einde van een instelling. Bovendien kunnen er naar aanleiding van de beëindiging van de subsidie mensen worden ontslagen. Vandaar dat het gemakkelijker is deze zaak theoretisch te benaderen dan de praktische uitvloeiselen ervan te accepteren. De situatie voor het geven van garanties voor leningen is nog gecompliceerder. De zaak waar wij het nu over hebben is daar een voorbeeld van. De manege heeft tot en met 1983 aan haar verantwoordelijkheden ten aanzien van de bankverplichtingen voldaan. Uit dien hoofde zijn wij pas later aangesproken. Dat wij wisten dat er problemen waren kwam door de aan vragen om eenmalige hulp. Mijnheer de voorzitter, nogmaals, de bijdrage van f. 590.000, was voor ons een duidelijke indicatie dat de gemeente groot belang hechtte aan het functio neren van deze instelling. Op de vraag van de heer Meijerhof hoe groot het bedrag is dat nu voor rekening van de gemeente resteert kan ik antwoorden dat rekening moet worden gehouden met een bedrag in de orde van grootte van vier ton. Wij denken dat de rest straks bij de afwikkeling van het faillissement terug zal worden ontvangen. Ik wil nogmaals herhalen dat wij bij iedere garantieverlening een risico lopen. De gemeen te Leeuwarden heeft op dit moment aan lopende garanties te maken met een bedrag in de orde van grootte van 400 miljoen. De mogelijkheid dat zich nog eens problemen kunnen voordoen is dus stellig niet uitgesloten. Daarom is het goed de spelregels ten aanzien van deze hele zaak nog eens door te lopen, waarvoor de Commissie voor Bestuurlijke Aangelegenheden in de markt is. Ik denk dat ik met deze toelichting kan volstaan, mijnheer de voorzitter. Mevrouw Jongedijk-Welles is inmiddels ter vergadering gekomen. De Voorzitter: Aan de orde is de stemming. De heer Bijkersma: De heer De Beer heeft een aantal duidelijke vragen gesteld aan de wethouder omtrent de opdracht aan de commissie, maar die zij niet vervuld heeft. Wat zijn de oorzaken van de tekortkomingen en de gebreken daarin? Ik vind het toch wel essentieel dat de heer De Beer antwoord krijgt op zijn vragen. De heer De Vries (weth.): Wij kunnen de commissie Odinga niet opnieuw reactiveren en vragen of zij op bepaalde zaken nader in wil gaan. De commissie heeft ons het rapport aan geboden op een moment waarop zij geen verdere mogelijkheden voor haar functioneren meer zag, mede op grond van datgene waarvan de raad is uitgegaan toen de commissie werd inge steld. Tegen die achtergrond menen wij dat het weinig zin had en heeft, en dat het ook praktisch niet kan, om de commissie opnieuw te vragen een onderzoek te verrichten naar be paalde door ons aan te dragen onderwerpen. (De heer Bijkersma: Dat is ook niet gevraagd. Maar u had toch wel kunnen constateren dat die vragen niet beantwoord waren? U bent nu nog niet aan de weet gekomen waarom de tekortkomingen zijn ontstaan. Daar had u beter op in moeten gaan.) In de notulen van de commissievergadering van 10 december 1984 staat: "De gezamenlijke commissie is van mening, dat de rapportage voldoende is om inzicht te krij gen in de punten A. en B.," - punt a betreft de organisatorische en personele situatie en punt b betreft de oorzaken van eventuele tekortkomingen of gebreken daarin - "van de taakopdracht van de onafhankelijke commissie en dat er geen behoefte bestaat aan een nade re rapportage omtrent aanbevelingen voor beheer en exploitatie van de manege in de toe komst." (De heer Bijkersma: Ik maak nu toch wel bezwaar tegen het citeren uit notulen van een vertrouwelijke vergadering. Wij hebben nu te maken met een raadsvergadering waarin de heer De Beer vragen heeft gesteld. De wethouder mag zich niet verschuilen achter die com missie.) Ik dank u wel, mijnheer de voorzitter. De Voorzitter: Het wordt natuurlijk wel verschrikkelijk moeilijk als je, wanneer in com missoriaal verband zakelijk over een onderwerp gesproken is en er vragen gesteld zijn waar op het antwoord in die bespreking is gegeven, een en ander niet zou mogen hanteren. Ik constateer dat de tweede termijn ten einde is. Aan de orde is eerst de stemming over de motie van PAL 32 De motie van de heren Duijvendak en Siemonsma wordt verworpen met 32 tegen 5 stem men. (Voor de motie stemmen de leden van de fracties van PAL en D'66.) De Voorzitter: Aan de orde is de stemming over het voorstel van b. en w. Besloten wordt overeenkomstig het voorstel van b. en w. met inachtneming van de toe zegging van de wethouder en met aantekening dat de fracties van PAL en D'66 wensen te worden geacht tegen te hebben gestemd. Punten 4 t.e.m. 13 (bijlagen nrs. 134, 136, 138, 133, 137, 143, 135, 139, 140 en 144). Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig de voorstellen van b. en w. Punt 14 (bijlage nr. 145). De Voorzitter: Dit punt luidt: Voorbereidingsbesluit ex artikel 21 van de Wet op de ruimtelijke ordening voor het plangebied Wielenpólle. De heer Van der WalBij de behandeling van dit punt in de Commissie voor de Ruimtelij ke Ordening was er een brief van het buurt- en jeugdwerk Wielenpólle. De wethouder kon niet op die brief reageren, omdat hij die niet in zijn bezit had. Hij heeft beloofd om in de raadsvergadering op genoemde brief terug te komen. In de brief wordt verzocht om de nor male inspraak van de Wielenpólle bij het vaststellen van het bestemmingsplan. Mevrouw Van Dijk-van Terwisga: Het is gebleken dat bij het ontwerpen van dit bestem mingsplan, dat reeds naar verschillende instanties is gestuurd voor het overleg ex artikel 8 van het Besluit op de ruimtelijke ordening, de bewonersorganisatie niet is betrokken. Wij vinden dat geen passende gang van zaken en dringen er op aan deze bewoners alsnog te ho ren. Met het voorliggende besluit kunnen wij ons verder wel verenigen. De heer Geerts (weth.)Op 28 april 1982 is er een avond geweest voor de bewoners van het plangebied Wielenpólle. Bovendien zijn er een aantal keren gesprekken geweest met be woners over de problematiek van de MIRO. Het is inderdaad waar dat de bewoners niet ge hoord zijn wat betreft de ontwikkeling van het bestemmingsplan. Ik heb in overleg met de dienst afgesproken dat dat alsnog zal gebeuren. Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van b. en w. Punt 15 (bijlage nr. 141). De Voorzitter: Aan de orde is thans: Vaststelling van het bestemmingsplan Breedstraat. Ik attendeer u er op dat er een brief van 22 april 1985 van de Vereniging Voorstreek Vooruit op uw tafels is gelegd. Deze brief kan in de beschouwingen worden betrokken. De heer Ten Hoeve: Mijnheer de voorzitter, betreffende het bestemmingsplan Breed straat het volgende. Onze fractie is blij dat dit plan nu ter vaststelling wordt aangeboden. Weer is een deel van de binnenstad, een deel van het beschermd stadsgezicht, beschermd. Bovendien vindt onze fractie het plan in hoofdzaak een goed plan. Naar aanleiding van de ingediende bezwaarschriften wil ik een aantal opmerkingen maken. In de eerste plaats een opmerking over het wel of niet openstellen van de tuin van Zalen Schaaf. In het algemeen is onze fractie voor het openmaken en openbaar maken van binnen terreinen en dan met name wat betreft groene binnenterreinen. Voor dicht aangrenzende be woners die geen eigen tuin hebben is dat van groot belang. Ook het kunnen betreden van open groene ruimten in de binnenstad is voor het leefklimaat van groot belang. Een en ander maakt de binnenstad namelijk aantrekkelijker en verrassender; dat geldt zeker ook voor dit gebied. Wij hebben in het verleden altijd gepleit voor het openstellen van de tuin van Zalen Schaaf. Bepaalde bouwplannen zijn zelfs daarom wat veranderd. Nu zijn er wat dit punt be treft bezwaren van de bewoners. Wij hebben met onze opstelling altijd bedoeld om iets voor de met name direct aangrenzende bewoners te doen. Nu de bewoners allemaal zeggen dat de tuin, om redenen van veiligheid, baldadigheid, vandalisme en overlast, niet opengesteld moet worden, heeft onze fractie niet de vrijheid om te zeggen dat de tuin wel opengesteld moet worden. Wij kunnen ons overigens wel goed voorstellen dat de opvattingen wat dit be treft zich in de toekomst wijzigen. Wij gaan dan ook akkoord met het voorstel van het college om niet tot openstelling van de tuin van Zalen Schaaf over te gaan. Toch willen wij het colle ge een wijzigingsbevoegdheid geven om openstelling in de toekomst wel mogelijk te maken. In die zin heb ik denk ik ook gereageerd op een motie van de VVD die ik zojuist op mijn tafel vond.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1985 | | pagina 17