63 Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van b. en w., met inachtneming van de toezegging van de wethouder en met aantekening dat de GPV/RPF/SGP-fractie wenst te worden geacht tegen te hebben gestemd. Punt 25 (bijlage nr. 146). Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van b. en w. Punt 26 (bijlage nr. 114). De Voorzitter: Dit punt luidt: Wijzigen van de Verordening op de heffing en invordering van leges. De heer Duijvendak: Gelet op de tijd zal ik proberen mijn verhaal kort te houden. In de Commissie voor de Financiën hebben wij een uitgebreide discussie gehad over dit voorstel van b. en w. Wij hebben toen naar voren gebracht dat wij vinden dat leges zoveel mogelijk naar draagkracht moeten worden geheven, hoe moeilijk dat belastingtechnisch gezien ook is. Bij de muziekschool hebben wij daarvoor met elkaar een oplossing gevonden en ik vind dat dat ook in dit geval moet. Ik hoef een en ander inhoudelijk niet verder te onderbouwen, om dat het collegeprogramma wat dat betreft uitermate helder is: de sterkste schouders moeten de zwaarste lasten dragen. Nu wij het hebben over de invoering van leges voor garantie bij een hypotheek voor bestaande woningen vinden wij ook dat dit principe in dit geval moet worden doorgevoerd. Veel mensen met laee inkomens zijn juist aangewezen op goedkope oudere woningen, omdat goedkope betaalbare huurwoningen vaak ontbreken en het huur subsidiesysteem aan afkalving onderhevig is. Wij vinden het niet terecht dat mensen, die een woning kopen tussen bijvoorbeeld f. 20.000,-- en f. 40.000,--, evenveel moeten betalen als ie mand die een woning koopt voor f. 200.000,--Ook voor de andere geldleningen vinden wij dat het principe dat de sterkste schouders de zwaarste lasten moeten dragen moet worden door getrokken. Daarom vinden wij ook dat de grens waarboven het progressief tarief wordt ge heven lager moet worden. B. en w. stellen deze grens op f. 1.000.000,--, wij vinden dat dit bedrag moet worden verlaagd. Bovendien vinden wij dat er geen maximum moet worden ge steld. Om het kort te houden zal ik nu de tekst van onze motie voorlezen. "De raad van de gemeente Leeuwardenin vergadering bijeen op 22 april 1985, behandelende agendapunt 26, overwegende dat: - een koppeling tussen de hoogte van de geldlening ten aanzien van bestaande woningen en het te betalen legesbedrag voor de ge meentegarantie gemotiveerd kan worden onder verwijzing naar het collegeprogramma waarin staat dat de sterkste schouders de zwaarste lasten moeten dragen; - voor gemeentegaranties voor andere geldleningen dit principe ook zoveel mogelijk gerealiseerd dient te worden, nodigt het college van b. en w. uit met nieuwe voorstellen te komen met betrekking tot de legesheffing ten aanzien van gemeentegaran tie voor geldleningen, zowel die met betrekking tot bestaande wo ningen als de overige geldleningen op basis van het in de overwe gingen genoemde principe." De motie is mede-ondertekend door mijn fractiegenoot, de heer Niemeijer. (De Voorzitter: De motie is voldoende ondersteund en maakt deel uit van de beraadslagingen.) De heer Bijkersma: Ondanks het late uur zal ik mij niet laten afhouden van een reactie op het voorstel van de PAL-fractie, die nu weer komt met een tariefstelling die gebaseerd is op inkomen. De heer Duijvendak doet voorkomen alsof iemand met een hoog inkomen een huis van f. 200.000,— koopt en iemand met een laag inkomen een huis van f. 40.000,--. Ik heb daar geen idee van, want ik heb dat niet onderzocht. De heer Duijvendak heeft een en ander mis schien wel onderzocht. Wel wil ik het inkomensafhankelijke tarief, dat de heer Duijvendak wil invoeren, aanvallen. Bij de algemene beschouwingen hebben wij gezegd, toen de gekunstelde bijdrageregeling werd geschapen voor het muziekinstituut, dat wij ons op een gevaarlijke weg begeven, omdat iets dergelijks dan steeds vaker zal gebeuren. De heer Buurman zei zojuist dat je, als je het over de duivel hebt, de ketting al hoort rammelen. Wel, dit is dan iets ver der weg, maar ik wil ervoor waarschuwen dat inkomensafhankelijke tarieven niet thuishoren in het gemeentelijk beleid. Inkomen is een zaak van de rijksoverheid. Ik wil daar stelling te gen nemen en op grond daarvan wijzen wij de motie af. De heer Pruiksma: Het verhaal van de heer Duijvendak is een perfecte herhaling van hetgeen hij gezegd heeft in de openbare vergadering van de Commissie voor de Financiën. 64 Niettemin dwingt ons dat om toch even te reageren en dus te herhalen wat wij in die commis sievergadering hebben gezegd. Wat de heer Duijvendak wil kan niet. En als dat wel kon, dan zou het niet moeten mogen. Wij zijn op gronden van ons bekend tegen alles wat PAL op dit punt heeft aangevoerd. De heer Buurman: Ik sluit mij aan bij wat de heer Pruiksma gezegd heeft. Het rijk zal heffing naar draagkracht niet toestaan. Mevrouw De Jong: Het laatste wat de heer Buurman aanvoert is volgens mij het door slaggevende punt. Het rijk zal heffing naar draagkracht niet toestaan. Ik zal dan ook tegen de motie van PAL stemmen, hoewel ik die op zich wel sympathiek vind. Voor mij hoeft er be slist geen onderzoek te komen naar de vraag of de lagere inkomens een woning kopen tussen f. 20.000,en f. 40.000,en de hogere inkomens een woning van f. 200.000, Juist de on mogelijkheid van uitvoering van de motie, doet mij besluiten er tegen te stemmen. De heer Kessler (weth.): In zijn algemeenheid klopt het dat in het collegeprogramma staat dat daar waar het mogelijk is inkomensafhankelijke tarieven geheven zouden moeten worden. De sterkste schouders moeten dus de zwaarste lasten dragen. Maar dat geeft ogen blikkelijk een probleem, want, zoals al is opgemerkt, inkomenspolitiek mag niet door de ge meente gevoerd worden. In heel specifieke gevallen kun je nog wel eens, zoals dat gebeurd is met betrekking tot het muziekinstituut, heel specifieke oplossingen bedenken, maar zo iets moet je wel beperken. Wanneer wij een en ander ook zouden toepassen op de nu aan de orde zijnde verordening, dan zal die zonder meer worden afgekeurd. Wat dat betreft kunnen wij ons dus moeite besparen. Bovendien gaat het natuurlijk om een heel klein bedrag, namelijk f. 130,— op een gemiddelde aankoopprijs van een huis van f. 40.000,/f. 50.000, In dit ge val is bedoelde mogelijkheid dus helemaal niet zinvol. Wat betreft de tweede overweging in de motie het volgende. Ik zie niet in hoe je voor gemeentegaranties voor andere geldleningen dan voor woningen een inkomensafhankelijk ta rief zou moeten heffen, want daarbij gaat het niet om individuen, maar om organisaties. De heer Duijvendak: Het spijt mij dat ik de motie niet gekopieerd heb, want iedereen praat hier over inkomensafhankelijke tarieven die wij zouden willen stellen, maar daar is he lemaal geen sprake van. Ik heb gezegd dat je moet kijken naar een koppeling met de hoogte van de hypotheek. Daar gaat het over. In de tweede overweging van de motie gaat het over garantie voor andere geldleningen. B. en w. stellen nota bene zelf voor om voor geldleningen boven één miljoen gulden het basisbedrag van f. 130,te verhogen met l%o voor elke volle f. 100.000,— boven één miljoen. Wat dat betreft doen wij niets anders dan b. en w., alleen wij halen de grens naar beneden. Bij geen van beide zaken is dus sprake van koppeling aan het inkomen. Waar wij wel naar streven is het uitvoeren van het collegeprogramma op dit punt. Wij moeten kijken in hoeverre dat in deze zaak mogelijk is. B. en w. hebben dat met betrek king tot de muziekschool op een creatieve manier geprobeerd. Het enige wat onze motie wil is om door middel van een handige ambtelijke formulering te proberen of hetgeen ten aanzien van de muziekschool is gedaan ook nu lukt. Ik vind het geen schande om op dit moment voor de minima die het moeilijk hebben te proberen alles te doen om hun kosten zo laag mogelijk te houden en daartoe formuleringen te zoeken. Ik vind dat de andere linkse partijen in de raad zich daar ook sterk voor zouden moeten maken. Het CDA zou zich enigszins gebonden moeten achten wat dat betreft aan dit onderdeel van het collegeprogramma Het is niet bij voorbaat vast te stellen dat het door ons voorgestelde onmogelijk is. Ten aanzien van de muziekschool bleek het voorgestelde van het college ook niet onmogelijk te zijn, tenminste voor zover ik weet is dat raadsvoorstel nog niet vernietigd. Laten wij met el kaar kijken of het door ons voorgestelde mogelijk is. Wij moeten dan maar afwachten of een en ander vernietigd wordt. Daarbij is het zo dat er ook andere leges zijn die niet alleen maar gebaseerd zijn op de koppeling aan de hoeveelheid tijd, namelijk de hinderwetvergunning. Wat dat betreft is de argumentatie in de raadsbrief ook zwak. Bij de hinderwetvergunning spelen ook andere factoren een rol. Naarmate het gaat om een groter bedrag, wordt er ook meer in rekening gebracht. Volgens mij zijn er genoeg mogelijkheden om het door ons voorgestelde te proberen. Ik snap dan ook niet waarom zo angstig wordt gereageerd door de raad op ons verzoek aan b. en w. om een en ander te onderzoeken. Ik handhaaf de motie en ik hoop dat die steun krijgt. De heer Bijkersma: De heer Duijvendak zegt: men valt over mij heen, maar ik heb hele maal niet gesproken over inkomenspolitiek. De heer Duijvendak heeft in zijn argumentatie verwezen naar de gekunstelde regeling met betrekking tot het muziekinstituut. Die regeling is wel gebaseerd op inkomensafhankelijke zaken. Een en ander wordt gewoon gekoppeld, mijnheer Duijvendak, want dat is de consequentie van uw eigen woorden.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1985 | | pagina 33