de containers nu bij de flats geplaatst zijn. Ik zeg het dan nog voorzichtig. De briefschrij
ver vraagt zich af of wij ons over deze plaats grondig hebben beraden. In het antwoord op
de brief staat dat de plaats van de wijkcontainers zorgvuldig is bekeken. In zoverre is dat
waar dat wij voor de plaatsing een excursie naar Zwolle hebben gemaakt waar een soortgelijk
systeem is ingevoerd. Wij hebben daar gezien dat de wijkcontainers vaak tegen blinde muren
van flatgebouwen zijn geplaatst. Of er zijn andere oplossingen gevonden voor de plaatsing
van de containers, bijvoorbeeld achter paaltjes.
Ik vraag mij af of deze brief niet eerst in de Commissie voor de Dienst voor Reiniging en
Brandweer moet worden behandeld om te kijken of er in een aantal gevallen een fraaiere op
lossing gevonden kan worden. Er zijn flats die op de begane grond niet bewoond worden
- daar zijn garages en/of bergplaatsen maar ook flats die op de begane grond wel wonin
gen hebben. Ik vind in ieder geval dat wij, wanneer de raad een besluit genomen heeft, ook
moeten staan voor de consequenties daarvan. Wanneer er dienaangaande klachten komen,
dan moeten wij bekijken of er oplossingen zijn om aan de klachten tegemoet te komen. Het
antwoord op de brief komt er in wezen op neer: u zult met de situatie moeten leren leven.
Ik zou het college willen vragen om even met het antwoord op de brief te wachten en de
brief eerst te behandelen in de Commissie voor de Dienst voor Reiniging en Brandweer. Wij
kunnen dan bekijken om hoeveel gevallen het gaat waarvoor wij moeten proberen een oplos
sing te vinden. Ik kan mij voorstellen dat er rondom verschillende containers bijvoorbeeld
coniferen of iets dergelijks geplaatst worden. Na behandeling in de commissie kan deze zaak
terugkomen in de raad hetzij met een gedegen antwoord, hetzij met een andere oplossing
waarvoor wij dan misschien wat geld beschikbaar moeten stellen.
De heer Bijkersma is inmiddels ter vergadering gekomen.
De heer Geerts (weth.): Ik begrijp dat de heer Burg, ondanks het feit dat er een ex
cursie is geweest naar Zwolle, de zorgvuldigheid waarmee de commissie de plaats van de
wijkcontainers heeft bekeken niet al te groot vindt. Hij wil graag deze kwestie nog eens in
de commissie bespreken. Uit het antwoord op de brief heb ik begrepen dat het voor een deel
om tijdelijke plaatsen gaat maar voor een deel ook om definitieve plaatsen. Volgens mij zal het
geen enkel probleem geven, ook niet bij wethouder Miedema, wanneer deze kwestie nog een
keer wordt besproken in de Commissie voor de Dienst voor Reiniging en Brandweer.
Besloten wordt dat deze kwestie, voordat de brief wordt beantwoord, aan de orde zal
worden gesteld in de Commissie voor de Dienst voor Reiniging en Brandweer.
De heer Miedema (weth.) is inmiddels ter vergadering gekomen.
Sub Q.
De Voorzitter: Dit punt luidt: Brief van 25 maart 1985 van het Komité Vrouwen in de
Bijstand waarin onder verwijzing naar de tijdens de demonstratieve bezetting van de GSD
eind mei 1984 gestelde eisen met betrekking tot het verbeteren van de positie van de uitke
ringsgerechtigden wordt verzocht om het beleid ten aanzien van de Sociale Dienst in het
licht van bedoelde eisen onder de loep te nemen.
De heer Siemonsma: In de eerste plaats een opmerking over de door het college opgestel
de samenvatting van de inhoud van de brief. Ik vind de samenvatting wel een beetje selec
tief, te meer daar het onderwerp van de brief is: aanvraag schorsing groepsleider Gemeen
telijke Sociale Dienst (GSD) Leeuwarden. In de samenvatting vermeld onder punt Q van de
mededelingenlijst is dat onderwerp op geen enkele wijze terug te vinden.
Ik wil graag iets zeggen over de samenvatting van de brief zoals het college die heeft
opgesteld en over de aanvraag schorsing groepsleider Meuleman. Uit de Leeuwarder Courant
van vrijdag jl. heb ik kunnen opmaken dat de schorsing van Meuleman, ook na nader beraad
in het college, is afgewezen en dat het college een extern bureau wil laten kijken naar mogelijk
heden tot herstel van de verstoorde verhoudingen. De aanleiding tot het verzoek om schorsing
was uiteindelijk een artikel in de Leeuwarder Courant in de rubriek Te gast. In de aanhef van
dat artikel zegt Meuleman dat veel sociale diensten in Nederland om het hardst roepen dat zij
opkomen voor de belangen van werklozen en al die anderen die een beroep doen op de sociale
dienst. Maar is het in de praktijk wel zo dat een sociale dienst er alles aan doet om deze
mensen te geven waar zij recht op hebben? Werken die sociale diensten daarbij ook zo effici
ent mogelijk? Het antwoord van Meuleman op deze vragen is nee. Wij vinden het opmerkelijk
dat er geen openbare reactie is gekomen van het college of de GSD op de inhoud van dit ar
tikel. Mede gelet op de knelpunten die in de Beleidsnotitie GSD zijn genoemd met betrekking
tot de dienstverlening aan cliënten, vragen wij ons af wat het bureau gaat onderzoeken. (De
Voorzitter: Waar heeft uw betoog betrekking op, mijnheer Siemonsma? Is dat ter illustratie
van het nu aan de orde zijnde punt? Maar komt u ook op dit punt terug?) Ik kom daar op te
rug.
7
Ik wil het college vragen of er alleen sprake is van een opdracht aan het bureau met be
trekking tot de inpassing van Meuleman in de organisatie van de GSD. (De Voorzitter: Waar
staat ergens dat het om de zaak Meuleman gaat? Er ligt hier een brief van 25 maart 1985 van
het Komité Vrouwen in de Bijstand.) Ik heb hier die brief - deze is gericht aan het college
van b. en w. - met als onderwerp: aanvraag schorsing groepsleider GSD Leeuwarden. Ik stel
naar aanleiding van deze brief vragen over de nadere besluitvorming van b. en w. Ik vind
de wijze van samenvatting van deze brief in de mededelingenlijst opmerkelijk. Het onderwerp
staat namelijk duidelijk in de brief vermeld. Ik wil graag weten of het onderzoek betrekking
heeft op de inpassing van Meuleman binnen de organisatie van de GSD of dat het onderzoek
ook betrekking heeft op de interne organisatie van de GSD met het oog op de verbetering
van de dienstverlening aan cliënten. Dat laatste is in feite aanleiding geweest voor Meuleman
om naar buiten te treden. Het lijkt ons dat beide elementen gewenst zijn in het onderzoek.
Ik wil graag weten of ook het college van mening is dat het onderzoek op die manier aange
pakt moet worden om uit de problemen te komen.
De Voorzitter: Ik wijs er op dat de brief met name gaat om kritiekpunten die tijdens de
bezettingsactie naar voren zijn gebracht. De kwestie Meuleman, waar de heer Siemonsma het
over heeft, is de invalshoek om over die kritiekpunten te spreken.
De heer Kessler (weth.): De heer Siemonsma stelt een aantal punten aan de orde. In de
eerste plaats vraagt hij wat het organisatiebureau precies gaat doen. Houdt het bureau zich
alleen bezig met de positie van de heer Meuleman of gaat het ook in op de interne organisa
tie? Het bureau gaat zich uitsluitend richten op de positie van de heer Meuleman. Op dit mo
ment is het zo dat bij de sociale dienst ten aanzien van de heer Meuleman de verhoudingen
zodanig zijn verstoord dat die met een stuk professionele conflictbemiddeling moeten worden
opgelost. Dat is de reden waarom wij het bureau hebben ingehuurd. (De Voorzitter: Ik stel
voor om nu de positie van deze ambtenaar buiten beschouwing te laten, want ik vind eigen
lijk dat privacy-elementen al veel te nadrukkelijk naar voren zijn gekomen. De brief gaat om
kritiekpunten die tijdens de bezetting van de GSD naar voren zijn gebracht. Ik stel voor om
de discussie daartoe te beperken.) Wel, daar zijn geen vragen over gesteld en ik heb dan
verder niets meer te zeggen.
De heer Siemonsma: Ik heb proberen duidelijk te maken dat de interne organisatie van
de GSD alles met deze zaak te maken heeft. Het lijkt mij dat je, als je je in deze zaak en wat
er zich omheen afspeelt beperkt tot de persoon in kwestie, waarschijnlijk een heel klein
symptoom aanpakt. Als er een onderzoek wordt verricht zou je een bredere bedding moeten
kiezen. Ik wil deze zaak niet op de kwestie van de betreffende persoon terugvoeren, maar
juist in een breder kader zetten. Ik verzoek het college om het probleem ook op deze manier te
benaderen, want dat is ook de invalshoek van de briefschrijvers. Vanuit die invalshoek kom
ik ook tot de vraag om niet alleen de positie van de betreffende persoon in het onderzoek te
betrekken, maar ook de knelpunten in de dienstverlening aan de cliënten, welke wij al ge
signaleerd hebben bij de bespreking van de Beleidsnotitie GSD. Daar ging ook de reactie
van de betreffende persoon over. Ik zeg dat de kans groot is dat, als je dat feit er niet bij
betrekt, er een herhaling komt van dezelfde toestand waarvan nu in feite al sprake is.
De heer Kessler (weth.): De discussie gaat in feite over de vraag of er sprake is van
een symptoom of van een incident. Het college staat op het standpunt dat er sprake is van
een incident. Als zodanig zullen wij deze zaak aanpakken. Een en ander betekent natuurlijk
niet dat het college van b. en w./de directeur van de GSD/de hele sociale dienst, altijd kri
tisch kijkt naar hoe de dienstverlening aan de cliënten nog beter kan worden gemaakt dan
die nu al is.
Besloten wordt overeenkomstig het voorstel van b. en w.
Sub R.
De Voorzitter: Dit punt luidt: Brief van 25 maart 1985 van het Steunkomitee Corrie van
Hilten waarmee een solidariteitsverklaring wordt aangeboden waarin wordt aangedrongen op
het toekennen van een bijstandsuitkering aan Corrie van Hilten.
Mevrouw Vlietstra: Wij hebben ons wat verbaasd over het antwoord op de brief van het
Steunkomitee Corrie van Hilten. Het antwoord vinden wij nogal formeel. Wij vinden het jam
mer dat het college geen inhoudelijke uitspraak heeft gedaan over het verzoek van mevrouw
Van Hilten, want dat is in feite hetgeen het steunkomitee gevraagd heeft. Wij hebben de in
druk dat dat ook wel had gekund.
In onze fractie is uitvoerig over deze zaak gepraat. Uiteindelijk hebben wij het volgende
standpunt ingenomen. De PvdA-fractie wil op de lange termijn naar een situatie waarin ie-