dereenongeacht hoe men woont - alleen of samen -recht heeft op een eigen toereikend in komen uit arbeid en daarvan afgeleid een eigen zelfstandig recht op een uitkering. Wij willen dus toe naar een individualisering van zowel de inkomens als de uitkeringen. Onderhouds plicht kan in zo'n systeem niet meer bestaan. Uiteindelijk is de besluitvorming daarover een landelijke zaak; dat realiseren wij ons heel goed. In de zaak Corrie van Hilten is dat ook uit voerig van verschillende kanten naar voren gebracht. Gemeenten kunnen wat dat betreft weinig bijdragen. Wat de gemeenten wel kunnen doen is druk uitoefenen op regering en par lement om veranderingen in gang te zetten. Ik meen dat het college in de vorige raadsverga dering heeft aangekondigd dat er een notitie komt onder anderen over het beleid met betrek king tot de economische eenheden. Dan is ook het hele punt van individualisering in het ge ding. Wij zullen dan als raad ook kunnen bekijken op welke manier wij ons standpunt bij de rijksoverheid naar voren kunnen brengen. Naar aanleiding van de brief van 25 maart 1985 van het Steunkomitee Corrie van Hilten heeft onze fractie besloten om er bij de fractie van de PvdA in de Tweede Kamer op aan te dringen deze zaak in de Kamer aanhangig te maken. Met "deze zaak" bedoel ik dan niet al leen de zaak Corrie van Hilten, maar met name de discussie over de verdergaande individua lisering van inkomens en uitkeringen. Ik zou mij kunnen voorstellen dat andere fracties beslui ten om dat zelfde te doen, voor zover zij dat al niet gedaan hebben. Op hetgeen wij als raad doen kunnen wij in een later stadium terugkomen. De heer Siemonsma; De wegen van het college zijn soms ondoorgrondelijk. Iedereen wacht op een uitspraak inzake het bezwaarschrift van Corrie van Hilten met betrekking tot de afwijzing van aanvullende bijstand. Na een hele tijd blijkt dan dat het bezwaarschrift niet ontvankelijk wordt verklaard, omdat er nog een procedure bij gedeputeerde staten loopt. Bij nader inzien blijkt de zaak toch niet zo mysterieus te zijn, omdat het college hiermee een omtrekkende beweging maakt. Hier is bepaald geen sprake van een doortastend beleid om tot een uitspraak te komen. Het vervelendste is echter dat Corrie van Hilten in een financi eel onmogelijke positie wordt gehouden. Deze regering probeert tegen de brede maatschap pelijke ontwikkeling naar individualisering in het gezin als modale leefvorm in de wetgeving overeind te houden en andere leefvormen daar in te persen, bijvoorbeeld door economische eenheden en voordeurdelersregelingen. De gemeentelijke overheid wordt met de onmogelijke gevolgen van deze regulering opgescheept in de vorm van steeds meer controle op uitke ringsgerechtigden en financiële problemen van burgers die door deze regulering tussen wal en schip vallen. Zo iemand is Corrie van Hilten. Het is volgens PAL een taak van de gemeen te als uitvoerder van deze wetten zich het probleem van haar en steeds meer anderen aan te trekken en aan te kaarten bij de rijksoverheid. Daarom vinden wij het ontwijkende gedrag van b. en w. ook zo teleurstellend. Naar onze mening is het nu niet het juiste moment om uitgebreid op deze zaak in te gaan. Het lijkt ons een goede zaak een en ander te betrekken bij de discussie over het beleid van de Gemeentelijke Sociale Dienst (GSD) ten aanzien van economische eenheden en voordeurde lers. Formeel ligt er op dit moment ook geen verzoek of bezwaarschrift meer van Corrie van Hilten. Wij willen het college verzoeken om op zo kort mogelijke termijn een schriftelijk voor bereide discussie mogelijk te maken aan de hand van de notitie betreffende het beleid van de GSD ten aanzien van economische eenheden en voordeurdelers. Wanneer kan deze notitie in de raad verwacht worden? De heer Bijkersma; Mijnheer de voorzitter, ik wil via u een korte opmerking maken in de richting van de vorige spreker. De heer Siemonsma zegt dat deze regering tegen brede maatschappelijke opvattingen in het gezin weer centraal tracht te stellen. Ik vind dat een heel verkeerd uitgangspunt. Misschien dat de heer Siemonsma die mening is toegedaan, maar ik vraag mij af of die opvattingen al zo breed in de maatschappij zijn gegrondvest. De heer Siemonsma kan een en ander volgens mij ook niet bewijzen. De heer Siemonsma: Ik vroeg mij al af hoe de VVD-fractie zou reageren, want ik dacht dat die ook voor het individu opkomt. Maar mag ik de opmerking van de heer Bijkersma be schouwen als een ondersteuning van mijn betoog? (De heer Bijkersma: Helemaal niet!) De hear Jansma: Ik haw yn 'e krante lézen dat deputeare steaten yntusken b. en w. fan Ljouwert yn it gelyk steld hawwe. As sadanich is der op dit stuit gjin oanlieding om fierder te praten oer it brief fan Corrie van Hilten. Dizze kwestje wurdt no lykwols yn de lannelike polityk brocht, mar dér hawwe wy oare kanalen foar. De heer Kessler (weth.): Er zijn twee fracties die verbaasd zijn over het antwoord van het college. Ik wil daar het volgende over zeggen. De reactie van het college is op zich zelf juist, maar beperkt zich inderdaad tot de formele gang van zaken. In zijn algemeenheid is het zo dat - dat heeft de Afdeling Rechtspraak van de Raad van State al een aantal keren uitgesproken - een orgaan niet bevoegd is om hangende een beroep op een beslissing terug te komen. Vandaar dat dat ook in ons antwoord staat. 9 Ik kan mij echter voorstellen dat de raad ook geïnteresseerd is in het inhoudelijke standpunt van het college en daar wil ik wel even heel kort op ingaan. Ook al zouden wij wel bevoegd zijn om op de beslissing terug te komen, dan hadden wij dat toch niet gedaan. Dat betekent dat wij dat, wanneer er een nieuw verzoek zou komen, ook in de toekomst niet zul len doen. Het belangrijkste argument daarvoor is dat de Algemene Bijstandswet een honore ring van een dergelijk verzoek niet toestaat. In de situatie van de heer Beimin en mevrouw Van Hilten is heel duidelijk sprake van een economische eenheid en daar is op zich geen ver andering in gekomen. Weliswaar is er een privaatrechtelijke uitspraak van de rechter dat de heer Beimin mevrouw Van Hilten niet hoeft te onderhouden, maar dat heeft op zich zelf nog geen invloed op de manier waarop in Nederland publiekrechtelijk allerlei zaken geregeld zijn. Met andere woorden, op het moment dat wij een dergelijke bijstandsuitkering zouden geven zouden wij worden teruggefloten. Een en ander betekent dat je dat dan beter maar niet kunt doen, tenzij je op landelijk niveau een discussie zou willen aankaarten of je als gemeente dergelijke stappen zou moeten ondernemen. Deze discussie kunnen wij het beste voeren op het moment dat de notitie over economische eenheden in de raad besproken wordt. Er is ge vraagd wanneer die notitie verwacht kan worden. Ik heb vanmorgen geholpen bij het opstel len van een planningsschema dienaangaande. Wij koersen er op aan om op 24 juni een derge lijke notitie in de raad te bespreken. Besloten wordt overeenkomstig het voorstel van b. en w. Sub S. Besloten wordt overeenkomstig het voorstel van b. en w. Sub T. De Voorzitter: Aan de orde is thans: Brief van 28 maart 1985 van de Stichting Lesbisch Archief Leeuwarden, waarbij u een inhoudelijk en financieel verslag wordt aangeboden van de in 1984 door de stichting uitgevoerde activiteiten. De heer Buurman: Wanneer een financieel en inhoudelijk verslag van een subsidie ont vangende instelling wordt aangeboden, mijnheer de voorzitter, zal een gemeenteraad mogen verwachten dat b. en w. voorstellen dit verslag voor kennisgeving aan te nemen. De porte feuillehouder en de ambtenaren van de afdeling Welzijn zouden zich daarmee kunnen redden in verband met de beoordeling of de ter beschikking gestelde subsidies zijn besteed conform bepalingen en de aanvraag. Het verslag zou dan ook helemaal niet op de mededelingenlijst voorkomen. B. en w. stellen echter voor deze brief ter afdoening in hun handen te stellen. Is dit om een aanvraag om een aanvullende subsidie af te handelen? Als dat het geval is, dan lijkt het mij juist dat deze aanvraag eerst voorgelegd wordt aan de Commissie voor Welzijns- aangelegenheden. Er is geen sprake van tijdnood. De heer Heere (weth.): Ik word voortdurend op ideeën gebracht waar ik zelf niet op zou zijn gekomen. Ik wijs de heer Buurman er op dat de brief niet alleen gericht is aan het colle ge van b. en w., maar ook aan de gemeenteraad. Met andere woorden, dat is de reden waar om wij aan de gemeenteraad een voorstel moeten doen met betrekking tot de afdoening van de brief. Die afdoening kan in een bijzonder geval als dit niet volstaan met alleen maar voor kennisgeving aannemen, omdat, op een overigens naar mijn mening wat oneigenlijke wijze, hierbij verslaggeving en het doen van een aanvullend subsidie door elkaar heen zijn ge vlochten. De formulering onder punt T van de mededelingenlijst "ter afdoening" wil dus het volgende zeggen. In de eerste plaats zal het stuk, voor zover het de verslaglegging be treft, op de gebruikelijke wijze worden behandeld. De heer Buurman heeft dat zojuist ook aangegeven. In de tweede plaats zal er wellicht worden gekomen met een voorstel ter zake het verzoek dat door de Stichting Lesbisch Archief Leeuwarden op het punt van aanvullende subsidiëring is gedaan. Daarbij zullen wij uiteraard de methodiek volgen die wij met elkaar hebben afgesproken. In het geval hier sprake zou zijn van onvoorzien en onuitstelbaarzul len wij een en ander eerst voorleggen aan de Commissie voor Welzijnsaangelegenheden. De heer Buurman: Ik ben erkentelijk voor de toezegging dat de aanvraag in de commis sie aan de orde komt. De redactie van het voorstel van b. en w. had wel wat zorgvuldiger kunnen zijn, omdat er in het verslag namelijk een subsidie-aanvraag is opgenomen. De heer Heere (weth.): De heer Buurman heeft het over een toezegging, maar ik heb al leen gereleveerd wat de normale praktijk is. Besloten wordt overeenkomstig het voorstel van b. en w.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1985 | | pagina 5